Methodologie

De statistieken van de betalingsbalans en van de internationale investeringspositie worden opgesteld krachtens de Europese en internationale normen die worden beschreven in de Balance of Payments and International Investment Position Manual (zesde editie) van het Internationaal Monetair Fonds.

De statistieken van de buitenlandse directe investeringen zijn conform de normen van de OECD Benchmark Definition of Foreign Direct Investment (vierde editie).

In dit gedeelte wordt de tenuitvoerlegging van deze bepalingen door de Nationale Bank van België beknopt beschreven.

Betalingsbalans

De Nationale Bank van België (NBB) begon met het invoeren van een nieuw systeem voor het verzamelen van gegevens in 2006. Het is niet langer een international transaction reporting system (ITRS) gebaseerd op betalingen. Het nieuwe systeem is veeleer gebaseerd op een combinatie van verschillende enquêtes die door de NBB worden gehouden met betrekking tot de handel in diensten, de buitenlandse directe investeringen, de overige investeringen en de portfolio-beleggingen. De door deze enquêtes verstrekte gegevens worden aangevuld met de statistieken van Buitenlandse handel (buitenlands goederenverkeer) en met gegevens afkomstig van diverse externe bronnen.

Sinds januari 2007 produceert de Nationale Bank van België de Belgische betalingsbalans volledig met behulp van het nieuwe systeem. Het verzamelsysteem, is van het matrixtype, gebaseerd op een combinatie van verschillende enquêtes aangaande de financiële en niet-financiële sectoren evenals op externe bronnen.

(a) Goederen: de goederenrekening is gebaseerd op de gegevensverzameling van Buitenlandse handel.

Deze gegevens worden aangevuld met een aantal ad-hoc enquêtes over specifieke goederentransacties, georganiseerd in het kader van het betalingsbalanssysteem op basis van een begrenzingsbenadering of een steekproefbenadering, afhankelijk van het behandelde onderwerp.

(b) Diensten: voor deze component worden verscheidene enquêtes georganiseerd. Voor de niet-financiële sector is het systeem een mix van begrenzings- en steekproeftechnieken.

Het systeem bestaat uit twee belangrijke subsystemen:

(i) een volledige enquête voor de belangrijkste ondernemingen (maandelijks); en

(ii) een reeks specifieke enquêtes voor de overige ondernemingen (maandelijks en/of driemaandelijks).

Voor de financiële sector zijn verschillende enquêtes gedefinieerd - waarbij elke enquête handelt over een specifieke deelsector (bv. de kredietinstellingen, de verzekeringsmaatschappijen, de instellingen voor collectieve belegging, enz.) - die doorgaans gericht zijn op de volledige populatie van deze deelsectoren.

(d) Overdrachten: er wordt gebruik gemaakt van administratieve bronnen, die moeten worden aangevuld met gegevens van ad-hoc externe bronnen en ramingen.

(e) Inkomen uit beleggingen en financiële rekening:

het systeem voor gegevensverzameling is onderverdeeld volgens:

  • het onderzochte domein (functionele classificatie); en
  • de groep van betrokken respondenten (meestal deelsectoren).

Als gevolg hiervan worden de enquêtes opgesplitst in drie hoofdcategorieën:

  • directe investeringen;
  • overige investeringen (inclusief derivaten); en
  • Portefeuillebeleggingen: beleggingen in aandelen en effecten.

De eerste twee categorieën van enquêtes maken gebruik van begrenzingstechnieken, en hebben betrekking op zowel de stromen (de brutotransacties) als de posities van de financiële activa en passiva uitgesplitst naar instrument, munt en land. Het overeenkomstige inkomen wordt eveneens bevraagd in de respectieve enquêtes (dividenden, rente enz.), evenals de winst- en verliesrekeningen.

De derde enquêtecategorie verzamelt gegevens in verband met de effecten. De enquête bestrijkt de aangehouden effecten, de emissies en de debetposities van de ingezetenen, alsook de beheersactiviteiten van de ingezetenen. De gegevens hebben uitsluitend betrekking op de posities, en worden gerapporteerd op individuele effectbasis met ISIN-codes (of andere overeengekomen identificatiecodes).

De Nationale Bank van België leidt de stromen af uit de gerapporteerde posities, evenals de waarderingsverschillen die voortvloeien uit schommelingen in prijzen en wisselkoersen.

Wat de kredietinstellingen betreft, worden de gegevens met betrekking tot de overige investeringen en de directe investeringen onrechtsreeks verstrekt. Het systeem van gegevensverzameling voor de statistieken inzake toezicht en monetaire en bancaire statistieken werd uitgebreid voor de behoeften van de betalingsbalans. Daarnaast wordt er voor de buitenlandse directe investeringen slechts één keer per jaar een gedetailleerde enquête rechtstreeks naar de ’kredietinstellingen verstuurd

(f) Handelskredieten: een maandelijkse enquête wordt gericht aan een steekproef van ondernemingen die goederentransacties rapporteren.

