Strafrechtelijke sancties: commentaar en aanbevelingen van de NBB

Onafhankelijk van de eventuele toepassing van artikel 505 van het Strafwetboek omschrijft de antiwitwaswet twee misdrijven waarvoor de financiële instellingen die onder de toezichtsbevoegdheden van de NBB vallen strafrechtelijke sancties opgelegd kunnen krijgen:

  • aan iedere persoon die de inspecties en verificaties van de NBB in België of in het buitenland belemmert, die gegevens die hij/zij krachtens de witwaswet verplicht is mee te delen, weigert te verstrekken of die bewust onjuiste of onvolledige gegevens verstrekt, kan een strafrechtelijke sanctie van een maand tot een jaar en/of een geldboete van 250 tot 2 500 000 euro worden opgelegd (straffen bepaald in artikel 36/20, § 1, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de NBB).
  • Wie handelt in strijd met de bepalingen van artikel 66, § 2, eerste lid, of van artikel 67 van de antiwitwaswet betreffende de beperking van het gebruik van contanten kan strafrechtelijk worden gesanctioneerd met een geldboete van 250 tot 225 000 euro die evenwel niet mag meer bedragen dan 10 % van de illegale betaling of schenking.

De voorschriften van Boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, zijn van toepassing op de misdrijven die in de antiwitwaswet zijn bepaald.

Rechtspersonen zijn burgerrechtelijk aansprakelijk voor de geldboetes waartoe de leden van hun wettelijk bestuursorganen, de personen belast met hun effectieve leiding of hun lasthebbers met toepassing van de antiwitwaswet worden veroordeeld.

Wat betreft de financiële instellingen is de NBB gerechtigd in elke stand van het geding tussen te komen voor de strafrechter bij wie een misdrijf aanhangig is, zonder dat zij daarom het bestaan van enig nadeel hoeft aan te tonen.  Deze tussenkomst geschiedt volgens de regels die gelden voor de burgerlijke partij.

Er dient ook te worden opgemerkt dat artikel 90/1 van de antiwitwaswet de NBB ertoe verplicht de procureur des Konings in kennis te stellen wanneer zij een van de bovenvermelde misdrijven vaststelt bij de uitoefening van haar toezichtsbevoegdheden ten aanzien van een financiële instelling.