Perscommuniqué - WP 210: Het ramen van reactiefuncties van het monetair beleid: Een discrete-keuzebenadering
Het ramen van reactiefuncties van het monetair beleid: Een discrete-keuzebenadering
In deze working paper wordt een discrete-keuzemodel voorgesteld voor het ramen van de reactiefuncties van het monetair beleid, op basis van Hu en Phillips (2004). Deze methode maakt een onderscheid tussen het bepalen van de onderliggende gewenste rente die ten grondslag ligt aan de wijzigingen van de beleidsrente en het daadwerkelijk aanpassen van de rente. De methode wordt toegepast op de rentebeslissingen van de ECB tussen 1999 en 2010, door een vooruitziende Taylor-regel op maandbasis te schatten aan de hand van realtime gegevens uit de Survey of Professional Forecasters. Alle parameters worden significant geraamd en met het verwachte teken. Het opnemen van de periode van financiële onrust in het staal resulteert in een minder agressieve beleidsregel, aangezien de ECB rekening moest houden met de ondergrens van de nominale rente. De niet-conventionele maatregelen van de ECB droegen evenwel bij tot het omzeilen van deze beperking op het monetaire beleid. Voor het staal van vóór de financiële onrust is de geraamde gewenste beleidsrente van het discrete-keuzemodel agressiever en minder gradueel dan de kleinste-kwadratenraming van dezelfde regelspecificatie. Dit kan worden verklaard door het feit dat het discrete-keuzemodel in aanmerking neemt dat de centrale banken de rentetarieven met discrete stappen wijzigen. Een voordeel van het discrete-keuzemodel is dat het kansen toewijst aan de verschillende uitkomsten van elke vergadering waarop een rentebeslissing wordt genomen. Deze kansen correleren vrij sterk met de resultaten van de enquêtes bij economen van commerciële banken.