Governance: commentaar en aanbevelingen

De bepalingen inzake governance van de antiwitwaswet zijn bedoeld om de doeltreffendheid van het SWG/FTP-beleid van financiële instellingen te verzekeren. Hiertoe dienen financiële instellingen met name:

  • een voor SWG/FTP verantwoordelijke hooggeplaatste leidinggevende aan te wijzen die deel uitmaakt van het directiecomité (of, in voorkomend geval, de effectieve leiding) en die specifiek als taak heeft ervoor te zorgen dat maatregelen worden genomen voor de organisatie van het SWG/FTP beleid; en
  • een verantwoordelijke voor de uitvoering van het SWG/FTP-beleid (“AMLCO” genaamd) aan te wijzen die deel uitmaakt van de compliancefuncie en die verantwoordelijk is voor het concreet sturen van het SWG/FTP-beleid en de toepassing ervan.

De taken en de aanstellingsvoorwaarden voor elk van deze functies worden in de punten 1 en 2 behandeld.

In punt 3 wordt de regeling beschreven voor de mededeling aan de NBB van de identiteit van personen die zijn aangewezen om deze taken uit te voeren en van de informatie die de NBB nodig heeft om te beoordelen of de vereisten voor deze aanwijzingen vervul zijn.

De punten 4 en 5 hebben betrekking op de uitbesteding van de taken van de AMLCO en op de toepassing van het evenredigheidsbeginsel op grond waarvan de NBB regelingen kan aanvaarden die afwijken van het principeschema inzake governance, waaronder, in voorkomend geval, de combinatie van de functie van voor SWG/FTP verantwoordelijke hooggeplaatste leidinggevende met die van AMLCO.

Tot slot wordt er in punt 6 aan herinnerd dat financiële instellingen de governancevereisten op het vlak van SWG/FTP moeten naleven met inachtneming van alle prudentiële governanceregels die in de sectorale toezichtswetten zijn vastgelegd. 

1. Aanwijzing van de voor SWG/FTP verantwoordelijke hooggeplaatste leidinggevende

1.1. Taken

De wettelijke verplichting om een voor SWG/FTP verantwoordelijke hooggeplaatste leidinggevende aan te wijzen vloeit voort uit de omzetting in Belgische recht van Richtlijn (EU) 2015/849. Deze verplichting is bedoeld om de betrokkenheid van het hoogste hiërarchische niveau van financiële instellingen bij de voorkoming en het beheer van WG/FTP-risico’s te versterken.

Zonder afbreuk te doen aan de collegiale verantwoordelijkheid van de bestuursorganen, heeft de voor SWG/FTP verantwoordelijke hooggeplaatste leidinggevende de specifieke verantwoordelijkheid om het volledige directiecomité of de volledige effectieve leiding bewust te maken van de impact van WG/FT-risico’s op het risicoprofiel van de financiële instelling, en van het belang van een adequaat SWG/FTP-beleid.

Deze persoon voert met name ten minste de volgende taken uit, zoals nader omschreven in de EBA-richtsnoeren EBA/GL/2022/05 van 14 juni 2022:

  1. erop toezien dat de gedragslijnen, procedures en internecontrolemaatregelen op het gebied van SWG/FTP toereikend en evenredig zijn, rekening houdend met de kenmerken van de financiële instelling en met de WG/FT-risico’s waaraan zij wordt blootgesteld. In dit verband wordt verwacht dat de voor SWG/FTP verantwoordelijke hooggeplaatste leidinggevende bijzondere aandacht besteedt aan (i) de coherentie tussen de SWG/FTP-procedures en de meer operationele procedures voor de verschillende metiers en aan (ii) de coherentie tussen het SWG/FTP-beleid van de instelling en dat van de groep;
  2. samen met het directiecomité (of, in voorkomend geval, de effectieve leiding) beoordelen of op grond van het evenredigheidsbeginsel (zie punt 5 hieronder) kan worden afgeweken van de regel om een afzonderlijke AMLCO aan te wijzen ;
  3. het directiecomité (of, in voorkomend geval, de effectieve leiding) ondersteunen bij de beoordeling of een AML-cel nodig is, die de AMLCO kan bijstaan bij de uitvoering van zijn/haar functies;
  4. ervoor zorgen dat aan het directiecomité (of, in voorkomend geval, aan de effectieve leiding) en aan de raad van bestuur regelmatig verslag wordt uitgebracht over de activiteiten die de AMLCO verricht, en dat aan hen tijdig voldoende uitgebreide informatie en gegevens worden verstrekt over de WG/FT-risico’s en de naleving van de SWG/FTP-regelgeving, wat nodig is om hen in staat te stellen de hen toevertrouwde rol en functies te verrichten. Dergelijke informatie zou tevens de afspraken tussen de financiële instelling en de SWG/FTP-toezichthouder moeten omvatten alsmede de communicatie met de CFI, onverminderd de vertrouwelijkheid van meldingen van verdachte financiële verrichtingen, en bevindingen van de bevoegde autoriteiten op SWG/FTP-gebied jegens de financiële instelling, waaronder opgelegde maatregelen of sancties;
  5. het directiecomité (of, in voorkomend geval, de effectieve leiding) en de raad van bestuur in kennis stellen van ernstige of aanzienlijke problemen of overtredingen op het gebied van SWG/FTP en maatregelen aanbevelen om deze te verhelpen; en
  6. ervoor zorgen dat de AMLCO (i) toegang heeft tot alle informatie die nodig is om zijn/haar taken te verrichten, (ii) beschikt over voldoende personele en technische middelen en instrumenten om de hem/haar toevertrouwde taken naar behoren te kunnen vervullen en (iii) goed op de hoogte wordt gehouden over SWG/FTP-gerelateerde incidenten die zijn opgespoord via internecontrolesystemen en over tekortkomingen die zijn vastgesteld door nationale en buitenlandse toezichthoudende autoriteiten bij de tenuitvoerlegging van de bepalingen met betrekking tot SWG/FTP.

De voor SWG/FTP verantwoordelijke hooggeplaatste leidinggevende fungeert binnen de leiding als belangrijkste contactpunt voor de AMLCO. Hij/zij zorgt ervoor dat de zorgen van de AMLCO naar behoren worden aangepakt en dat, wanneer dit niet mogelijk is, deze zorgen terdege in aanmerking worden genomen door het directiecomité of, in voorkomend geval, de effectieve leiding. Besluiten van het directiecomité of, in voorkomend geval, van de effectieve leiding om de aanbeveling van de AMLCO niet op te volgen, moeten naar behoren gemotiveerd en vastgelegd worden in het licht van de door de AMLCO geuite risico’s en zorgen.

1.2. Voorwaarden en regels voor de aanwijzing van de voor SWG/FTP verantwoordelijke hooggeplaatste leidinggevende

1.2.1. In financiële instellingen naar Belgisch recht

§1. Plaats in het organogram

Krachtens artikel 9, § 1 van de antiwitwaswet moeten de financiële instellingen onder de leden van hun wettelijk bestuursorgaan of, in voorkomend geval, van hun effectieve leiding, op het hoogste niveau de verantwoordelijke persoon aanwijzen om te waken over de toepassing en de naleving van de bepalingen van diezelfde wet. In het memorie van toelichting bij dezelfde wet wordt in de commentaar bij deze bepaling het volgende vermeld: “Wanneer de onderworpen entiteit beschikt over een orgaan dat belast is met de effectieve leiding, zoals een directiecomité, moet deze hooggeplaatste leidinggevende worden aangewezen onder de leden ervan”. 

De sectorale prudentiële regelgeving voor financiële instellingen bepaalt dat een directiecomité of een effectieve leiding moet worden opgericht om op het hoogste niveau een duidelijk onderscheid te maken tussen de zakelijke leiding (toevertrouwd aan het directiecomité of aan de effectieve leiding) en het toezicht op die leiding (toevertrouwd aan de raad van bestuur, die voor de meerderheid uit niet-uitvoerende bestuurders bestaat).

De voor SWG/FTP verantwoordelijke hooggeplaatste leidinggevende moet worden aangewezen onder de leden van het directiecomité van de financiële instelling. Hij/zij mag geen permanente genodigde in het directiecomité zijn, die in dat comité geen stemrecht heeft. Doorgaans zal het lid van het directiecomité dat hiërarchisch verantwoordelijk is voor de compliancefunctie eveneens voor deze functie worden aangewezen. Indien de financiële instelling in een andere vorm dan een naamloze vennootschap is opgericht of indien zij door een effectieve leiding wordt geleid omdat zij niet over een directiecomité beschikt, is de voor SWG/FTP verantwoordelijke hooggeplaatste leidinggevende een lid van deze effectieve leiding.