(g) Overige bronnen: behalve de organisatie van haar eigen enquêtes, is de NBB tevens gemachtigd om alle nodige informatie van elke overheidsinstantie op te vragen als de beschikbare informatie aan haar behoeften voldoet..  Hierdoor moet de NBB geen procedure voor het verzamelen van gegevens instellen voor gegevens die elders beschikbaar zijn, waardoor de ondernemingen dezelfde gegevens geen twee keer hoeven te rapporteren. Er wordt tevens gebruik gemaakt van administratieve bronnen, bv. de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid verstrekt de gegevens in verband met het inkomen uit arbeid.

Voor alle enquêtes dienen de meest significante ondernemingen de stromen of posities op maandelijkse basis te rapporteren.

Er wordt gebruik gemaakt van extrapolatiemethodes voor de steekproefpopulaties, en indien nodig worden ook niet-responstechnieken toegepast.

Directe investeringen

De enquêtes naar de buitenlandse directe investeringen (BDI) worden gebruikt om verscheidene verplichtingen na te komen, bv. deze inzake de betalingsbalans, de internationale investeringspositie (IIP), en de statistieken inzake buitenlandse filialen (FATS).

De gegevens worden verzameld aan de hand van een reeks geïntegreerde enquêtes. De hoofdenquête handelt over de directe investeringsentiteiten. Op basis van de eigendomspercentages worden de directe investeringsentiteiten automatisch geselecteerd volgens een vooraf bepaald algoritme. Het betreft alle niet-ingezeten dochtermaatschappijen, gelieerde maatschappijen en bijkantoren die rechtstreeks of onrechtstreeks in handen zijn van de rapporterende onderneming, alsook de directe en indirecte niet-ingezeten aandeelhouders. De niet-ingezeten vennootschappen die gerelateerd zijn aan de respondent en die geen aandelenparticipatie hebben of een aandelenparticipatie van minder dan 10%, worden eveneens geselecteerd.

Aanvullende gegevens, bv. de bedrijfstak, beursgenoteerd of niet beursgenoteerd, worden eveneens verzameld in de hoofdenquête. Deze informatie wordt gebruikt om het aandelenkapitaal tegen boekwaarde te berekenen voor beursgenoteerde ondernemingen.

De overige enquêtes naar de directe investeringen stemmen in grote lijnen overeen met de hoofdenquête:

  • enquête naar BDI-transacties: voor aandelenkapitaal, overig kapitaal en inkomen uit directe investeringen;
  • enquête naar BDI-uitstaande bedragen: voor aandelenkapitaal en overig kapitaal;
  • enquête naar BDI-winst en verlies: voor geherinvesteerde winsten; en
  • FATS-enquête.

De geselecteerde ingezeten entiteiten zijn verplicht de gegevens te rapporteren. De geografische opsplitsing is gebaseerd op het ingezetenschap van de afzonderlijk geïdentificeerde directe investeringsentiteiten of directe investeerders in het buitenland.

De frequentie van de enquêtes naar de verwantschappen en naar de BDI-stromen is maandelijks of jaarlijks. De enquête naar de posities is driemaandelijks of jaarlijks. De enquête naar de winst- en verliesrekeningen en de FATS-enquête zijn jaarlijks.

Zowel de contante als de niet-contante transacties geregistreerd.

De overige instrumenten die door de enquêtes worden bestreken, zijn de volgende:

  • leningen (zeer kortlopende, kortlopende, langlopende leningen);
  • deposito's (zeer kortlopende, kortlopende, langlopende deposito's);
  • factoring;
  • intragroepsbankrekeningen;
  • rente (verschuldigde, uitgekeerde, ontvangen rente);
  • dividenden (toegewezen, uitgekeerde, ontvangen dividenden);
  • kortlopende en langlopende schuldinstrumenten; en
  • handelskredieten.

De vereiste instrumenten zijn ook sectorspecifiek.

Elk enquêtegegeven wordt nauwkeurig omschreven en gedefinieerd als vordering of verplichting (credit/debet).

Een uitsplitsing naar institutionele sector en een gedetailleerde uitsplitsing naar industrie voor zowel ingezeten als niet-ingezeten ondernemingen kunnen worden verkregen aan de hand van de verzamelde informatie.

Alle gegevens dienen te worden gerapporteerd in de oorspronkelijke munt, zodat de wisselkoersschommeling en de voorraadwijziging afzonderlijk kunnen worden berekend. De vastgoedgegevens worden - wanneer gerapporteerd - uitgesplitst naar munt en land, en niet naar directe investeringsentiteit.

De volgende groepen van ondernemingen worden exhaustief bevraagd: de kredietinstellingen, de verzekeringsmaatschappijen en de beleggingsondernemingen. Wat de niet-financiële sector betreft, worden de rapporterende ondernemingen geselecteerd op begrenzingsbasis.