Beperking van het gebruik van contanten: commentaar en aanbevelingen van de NBB

De wetgever heeft bijzondere aandacht besteed aan de problematiek van het gebruik van contanten en heeft alle bepalingen tot vaststelling van beperkingen op het gebruik van contanten samengebracht in een specifiek hoofdstuk van de antiwitwaswet (artikelen 66 en 67). Dat hoofdstuk heeft een ruim toepassingsgebied aangezien het in principe geldt voor alle natuurlijke of rechtspersonen die betalingen of schenkingen doen (zie artikel 6 van de antiwitwaswet).

De NBB verwacht van de financiële instellingen dat ze rekening houden met de bepalingen van het bovenvermelde hoofdstuk bij de uitvoering van hun verplichtingen tot identificatie van occasionele cliënten en tot doorlopende waakzaamheid. Ze moeten ook Verordening (EU) 2018/1672 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de controle van liquide middelen die de Unie binnenkomen of verlaten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1889/2005 naleven.

De belangrijkste regels ter zake worden hieronder samengevat.

1. Algemene regel voor de beperking van het gebruik van contanten

Artikel 67, § 2, eerste lid, van de antiwitwaswet bepaalt het volgende: “onafhankelijk van het totale bedrag kan er geen enkele betaling of schenking in contanten worden verricht of ontvangen voor meer dan 3 000 euro of de tegenwaarde ervan in een andere munteenheid, in het kader van een verrichting of een geheel van verrichtingen waartussen een verband lijkt te bestaan”.

1.1. Toepassingsgebied

1.1.1. ratione materiae

Het toepassingsgebied ratione materiae van de vroegere bepalingen van de wet van 11 januari 1993 werd uitgebreid omdat, volgens artikel 67 van de antiwitwaswet, de beperking van toepassing is op alle betalingen, ongeacht de aard van de onderliggende verplichting, en niet langer alleen op de betalingen in het kader van een verkoop of dienstverlening. De onderliggende verplichting mag nu dus zowel contractueel als buitencontractueel van aard zijn.

De beperking is ook van toepassing op andere schenkingen dan die tussen natuurlijke personen die buiten het kader van hun beroepsactiviteiten handelen en, met name, op schenkingen ten gunste van verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen.

1.1.2. ratione personae

Het toepassingsgebied ratione personae van de beperking werd ook uitgebreid aangezien artikel 67 van de antiwitwaswet van toepassing is op alle natuurlijke of rechtspersonen, en niet alleen op handelaren en dienstverleners.

1.2. Draagwijdte van de beperking

De beperking van 3 000 euro heeft niet langer betrekking op het bedrag van een te betalen prijs, maar op het bedrag van de som die in contanten werd betaald of geschonken. Zo kan een betaling of schenking van 5 000 euro tot 3 000 euro in contanten worden verricht en ontvangen en moet de betaling of schenking van het resterende bedrag op een andere manier worden verricht en ontvangen.

Daarentegen blijft de beperking van 3 000 euro van toepassing voor “een geheel van verrichtingen waartussen een verband lijkt te bestaan”. Verrichtingen waartussen een verband bestaat, zijn bijvoorbeeld verrichtingen die elk van de volgende kenmerken hebben:

  • ze worden uitgevoerd tussen dezelfde partijen;
  • ze hebben hetzelfde doel of doelen waartussen een verband bestaat (bijvoorbeeld diverse werkzaamheden die door eenzelfde onderneming voor eenzelfde werf worden uitgevoerd, diverse opeenvolgende schenkingen aan een vzw door eenzelfde persoon of zijn familieleden);
  • ze volgen elkaar snel op.

Verrichtingen met diezelfde kenmerken, maar die zonder enige reden zijn opgesplitst, vormen zeker ook verrichtingen waartussen een verband bestaat. De opsplitsing mag er evenmin als in het verleden toe leiden dat de beperking niet wordt toegepast.

Ten slotte wordt in artikel 67, § 3, derde lid van de antiwitwaswet bepaald dat “het geheel van de bedragen vermeld in een officiële of een officieuze boekhouding, die geen betrekking hebben op één of meerdere welbepaalde schulden” onweerlegbaar wordt verondersteld te zijn verricht of ontvangen in het kader van verrichtingen waartussen een verband bestaat. Dit betreft situaties waar een boekhouding zo ondoorzichtig is dat het niet mogelijk is om bedragen, vaak van minder dan 3 000 euro, toe te wijzen aan specifieke schuldbetalingen; in dat geval worden deze betalingen als één enkele betaling beschouwd en als geheel onderworpen aan de beperking van 3 000 euro in contanten.