§2. Geschiktheid op het gebied van SWG/FTP en band met de “fit & proper” beoordeling door de prudentiële toezichthouder

Van de voor SWG/FTP verantwoordelijke hooggeplaatste leidinggevende wordt verwacht dat hij/zij betrouwbaar is en over voldoende kennis, vaardigheden en ervaring op het gebied van SWG/FTP beschikt om de door de ALMCO genomen maatregelen aan een kritisch onderzoek te onderwerpen en erop toe te zien dat de bepalingen van de antiwitwaswet worden nageleefd. De NBB verwacht van de financiële instellingen dat ze eerst en vooral de geschiktheid op het gebied van SWG/FTP verifiëren van de personen die ze van plan zijn aan te stellen in deze functie.

Als lid van het directiecomité (of, in voorkomend geval, van de effectieve leiding) moet de voor SWG/FTP verantwoordelijke hooggeplaatste leidinggevende krachtens de sectorale prudentiële regelgeving ook worden onderworpen aan een beoordeling van zijn/haar betrouwbaarheid, kennis, vaardigheden en ervaring (“fit & proper”-beoordeling).

Deze beoordeling valt onder de bevoegdheid van de prudentiële toezichthouder en wordt dus uitgevoerd door de NBB in deze hoedanigheid of, in het geval van kredietinstellingen en naargelang van de toepasselijke bevoegdheidsverdeling, door de Europese Centrale Bank. Zie in dit verband mededeling NBB_2022_34 van 20 december 2022 over de actualisering van het “fit & proper”-handboek.

Er wordt van de financiële instellingen verwacht dat ze overeenkomstig de in punt 3 beschreven regeling:

  • in het “fit & proper”-formulier “nieuwe benoeming” voor een kandidaat-lid van het directiecomité expliciet vermelden dat deze kandidaat eveneens de functie van voor SWG/FTP verantwoordelijke hooggeplaatste leidinggevende zal uitoefenen; of,
  • de NBB onmiddellijk per e-mail op de hoogte brengen van de aanstelling van een bestaand lid van het directiecomité of de effectieve leiding als voor SWG/FTP verantwoordelijke hooggeplaatste leidinggevende.

§3. Afwezigheid van belangenconflicten

Bij de aanwijzing van de voor SWG/FTP verantwoordelijke hooggeplaatste leidinggevende moet worden vermeden dat hij/zij door zijn/haar eventuele andere verantwoordelijkheden geconfronteerd kan worden met belangenconflicten die zijn/haar taken op het gebied van SWG/FTP in het gedrang zouden kunnen brengen. Daarom beveelt de NBB aan erop toe te zien dat de voor SWG/FTP verantwoordelijke hooggeplaatste leidinggevende deze functie niet combineert met andere verantwoordelijkheden die WG/FT-risico’s kunnen opleveren (bv. een commerciële verantwoordelijkheid). 

1.2.2. In bijkantoren in België van financiële instellingen naar buitenlands recht

§1. Plaats in het organogram

In bijkantoren in België van financiële instellingen die ressorteren onder het recht van een EER-land of van een derde land, wordt de voor SWG/FTP verantwoordelijke hooggeplaatste leidinggevende aangewezen onder de leiders van het bijkantoor. Krachtens de sectorale prudentiële regelgeving moeten dergelijke bijkantoren namelijk een eigen beleids- en organisatiestructuur hebben op het Belgische grondgebied.

§2. Geschiktheid op het gebied van SWG/FTP, afwezigheid van belangenconflicten en band (of niet) met de “fit & proper”-beoordeling door de prudentiële toezichthouder

Voor de geschiktheid op het gebied van SWG/FTP en de afwezigheid van belangenconflicten bij de voor SWG/FTP verantwoordelijke hooggeplaatste leidinggevende van een bijkantoor zij verwezen naar punt 1.2.1., §§ 2 en 3, die hier op dezelfde wijze van toepassing zijn.

Wanneer het om een bijkantoor gaat van een financiële instelling die ressorteert onder het recht:

  • van een derde land, moet de voor SWG/FTP verantwoordelijke hooggeplaatste leidinggevende, als leider van dat bijkantoor, krachtens de sectorale prudentiële regelgeving aan een “fit & proper”-beoordeling worden onderworpen. Er wordt verwacht dat de betrokken financiële instelling al naargelang van het geval voldoet aan de verplichting van het eerste streepje van punt 1.2.1., § 2, vierde lid, of aan de verplichting van het tweede streepje van datzelfde punt;
     
  • van een EER-land, valt de “fit & proper-beoordeling” onder de bevoegdheid van de prudentiële autoriteit van de lidstaat van herkomst. Er wordt verwacht dat de betrokken financiële instelling de NBB onmiddellijk op de hoogte brengt van de aanstelling van de voor SWG/FTP verantwoordelijke hooggeplaatste leidinggevende in het bijkantoor in België.

