2.3.2 Professionele betrouwbaarheid

2:44 De professionele betrouwbaarheid van een persoon houdt verband met diens integriteit en eerlijkheid. Dit kenmerk kan meer concreet worden geanalyseerd op basis van de vroegere handelingen van een persoon. Meer specifiek kan aan de hand van de antecedenten van een persoon nagegaan worden of men er redelijkerwijze van kan uitgaan dat deze persoon de hem/haar toevertrouwde taak op een eerlijke, toegewijde, ethische en integere wijze zal vervullen.

2:45 Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen het beroepsverbod, dat automatisch wordt opgelegd zonder dat de toezichthouder zijn beoordelingsbevoegdheid aanwendt, en de ruimere beoordeling van de professionele betrouwbaarheid, waarbij de toezichthouder zijn beoordelingsbevoegdheid wel degelijk moet uitoefenen. Er is echter een verband tussen beide, in die zin dat de toezichthouder in welbepaalde situaties die niet onder een beroepsverbod vallen, zijn beoordelingsbevoegdheid dermate strikt kan invullen dat dit leidt tot een situatie die vergelijkbaar is met een beroepsverbod ("quasi-automatische" weigering).

2.3.2.1 Beroepsverbod

2:46 Artikel 20 van de bankwet bevat een lijst van veroordelingen die ertoe leiden dat de betrokkene gedurende een welbepaalde periode de functie van bestuurder, effectieve leider of verantwoordelijke voor een onafhankelijke controlefunctie niet meer mag uitoefenen. De toezichthouder kan geen afwijkingen of uitzonderingen hierop toestaan.

2.3.2.2 Beoordelingsbevoegdheid van de toezichthouder

2:47 De beoordeling van de professionele betrouwbaarheid van een persoon mag evenwel niet beperkt worden tot het nagaan van de afwezigheid van beroepsverboden. Het begrip “betrouwbaarheid” dient ruim te worden opgevat, in die zin dat alle relevante antecedenten iemands professionele betrouwbaarheid kunnen aantasten. Strafrechtelijke vorderingen en het optreden van de toezichthouder als administratieve autoriteit staan los van elkaar omdat zij verschillende doelstellingen nastreven en dus ook tot een verschillende beoordeling van de feiten kunnen leiden. De beoordeling van de professionele betrouwbaarheid hangt niet noodzakelijk samen met de strafrechtelijke kwalificatie van de gedragingen of handelingen of met de afloop van een strafrechtelijke procedure. Deze beoordeling is immers niet gebaseerd op het begrip "schuld" in de strafrechtelijke betekenis van het woord, maar op de beoordeling van feiten en gedragingen, waarbij het de bedoeling is na te gaan of de te beoordelen personen wel de vereiste kwaliteiten bezitten om hun functie op te nemen en de daarbij horende verantwoordelijkheden te dragen.

2:48 Aan de hand van het standaardformulier dat in hoofdstuk 5 van dit handboek wordt toegelicht en van de preciseringen die ter zake worden verstrekt in de SSM-Gids, kunnen de instellingen bepalen aan welke elementen specifieke aandacht moet worden besteed in het kader van een beoordeling van de professionele betrouwbaarheid.

a. Antecedenten die beschouwd worden als misdrijven voor het beroepsverbod

2:49 Er zij op gewezen dat aan de vaststelling van schuld, zonder dat formeel een veroordeling door de daartoe bevoegde instantie werd uitgesproken, eenzelfde gevolg dient te worden gegeven als aan een veroordeling. De betrokkene kan namelijk niet voldoende professioneel betrouwbaar worden geacht. In de praktijk betekent dit bijvoorbeeld dat een voorwaardelijke straf (met schuldbekentenis) op dezelfde manier wordt behandeld als een veroordeling.

2:50 Ten aanzien van lopende of hangende procedures op strafrechtelijk, administratief of tuchtrechtelijk vlak in hoofde van een te beoordelen persoon, vult de toezichthouder zijn beoordelingsbevoegdheid strikt in door ervan uit te gaan dat deze persoon niet als voldoende professioneel betrouwbaar kan worden beschouwd wanneer:

  • de onderliggende feiten erkend worden door de betrokkene; of,
  • de betrokkene reeds een eerste veroordeling hiervoor heeft opgelopen, ook al staan hiertegen nog beroepsmogelijkheden open.

b. Antecedenten die verband houden met het witwassen van geld en de financiering van terrorisme

2:51 Er moet bijzondere aandacht worden besteed aan feiten die verband houden met het witwassen van geld en de financiering van terrorisme. In dit verband moet een onderscheid worden gemaakt tussen (i) inbreuken op de wetgeving inzake de voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (repressieve aspecten) en (ii) inbreuken op de verplichtingen inzake de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (preventieve aspecten).

2:52 De toezichthouder heeft geen onderzoeksbevoegdheid voor inbreuken op de wetgeving inzake de voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme. Hij baseert zich in dit verband op de informatie die door de ter zake bevoegde autoriteiten en de gerechtelijke autoriteiten (strafrecht) wordt verstrekt. De conclusies van deze autoriteiten worden beschouwd als essentiële informatie voor de vaststelling van de professionele betrouwbaarheid van de betrokkene.

