Administratieve sancties: commentaar en aanbevelingen van de NBB

De Sanctiecommissie van de NBB kan een administratieve geldboete opleggen aan een financiële instelling wanneer ze vaststelling doet van:

1° een inbreuk op:

  • de bepalingen van de antiwitwaswet (bijvoorbeeld de bepalingen van Boek II van de Wet waarin verplichtingen worden opgelegd inzake governance, risicobeoordeling, waakzaamheid, melding aan de CFI of de bewaring van documenten, of de bepalingen die bedoeld zijn om personeelsleden en vertegenwoordigers van een financiële instelling die een inbreuk op de Wet hebben gemeld aan de NBB door middel van externe whistleblowing, te beschermen tegen elke ongunstige of discriminatoire behandeling of contractbreuk als gevolg van deze melding) of van de besluiten of reglementen genomen ter uitvoering ervan, met name het antiwitwasreglement van de NBB;
  • de uitvoeringsmaatregelen van Richtlijn 2015/849 (met name de Regulatory Technical Standards en de gedelegeerde Verordeningen van de Europese Commissie);
  • de bepalingen van de Europese verordening betreffende geldovermakingen; of
  • de waakzaamheidsverplichtingen bedoeld in de bindende bepalingen betreffende financiële embargo’s;

2° de niet-naleving van vereisten die de NBB zou hebben opgelegd met toepassing van de in punt 1° bedoelde bepalingen (bijvoorbeeld wanneer de NBB, overeenkomstig de bepalingen van de antiwitwaswet waaraan zij haar toezichtsbevoegdheid ontleent – zie de pagina “Toezichtsbevoegdheden, -maatregelen en -beleid van de NBB” –, van een financiële instelling vereist dat zij maandelijks  informatie meedeelt en deze instelling hieraan geen gevolg geeft);

3° de niet-naleving van vereisten die de NBB zou hebben vastgelegd als voorwaarden voor een beslissing die zij heeft genomen met toepassing van de in punt 1° bedoelde bepalingen (bijvoorbeeld wanneer de NBB een voorwaarde verbindt aan de toekenning van een vergunning en deze voorwaarde niet wordt nageleefd).

Een dergelijke geldboete kan niet alleen worden opgelegd aan de financiële instelling zelf maar ook, sinds de invoering van de antiwitwaswet, aan de natuurlijke personen die lid zijn van het wettelijk bestuursorgaan of van het directiecomité van een financiële instelling, en aan de natuurlijke personen die, bij ontstentenis van een directiecomité, deelnemen aan de effectieve leiding van een instelling en die voor de vastgestelde inbreuk verantwoordelijk zijn (artikel 132, § 1 van de antiwitwaswet).

Aangezien de wetgever ervan uitgaat dat de financiële instellingen een sleutelrol spelen in de strijd tegen WG/FT, kan het bedrag van de administratieve geldboete die wordt opgelegd door de Sanctiecommissie, voor een feit of eenzelfde geheel van feiten, oplopen tot

  • maximaal 5 000 000 euro of, indien dit hoger is, tien procent van de jaarlijkse netto-omzet van het voorbije boekjaar, indien het gaat om een rechtspersoon (waarbij het begrip “omzet” wordt gedefinieerd in de antiwitwaswet en nader wordt toegelicht in de voorbereidende werkzaamheden van de Wet);
  • maximaal 5 000 000 euro, indien het gaat om een natuurlijke persoon.

De antiwitwaswet bepaalt dat wanneer de inbreuk voor de betrokken financiële instelling winst heeft opgeleverd of haar heeft toegelaten verlies te vermijden, het maximumbedrag van de geldboete kan worden verhoogd tot het dubbele van het bedrag van deze winst of dit verlies. Deze mogelijkheid geldt onverminderd de bovenstaande maximumbedragen; de vaststelling van het maximumbedrag van de geldboete op het dubbele van de gemaakte winst of het vermeden verlies mag met andere woorden niet leiden tot een maximale geldboete van minder dan het maximum van 5 000 000 euro of 10 procent van de jaarlijkse netto-omzet van het voorbije boekjaar (indien de toepassing van dit percentage voor een rechtspersoon leidt tot een bedrag van meer dan 5 000 000). Dit geldt ook wanneer de boete wordt opgelegd aan een natuurlijke persoon.

De Wet bepaalt bovendien dat het bedrag van de geldboete wordt vastgesteld rekening houdend met een reeks in de Wet opgesomde relevante omstandigheden, zoals de ernst en de duur van de inbreuken, de ‘mate van verantwoordelijkheid’ van de betrokkene, zijn ‘financiële draagkracht’ (jaarinkomen voor de natuurlijke personen) of zijn ‘mate van medewerking’ met de toezichthoudende autoriteiten.

Wanneer de Sanctiecommissie van de NBB beslist een administratieve sanctie op te leggen, wordt dit in principe met de naam van de betrokkene bekendgemaakt op de website van de NBB, waar deze beslissing gedurende minstens vijf jaar na de bekendmaking ervan toegankelijk blijft. Bij wijze van uitzondering kan de Sanctiecommissie beslissen dat de beslissing zonder naam wordt bekendgemaakt, als de bekendmaking met naam (zie artikel 36/11, § 6 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de NBB):

  • de stabiliteit van het financiële stelsel in het gedrang dreigt te brengen;
  • een lopend onderzoek of een lopende strafrechtelijke procedure dreigt te schaden;
  • de betrokken personen of de instellingen waartoe ze behoren aan een onevenredig nadeel dreigt bloot te stellen.

Elke administratieve sanctie die wordt uitgesproken door de Sanctiecommissie (alsook elk beroep dat eventueel hiertegen wordt aangetekend en de uitkomst van dit beroep) zal bovendien door de NBB worden meegedeeld aan enerzijds de CFI en anderzijds de ETA’s. Dit geldt ook voor de schikkingen die de NBB mag sluiten op grond van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van haar organiek statuut.