Verwerking en bescherming van persoonsgegevens: commentaar en aanbevelingen van de NBB

1. Inleiding en doeleinden van de verwerking

De uitvoering van de antiwitwaswet impliceert de verwerking van persoonsgegevens. Het gaat om de verwerkingen die nodig zijn opdat de financiële instellingen hun wettelijke verplichtingen inzake SWG/FT kunnen vervullen, evenals om de verwerkingen die worden uitgevoerd op grond van de Europese verordening betreffende geldovermakingen en van de nationale en internationale financiële sanctiemaatregelen.

Deze verwerkingen zijn er met name op gericht om tijdens de volledige duur van de zakelijke relatie een toezicht te kunnen uitoefenen dat is aangepast aan de WG/FT-risico’s, om bij te dragen tot het toezicht op en de opsporing en het onderzoek van de verrichtingen van cliënten waarmee bedragen zijn gemoeid die afkomstig kunnen zijn van een criminele activiteit die onder het begrip witwassen van geld valt of die zouden kunnen bijdragen tot financiering van terrorisme, of om tegoeden en economische middelen op te sporen waarvoor een bevriezings- of sanctiemaatregel geldt.

De verwerkte gegevens hebben met name betrekking op de identificatie en verificatie van de identiteit van de cliënt en, in voorkomend geval, van zijn lasthebbers en uiteindelijke begunstigden, op de werking van de rekening, op de financiële verrichtingen of op de onderschreven producten. Ze omvatten ook alle informatie bedoeld in artikel 34, § 1 van de antiwitwaswet, die nodig is voor de tenuitvoerlegging van het cliëntacceptatiebeleid, voor de uitvoering van de verplichting tot doorlopende waakzaamheid ten aanzien van de zakelijke relaties en de verrichtingen, en voor de specifieke verplichting tot verhoogde waakzaamheid.

De specifieke voorwaarden waaraan de verwerking van die gegevens moet voldoen, worden vermeld in artikel 64 van de antiwitwaswet. De aandacht wordt er met name op gevestigd dat die gegevens alleen mogen worden verwerkt voor de specifieke doeleinden waarvoor ze worden verzameld en in geen geval mogen worden gebruikt voor commerciële doeleinden.

2. Afwijking van het gemeen recht

De rechten van de personen waarvan de persoonsgegevens worden bewaard en verwerkt met het oog op het voorkomen van WG/FT, zijn specifiek vermeld in artikel 65 van de antiwitwaswet. De bepalingen van dit artikel wijken af van de algemene regels van Verordening (EU) 2016/679 van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (gewoonlijk de ‘algemene verordening gegevensbescherming’ of ‘AVG’ genoemd – in het Engels: ‘General Data Protection Regulation’ of ‘GDPR’), op grond van het feit dat de deelname van de financiële instellingen aan SWG/FT een opdracht van algemeen belang is en dat de verwerking van deze gegevens gegrond en noodzakelijk is voor de naleving van de wettelijke verplichtingen die deze financiële instellingen in acht moeten nemen.

Voor de toepassing van de algemene regels inzake de bescherming van persoonsgegevens wordt verwezen naar de website van de Gegevensbeschermingsautoriteit en, in het bijzonder, naar de aanbevelingen die zij daarover heeft opgesteld.

Voor de toepassing van deze regels in de specifieke context van SWG/FT wordt verwezen naar de commentaar over de “Verwerking van persoonsgegevens door de onderworpen entiteiten” op pagina 97 en volgende van de memorie van toelichting bij de wijzigingswet van 20 juli 2020 (zie de pagina “Voornaamste referentiedocumenten”).

3. Interne gedragslijnen en procedures

De financiële instellingen moeten ervoor zorgen dat hun cliëntacceptatiebeleid en hun interne procedures verenigbaar zijn met de geldende bepalingen van de GDPR, maar dienen hierbij ook rekening te houden met de bijzondere bepalingen die ter zake zijn opgenomen in de artikelen 64 en 65 van de antiwitwaswet.