Kostprijs eigen woning opnemen in de inflatiemaatstaf: focus op België

Bij de strategische herziening van het monetaire beleid van de Europese Centrale Bank (ECB) (2020-2021) werd ervoor gepleit de kosten voor een eigen woning op te nemen in de inflatiemaatstaf. Uit enquêtes die de ECB en de nationale centrale banken organiseerden bij het grote publiek, bleek immers dat er bij de bevolking een grote bezorgdheid leeft rond de stijgende kosten voor huisvesting wanneer zij aan het concept inflatie denkt. Onder meer de aankoopkosten van huizen zitten echter nog niet vervat in de huidige inflatiemaatstaf die de ECB hanteert, namelijk de Geharmoniseerde consumptieprijsindex (HICP).

Eurostat publiceert al een index waarin aankoopprijzen van huizen, maar ook andere kosten zoals registratierechten en renovatiewerken, vervat zitten. Het gaat over de index van “kosten voor eigen woning” (owner-occupied house price index). De ECB pleit ervoor om die index, in fases, in de bestaande HICP-index te integreren. In dit artikel gaat het departement Studiën van de Nationale Bank in op wat die index juist weerspiegelt, hoe de opname ervan zal gebeuren, en wat de impact ervan zou zijn op de inflatiemeting. De focus wordt daarbij gelegd op de Belgische resultaten.

In de meest recente periode is de impact niet onbelangrijk. In 2020 zou de Belgische inflatie inclusief kosten voor eigen woning bijvoorbeeld 0,7 % hebben bedragen, in plaats van de officiële 0,4 %, een impact dus van 0,3 procentpunt. Op basis van de eerste drie kwartalen van 2021 zou de impact in dat jaar zelfs 0,4 procentpunt bedragen.