2. Uitzonderingen

2.1 Vrijstelling voor onderworpen entiteiten waarvoor de verrichtingen in contanten worden beschouwd als inherent aan hun activiteiten

​De beperking bepaald in artikel 67, § 2, eerste lid van de antiwitwaswet is niet van toepassing op:

  • de verkoop van onroerende goederen bedoeld in artikel 66 van de antiwitwaswet (zie punt 1 hierboven);
  • “verrichtingen tussen consumenten”;
  • “de onderworpen entiteiten bedoeld in artikel 5, § 1, 1°, 3°, 4°, 6°, 7°, 10° en 16° [van de antiwitwaswet], en ook niet op hun cliënten wanneer zij verrichtingen uitvoeren met deze entiteiten”. Deze laatste zijn de financiële instellingen waarvoor de verrichtingen in contanten worden beschouwd als inherent aan hun activiteiten.
    Onverminderd de specifieke regels voor verrichtingen met betrekking tot de aankoop van edele stoffen, met name goud (zie hierna), is de hierboven beschreven algemene regel voor de beperking van het gebruik van contanten dus niet van toepassing op verrichtingen in contanten uitgevoerd door cliënten van:
    • kredietinstellingen naar Belgisch recht, in België gevestigde bijkantoren van Europese of niet-Europese kredietinstellingen, kredietinstellingen die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat van de EER en die een beroep doen op een in België gevestigde verbonden agent om er beleggingsdiensten te verlenen en/of beleggingsactiviteiten uit te voeren, en kredietinstellingen die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat van de EER en die een beroep doen op een in België gevestigde agent om er diensten te leveren die bestaan in het in ontvangst nemen van deposito's of andere terugbetaalbare gelden;
    • betalingsinstellingen of instellingen voor elektronisch geld naar Belgisch recht, in België gevestigde bijkantoren van Europese of niet-Europese betalingsinstellingen of instellingen voor elektronisch geld, en betalingsinstellingen of instellingen voor elektronisch geld die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat van de EER en hun activiteiten in België uitvoeren via agenten of distributeurs; en
    • beursvennootschappen naar Belgisch recht, in België gevestigde bijkantoren van Europese of niet-Europese beursvennootschappen, en beursvennootschappen die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat van de EER en die een beroep doen op een in België gevestigde verbonden agent om er beleggingsdiensten te verlenen en/of beleggingsactiviteiten uit te voeren.

    Daarentegen is de beperking van verrichtingen in contanten van toepassing op met name:

    • levensverzekeringsondernemingen naar Belgisch recht en in België gevestigde bijkantoren van Europese of niet-Europese levensverzekeringsondernemingen;
    • centrale effectenbewaarinstellingen, en
    • maatschappijen voor onderlinge borgstelling.

2.2 Aankoop van een onroerend goed

Zoals reeds het geval was in de wet van 11 januari 1993, mag de prijs van de verkoop van een onroerend goed enkel worden vereffend ‘door middel van een overschrijving of cheque’ en is elke betaling in contanten uitgesloten (zie artikel 66, § 2, eerste lid van de antiwitwaswet). Vastgoedmakelaars en notarissen die vaststellen dat een betaling op een andere manier dan met een overschrijving of met een cheque werd verricht, moeten hiervan melding maken aan de CFI, “zowel wanneer de betaling is gebeurd in hun aanwezigheid als in hun afwezigheid”. Het gaat om een geval van ‘objectieve’ melding aan de CFI, wat wil zeggen dat niet moet worden beoordeeld of er een vermoeden is dat de verrichting verband houdt met witwassen van geld of financiering van terrorisme.

Met de antiwitwaswet werden evenwel twee nieuwigheden ingevoerd:

  1. de verkoopovereenkomst en -akte moeten voortaan verplicht het of de nummer(s) van de financiële rekeningen vermelden waarlangs het bedrag werd of zal worden overgemaakt, evenals de identiteit van de houders van die rekeningen;
  2. de antiwitwaswet bepaalt nu wat moet worden verstaan onder “de prijs van de verkoop van een onroerend goed”, namelijk “het totale bedrag dat de koper moet betalen en dat betrekking heeft op de aankoop en de financiering van dat goed, hierin inbegrepen de hieruit voortvloeiende bijhorende kosten”.

Er moet worden opgemerkt dat de financiële instellingen niet onderworpen zijn aan de hierboven vermelde verplichting tot ‘objectieve’ melding aan de CFI van betalingen in contanten van de verkoopprijs van onroerende goederen. Wanneer een financiële instelling echter wordt gevraagd om een verrichting in contanten uit te voeren waarvoor ze redenen heeft om te vermoeden dat die verband houdt met de betaling in contanten van de volledige of gedeeltelijke verkoopprijs van een onroerend goed, raadt de NBB aan dat die financiële instelling de CFI daarvan op de hoogte brengt aan de hand van een melding van een vermoeden.