2:53 De toezichthouder is daarentegen bevoegd om toe te zien op de naleving door de Belgische financiële instellingen van hun Europese en nationale verplichtingen inzake de strijd tegen het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, alsook van hun organisatorische verplichtingen inzake de bevriezing van tegoeden en geldovermakingen. Indien iemand in het verleden een functie heeft bekleed bij een instelling waar een inbreuk op deze verplichtingen werd vastgesteld, moet de instelling waar deze persoon voor een nieuwe functie solliciteert een grondig onderzoek uitvoeren naar de feiten om na te gaan welke gevolgen deze hebben voor zijn/haar professionele betrouwbaarheid[1]. De toezichthouder voert ook zijn eigen beoordeling uit op basis van de informatie waarover hij beschikt.

c. Financiële antecedenten

2:54 Het financiële gedrag van een persoon is relevant in het kader van de beoordeling van zijn/haar professionele betrouwbaarheid, aangezien dit een impact kan hebben op zijn/haar reputatie. Van personen die een functie bekleden die een geschiktheidsbeoordeling vergt, wordt immers verwacht dat zij hun zaken op een degelijke en voorzichtige wijze beheren. Zij moeten kunnen aantonen dat de uitoefening van hun functie niet negatief wordt beïnvloed door een financieel antecedent.

2:55 Er dient evenwel te worden benadrukt dat het gegeven dat een persoon over beperkte financiële middelen beschikt, diens geschiktheid voor een functie niet negatief mag beïnvloeden.

2:56 Rekening houdend met de bovengenoemde wegingsfactoren moet aandacht worden besteed aan financiële antecedenten, zowel in de persoonlijke als in de zakelijke sfeer. Bij wijze van voorbeeld kan gewezen worden op de volgende situaties:

  • de betrokkene heeft aanzienlijke persoonlijke financiële problemen gehad (bijvoorbeeld terugkerend gokgedrag, een patroon van buitensporige schulden, ...) en deze hebben tot gerechtelijke, invorderings- of incassoprocedures geleid;
  • er is ten aanzien van de betrokkene een schorsing van betaling, staat van kennelijk onvermogen, faillissement, schuldsanering of schuldeisersakkoord aangevraagd of uitgesproken;
  • de betrokkene was reeds verwikkeld in fiscale procedures, of er kan verwacht worden dat hij/zij daarin betrokken zal geraken;
  • de betrokkene is veroordeeld tot het voldoen van openstaande schulden wegens aansprakelijkheid voor het faillissement van een vennootschap of rechtspersoon;
  • er is staking van betaling of faillissement aangevraagd of uitgesproken met betrekking tot een vennootschap, instelling of andere organisatie waarin de persoon een bestuurs- of onafhankelijke controlefunctie vervult of heeft vervuld, of op een andere wijze het beleid op significante wijze beïnvloedt of heeft beïnvloed, of waarin hij/zij een significant belang bezit of bezat.

d. Andere antecedenten

2:57 Rekening houdend met de bovengenoemde wegingsfactoren dient voorts ook aandacht te worden besteed aan:

  • andere strafrechtelijke, tuchtrechtelijke, burgerrechtelijke en administratiefrechtelijke veroordelingen (bv. inbreuken op de wetgeving inzake de voorkoming van het witwassen van geld, consumentenwetgeving, belastingwetgeving, enz.);
  • lopende zaken in deze domeinen, in het bijzonder de betrokkenheid van een persoon bij onderzoeken of sanctieprocedures gevoerd door de betrokken toezichthouder of andere toezichthouders;
  • minnelijke schikkingen ("verval van de strafvordering door het betalen van een geldsom") of dadingen betreffende inbreuken op financiële of andere wetgeving;
  • andere feiten die - ongeacht hun juridische kwalificatie - van dien aard zijn dat zij iemands professionele betrouwbaarheid in twijfel kunnen trekken (zie in dit verband ook de paragrafen 72 tot en met 77 van de richtsnoeren EBA/GL/2021/06), zoals:
    • tekenen van gebrek aan transparantie, openheid en samenwerking van de persoon in zijn/haar omgang met bevoegde autoriteiten;
    • eventuele weigeringen, herroepingen, intrekkingen of schrappingen van een registratie, vergunning, lidmaatschap of licentie om een vak, bedrijf of gereglementeerd beroep uit te oefenen;
    • de redenen voor de beëindiging van een dienstbetrekking of van een vertrouwensfunctie, vertrouwensrelatie of soortgelijke situatie of voor een verzoek om een dergelijke functie neer te leggen;
    • diskwalificatie door een relevante bevoegde autoriteit om op te treden als lid van het wettelijk bestuursorgaan, met name van personen die daadwerkelijk leiding geven aan een entiteit; en
    • andere bewijzen of ernstige beschuldigingen op basis van relevante, geloofwaardige en betrouwbare informatie waaruit kan worden opgemaakt dat de persoon handelt op een wijze die strijdig is met hoge gedragsnormen.

2:58 De bovenstaande opsomming moet zowel rechtstreeks (met betrekking tot de persoon zelf) als onrechtstreeks (met betrekking tot een onderneming, instelling of andere organisatie waarin de persoon een functie uitoefent of heeft uitgeoefend die een geschiktheidsbeoordeling vergt, of op een andere wijze het beleid op significante wijze beïnvloedt of heeft beïnvloed, of waarin deze persoon een significant belang bezit of bezat) in aanmerking worden genomen. In dit laatste geval moet uiteraard de mate van betrokkenheid van de persoon worden meegewogen.

 

[1] Instellingen kunnen informatie over antecedenten op het gebied van witwassen en financiering van terrorisme verkrijgen op verschillende manieren, zoals via een verklaring van de betrokken persoon, raadpleging van het strafregister, door de toezichthouders gepubliceerde administratieve sancties, de door de Thesaurie gepubliceerde lijst van financiële sancties, de pers, enz.