Deze mededelingen moeten overeenkomstig de in punt 3 beschreven regeling worden verricht.

2. Aanwijzing van de AMLCO

2.1. Taken

De AMLCO maakt deel uit van de tweede verdedigingslinie en is als zodanig verantwoordelijk voor het concreet sturen van het SWG/FTP-beleid binnen de financiële instelling. De rol en verantwoordelijkheden van de AMLCO moeten duidelijk worden vastgelegd en gedocumenteerd. Hij/zij is met name belast met de volgende taken, zoals uiteengezet in de EBA-richtsnoeren EBA/GL/2022/05 van 14 juni 2022:

  1. ontwikkelen en bijhouden van een kader voor de beoordeling van WG/FT-risico’s met het oog op de algemene en individuele risicobeoordeling;
  2. concreet ten uitvoer leggen van de organisatorische maatregelen die opgesomd zijn in artikel 8 van de antiwitwaswet, zorgen dat deze regelmatig worden geëvalueerd en voor zover noodzakelijk worden gewijzigd of bijgewerkt;
  3. voorstellen doen voor de aanpassingen die vereist zijn in geval van wijzigingen in wettelijke of reglementaire vereisten of in WG/FT-risico’s, en voor de aanpak van gebreken en tekortkomingen die bij de monitoring en het toezicht zijn vastgesteld;
  4. toezien op de effectieve toepassing van de internecontrolemaatregelen op het gebied van SWG/FTP door de bedrijfsonderdelen en interne eenheden, die de eerste verdedigingslinie vormen;
  5. advies uitbrengen voordat medewerkers op een passend hoog hiërarchisch niveau een definitief besluit nemen over de aanvaarding of voortzetting van een zakelijke relatie met hoogrisicocliënten overeenkomstig de op risico gebaseerde interne SWG/FTP-gedragslijnen van de financiële instelling. Indien de betrokken medewerkers het advies van de AMLCO niet opvolgen, dienen ze hun besluit naar behoren vast te leggen en te bepalen hoe ze de door de AMLCO aan de orde gestelde risico’s denken te beperken;
  6. analyseren van atypische verrichtingen en gevallen waarin de waakzaamheidsplichten niet konden worden vervuld (overeenkomstig de artikelen 45 en 46 van de antiwitwaswet);
  7. beslissen om, indien nodig, vermoedens aan de CFI te melden (overeenkomstig artikel 47 van de antiwitwaswet en de uitvoeringsbepalingen van artikel 54 van dezelfde wet). De AMLCO beslist autonoom om een melding aan de CFI te verrichten, zonder zijn/haar beslissing voor te leggen aan de voor SWG/FTP verantwoordelijke hooggeplaatste leidinggevende;
  8. gevolg geven aan de verzoeken om bijkomende inlichtingen die aan de financiële instelling worden gericht door de CFI (overeenkomstig de artikelen 48 en 49 van de antiwitwaswet);
  9. bewust maken en opleiden van de personeelsleden en, in voorkomend geval, van de agenten en distributeurs van de financiële instelling over aangelegenheden die verband houden met SWG/FTP;
  10. jaarlijks een programma opstellen voor de monitoring op het vlak van SWG/FTP, dat met name betrekking heeft op de toepassing van de vereiste maatregelen ter voorkoming van WG/FTP door aangestelden, agenten en distributeurs die in contact staan met het cliënteel, en dit programma ten uitvoer leggen;
  11. zorgen voor een vlotte doorstroming van informatie over SWG/FTP binnen de financiële instelling en voor feedback aan de bestuursorganen (raad van bestuur en directiecomité/effectieve leiding), evenals aan de toezichthoudende autoriteiten. In dit verband stelt de AMLCO minstens eenmaal per jaar een activiteitenverslag op en bezorgt hij/zij dit aan het directiecomité (of, in voorkomend geval, aan de effectieve leiding) en aan de raad van bestuur (zie punt 2.5). De AMLCO dient daarnaast in ieder geval het volgende onder de aandacht te brengen van de voor SWG/FTP verantwoordelijke hooggeplaatste leidinggevende: (a) gebieden waarop de controlemaatregelen op het gebied van SWG/FTP zouden moeten worden toegepast of verbeterd; (b) voorstellen voor passende verbeteringen in aansluiting op punt (a); (c) een voortgangsverslag van belangrijke herstelprogramma’s, ten minste eenmaal per jaar als onderdeel van het voornoemde activiteitenverslag, en informatie, verstrekt op ad-hoc basis of periodiek, afhankelijk van de verbeteringen, over het niveau van blootstelling aan WG/FT-risico’s en de getroffen of aanbevolen maatregelen om deze risico’s effectief te beheren; (d) of er voldoende personele en technische middelen aan de AMLCO zijn toegewezen en of deze middelen aanvulling behoeven.

