De evolutie van de winstmarges van bedrijven en inflatie

Artikel gepubliceerd in het Economisch tijdschrift van 2023

De Nationale Bank van België gaf eerder al aan dat er geen bewijs is van wijdverspreide 'graaiflatie' in België. Hoe moeten we de recente bewegingen in de margevoet echter begrijpen vanuit een langetermijnperspectief? Welke structurele factoren spelen een rol? In welke mate weerspiegelt de margevoet de realiteit op bedrijfsniveau? En waren bedrijfswinsten een aanjager van de recente inflatieopstoot?

Download het artikel Persbericht

Sinds 2019 wordt de volledige versie van de artikels van het Economisch Tijdschrift in het Engels gepubliceerd, met een digest in het Nederlands en het Frans.

Digest

Winstgevendheid is een belangrijk (bedrijfs-)economisch fenomeen. De winstgevendheid die in het verleden werd behaald of voor de toekomst wordt verwacht, beïnvloedt de aanwervings- en investeringsstrategieën van bedrijven. Hogere winsten zijn typisch gecorreleerd met een hogere economische groei en werkgelegenheid. Bovendien kan winstgevendheid een buffer vormen om externe schokken op te vangen, zoals een vertraging van de vraag, een plotse stijging van de inputprijzen (bijvoorbeeld energieprijzen), hogere financieringskosten of, zoals we in het recente verleden zagen, een combinatie hiervan. In het publieke debat worden toenemende bedrijfswinsten echter vaak bekritiseerd: ze zouden staan voor 'hebzucht' van bedrijven en, vooral recentelijk, bijdragen aan een hogere inflatie die de koopkracht uitholt.

De evolutie van de winstgevendheid van de bedrijven moet echter ook worden gezien tegen de achtergrond van het kostenconcurrentievermogen van de Belgische bedrijven en de ruimere macro-economische situatie. In België bestaat een gedetailleerd wettelijk kader om te voorkomen dat loonontwikkelingen op basis van onderhandelingen leiden tot een aanhoudende verslechtering van het concurrentievermogen, wat zou kunnen drukken op de investeringen, werkgelegenheid en groei. Dit kader kwam echter onder druk te staan door de recente piek in de inflatie en de daaruit voortvloeiende aanzienlijke indexering van de nominale lonen.

Een specifieke analyse door Bijnens et al. (2023) toonde eerder al op basis van microgegevens aan dat de recente prijsstijgingen vooral werden gevoed door hogere inputkosten en dat bedrijven, ook vanuit micro-economisch perspectief, hun winstmarges over het algemeen niet hebben verhoogd.

Dit artikel voegt extra elementen toe aan deze analyse. Ten eerste plaatsen we de recente evolutie van de winstmarges in een bredere context door te kijken naar langetermijntrends. Daarbij proberen we de impact van samenstellingseffecten op die trends weer te geven, vergelijken we de Belgische situatie met die in de buurlanden en stellen we overige factoren vast die een rol konden spelen. Ten tweede kijken we aan de hand van meer gedetailleerde balansgegevens naar verschillende indicatoren van winstgevendheid voor de ‘typische’ onderneming om de informatie uit de statistieken van de nationale rekeningen en de macro-indicatoren aan te vullen. In dit verband moet worden benadrukt dat de macro-economische indicatoren fors kunnen verschillen van de realiteit op bedrijfsniveau. Tot slot herbekijken we de vraag in welke mate de winsten bijdroegen tot de inflatie in België.

Volgens de macro-economische statistieken vertonen de brutowinstmarges van Belgische bedrijven op lange termijn een opwaartse trend, met een aanzienlijke versnelling vanaf 2014. Ook na de daling vanaf 2022 die wordt waargenomen in de recentste statistieken blijven ze nog steeds op een zeer hoog niveau.

Een deel van de toegenomen macro-economische marge kan worden teruggevoerd op hogere kapitaalafschrijvingen. Deze namen geleidelijk toe omdat het aandeel van activa met een langere levensduur in de kapitaalvoorraad afnam ten voordele van bijvoorbeeld IT- en transportapparatuur, die een kortere levensduur hebben. Dit vereist hogere kapitaalafschrijvingen die moeten worden gefinancierd uit de brutomarges van bedrijven. De margevoet exclusief kapitaalafschrijvingen, dat wil zeggen de nettomargevoet, had op lange termijn een gematigder verloop. Niettemin nam ook deze sinds 2014 duidelijk toe.