2.3 Specifieke regels voor de verkoop van goud, koperkabels, oude metalen en edele stoffen

De antiwitwaswet heeft alle bepalingen over de aankoop van edele metalen, koperkabels of oude metalen vereenvoudigd en gecoördineerd. Behoudens de door de Wet bepaalde uitzonderingen (met name openbare verkopen of de verkoop/aankoop van oude juwelen, waarvoor het in constanten betaalde of ontvangen bedrag nog steeds mag oplopen tot 3 000 euro) verbiedt artikel 67, § 2, tweede lid van de antiwitwaswet elke betaling die wordt verricht of ontvangen in contanten:

  • van de aan-/verkoopprijs van koperkabels, wanneer de koper een beroepsbeoefenaar is;
  • van de aan-/verkoopprijs van edele of oude metalen, wanneer zowel de verkoper als de koper beroepsbeoefenaars zijn; wanneer echter de verkoper een consument is en de koper een beroepsbeoefenaar, is de betaling of ontvangst in contanten van de aan-/verkoopprijs van deze goederen toegestaan, maar met een beperking van maximaal 500 euro (en een verplichting voor de beroepsbeoefenaar om de consument-verkoper te identificeren).

Er moet worden beklemtoond dat alle financiële instellingen die onder de toezichtsbevoegdheden van de NBB vallen, onderworpen zijn aan het specifieke verbod vermeld in artikel 67, § 2, tweede lid van de antiwitwaswet wanneer ze koper zijn van met name goud of edele metalen. Wanneer ze verkoper zijn van diezelfde goederen, is de algemene beperking van 3 000 euro voor betalingen in contanten van toepassing, tenzij de financiële instelling behoort tot een categorie die van die beperking is vrijgesteld (zie hoger).

Voor meer informatie hierover wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij de antiwitwaswet (zie de pagina “Voornaamste referentiedocumenten”).

3. Uitbreiding van de regel tot poststortingen

Om te voorkomen dat poststortingen worden misbruikt om de beperking van 3 000 euro voor betalingen en schenkingen in contanten te omzeilen, wordt deze beperking in de antiwitwaswet uitgebreid tot poststortingen die worden uitgevoerd op bankrekeningen van in België gevestigde financiële instellingen (een beperking die in de praktijk meestal al wordt toegepast) en op postrekeningen-courant. Daarnaast mogen deze stortingen enkel door consumenten worden verricht (zie artikel 67, § 4 van de antiwitwaswet).

Voor meer informatie hierover wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij de antiwitwaswet (zie de pagina “Voornaamste referentiedocumenten”).

4. Bewijs

De antiwitwaswet heeft de bewijsregeling voor betalingen in contanten aanzienlijk gewijzigd. Kort samengevat heeft ze de bewijslast ter zake omgekeerd door te bepalen dat betalingen of schenkingen worden geacht in contanten te zijn uitgevoerd of ontvangen indien de voorgelegde boekhoudkundige stukken, waaronder bankrekeninguittreksels, niet toelaten om te bepalen hoe de betalingen of schenkingen werden uitgevoerd of ontvangen. Bovendien werd de bewijslast voor de tracering van de betaling herzien. Voor meer informatie hierover wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij de antiwitwaswet (zie de pagina “Voornaamste referentiedocumenten”).

5. Sancties

De antiwitwaswet voorziet in een systeem van strafrechtelijke sancties en administratieve dadingen, die respectievelijk kunnen worden opgelegd of voorgesteld door de FOD Economie, in geval van een inbreuk op de bepalingen van de wet over de beperking van het gebruik van contanten. Voor meer informatie hierover wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij de antiwitwaswet (zie de pagina “Voornaamste referentiedocumenten”).

6. Interne procedures en controle

Wanneer dat relevant is voor de uitgevoerde activiteiten en onverminderd het feit dat er in het kader van de risicogebaseerde benadering rekening moet worden gehouden met de specifieke WG/FT-risico’s die verbonden zijn aan verrichtingen in contanten die betrekking hebben op aanzienlijke bedragen, moeten de interne procedures van de financiële instellingen zodanig worden opgesteld dat ze garanderen dat de voornoemde regels tot beperking van het gebruik van contanten worden nageleefd. Zo moeten met name

  • de interne procedures van een financiële instelling die niet in aanmerking komt voor de vrijstelling bedoeld in artikel 67, § 2, derde lid, 3° van de antiwitwaswet, verhinderen dat cliënten betalingen in contanten uitvoeren voor een bedrag dat de grens van 3 000 euro te boven gaat;
  • de interne procedures van een financiële instelling die edele metalen aankoopt/verkoopt, belemmeren dat de aankoopprijs van die edele metalen wordt betaald in contanten, behalve in de uitzonderlijke gevallen die zijn vastgelegd in de antiwitwaswet.

De NBB raadt bovendien aan dat de interneauditfunctie van de financiële instellingen nagaat of ze wel degelijk rekening houden met de bovenvermelde regels inzake beperking van het gebruik van contanten in het kader van hun verplichting tot waakzaamheid ten aanzien van de cliënten en de verrichtingen.