De stijging van de gemiddelde winstmarges sinds 2014 is gedeeltelijk te wijten aan samenstellingseffecten (voor ongeveer een derde): activiteiten met hogere winstmarges hebben hun relatieve belang in het bbp zien toenemen. De farmaceutische industrie, maar ook de vastgoedontwikkelingsactiviteiten zijn voorbeelden hiervan. Het grootste deel van de stijging kan echter niet worden verklaard door dergelijke verschuivingen in de structuur van de economische activiteit, maar wordt verklaard door toegenomen winstmarges binnen individuele bedrijfstakken, zowel in de verwerkende industrie als de dienstensector. Het valt buiten het bestek van dit artikel om commentaar te leveren op de specifieke situatie van individuele industrieën, laat staan bedrijven, maar dat resultaat suggereert dat er breed werkende factoren in het spel zijn. Een belangrijke conclusie van onze analyse is dat de loonkosten veel minder stegen dan de arbeidsproductiviteit (wat samenvalt met een dalend aandeel van de lonen in het nationale inkomen). Dit is het gevolg van de verschillende beleidsmaatregelen om het kostenconcurrentievermogen van Belgische bedrijven te verbeteren, zowel via de loonnormen (die de reële loonstijging beperken) als via ad-hocmaatregelen in de periode na 2014, zoals de tijdelijke opschorting van de indexeringsmechanismen en de verlagingen van de door de werkgever betaalde socialezekerheidsbijdragen.

Bekeken naar niveau liggen de Belgische loonkosten per eenheid product daardoor nu dicht bij het niveau in Nederland, maar duidelijk lager dan dat in Frankrijk en Duitsland. Dit staat in contrast met de situatie van vóór 2014, toen de Belgische arbeidskosten per eenheid product aanzienlijk hoger lagen dan in de buurlanden. De lagere arbeidskosten droegen waarschijnlijk, naast andere factoren, bij aan de sterke groei van de werkgelegenheid sinds 2014 en de aanhoudende krapte op de arbeidsmarkt. In dit verband moet worden benadrukt dat we verwachten dat de kloof ten opzichte van de gemiddelde loonkosten per eenheid product in de buurlanden op korte termijn weer iets groter zal worden als gevolg van de nog steeds hoge impact van de automatische indexering.

De stijging van de margevoet was opvallend groot in de verwerkende industrie. Hoewel de loongroei er bovengemiddeld was, steeg de productiviteit nog sterker, waardoor de kloof tussen de loonkosten en de productiviteitsgroei in de verwerkende industrie duidelijk toenam. Dit zou erop kunnen wijzen dat het sterk gecentraliseerde systeem voor loononderhandelingen onvoldoende ruimte biedt om de loonstijging te verbinden met de bedrijfstakspecifieke productiviteitstrends, waardoor de winstontwikkeling uiteenloopt.

Een internationale vergelijking toont aan dat de winstmarges in België ook aanzienlijk zijn losgekoppeld van de evolutie in de drie belangrijkste buurlanden (waaraan het wettelijke kader voor het kostenconcurrentievermogen is gekoppeld). Ten eerste hebben deze laatste niet allemaal kunnen profiteren van de eerder vermelde gunstige samenstellingseffecten. Een tweede, belangrijkere factor is dat de groei van de loonkosten in die landen minder afweek van de productiviteitsgroei dan in België.

De macro-economische margevoet kan echter ver zijn verwijderd van de realiteit van de bedrijfsresultaten van een ‘typische’ onderneming. Daarom berekenden we enkele winstconcepten op basis van de gedetailleerde balansgegevens van bedrijven. Hoewel deze duidelijk lagere marges vertonen, is de stijging sinds 2014 ook in deze gegevens te zien. Dit bevestigt de macro-economische analyse. Bovendien toont de analyse op basis van de microgegevens dat de winstgevendheid van de mediane onderneming in onze steekproef in 2021 nabij of op een historisch hoogtepunt lag. Er moet echter worden benadrukt dat de gedetailleerde balansgegevens voor 2020 en 2021 op het moment van schrijven nog werden gecontroleerd en nog geen betrekking hadden op het jaar 2022. Het lijkt waarschijnlijk dat de winstgevendheid sindsdien aanzienlijk is verslechterd tegen de achtergrond van de kostencrisis.

Ten slotte onderzochten we ook specifiek het verband tussen bedrijfswinsten en inflatie, zij het door de lens van de bbp-deflator, die veel minder steeg dan de index voor de consumentenprijzen. In het algemeen bevestigen we de bevindingen in eerder werk van Baugnet en De Keyser (2015): de winstmarges zijn in België sterk negatief gecorreleerd met de loonkosten. Dit verklaart waarom de stijging van de winstmarges in de periode 2014-2021 geen sterke inflatiepiek veroorzaakte. In feite weerspiegelde de stijging vooral de zeer gematigde groei van de loonkosten per eenheid product. De uitsplitsing van de bbp-deflator werpt ook licht op de recentste ontwikkelingen: de inflatie steeg inderdaad spectaculair vanaf medio 2021, maar de binnenlandse kostendruk kwam vooral van de stijgende loonkosten door de automatische indexeringsmechanismen. De bijdrage van de bedrijfswinsten aan de inflatie daalde daarentegen in de afgelopen kwartalen en werd zelfs negatief. Dit staat haaks op de ontwikkelingen in andere landen waar de winsten per eenheid product de inflatie aanvankelijk wel opdreven, omdat de arbeidskosten langzamer stegen.