2.2. Algemene beginselen

Krachtens artikel 9, § 2, van de antiwitwaswet moeten financiële instellingen één of meer personen aanwijzen die belast zijn met de tenuitvoerlegging en de aansturing van het SWG/FTP-beleid (de “AMLCO”). In de praktijk wijzen financiële instellingen meestal een AMLCO aan die naargelang van de aard of de omvang van de financiële instelling en van haar WG/FT-risicoprofiel, aan het hoofd zal staan van een AML-cel of alleen zal werken.

De NBB aanbeveelt een gecentraliseerd model aan, waarbij slechts één persoon wordt aangewezen, binnen de compliancefunctie, voor de AMLCO-functie.

Wanneer de organisatiestructuren van de financiële instelling dit rechtvaardigen (bv. wegens een organisatie per metier), kan deze functie ook worden toegewezen aan verschillende personen die elk hun eigen bevoegdheidsdomein hebben (gedecentraliseerd model). In dat geval moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:

  1. elke aangewezen AMLCO voldoet aan de voorwaarden inzake geschiktheid op het gebied van SWG/FTP die opgenomen zijn in punt 2.3 en beschikt over het hiërarchische niveau en de bevoegdheden die nodig zijn voor de doeltreffende, onafhankelijke en autonome uitoefening van de AMLCO-functie. Concreet mag geen van de aangewezen AMLCO’s hiërarchisch afhangen van een operationele eenheid of functie; en
  2. er moeten doeltreffende coördinatieprocedures zijn opgezet om te waken over de algehele coherentie van het SWG/FTP-beleid binnen de financiële instelling.

De praktijk die de NBB bij sommige financiële instellingen heeft vastgesteld en die erin bestaat om in het commercieel departement “AML-correspondenten” aan te duiden, met wie de AMLCO moet samenwerken om bepaalde taken uit te voeren, kan afhankelijk van de specifieke kenmerken van de betrokken financiële instelling wenselijk en passend zijn voor een effectieve en adequate tenuitvoerlegging van alle maatregelen ter voorkoming van WG/FTP.

De AMLCO-functie zelf kan echter niet worden verdeeld tussen een lid van de compliancefunctie en dergelijke AML-correspondenten, die deel uitmaken van het commercieel departement en hiërarchisch afhangen van de verantwoordelijke van dat departement. Deze hiërarchische band belet deze AML-correspondenten immers te voldoen aan de voorwaarden inzake onafhankelijkheid en autonomie van de AMLCO-functie, die opgenomen zijn in artikel 9, § 2, derde lid, 2°, van de antiwitwaswet, niettegenstaande het feit dat ze ook een hiërarchische band hebben met de Compliance Officer, voor hun taken die verband houden met SWG/FTP, naast hun band met de verantwoordelijke van het commercieel departement, voor hun andere taken en functies. Wanneer er voor een dergelijke organisatie geopteerd wordt, moet de AMLCO volledig verantwoordelijk blijven voor de volledige functie, met inbegrip van de taken die er deel van uitmaken en waarvoor hij/zij een beroep doet op dergelijke AML-correspondenten.

2.3. Voorwaarden en regels voor de aanwijzing van de AMLCO

Krachtens artikel 9, § 2, derde lid, van de antiwitwaswet en met het oog op een doeltreffende, onafhankelijke en autonome uitoefening van de AMLCO-functie, moet de AMLCO beschikken over:

  1. de nodige professionele betrouwbaarheid,
  2. passende deskundigheid en kennis van het Belgisch wettelijk en reglementair kader inzake SWG/FTP,
  3. voldoende tijd, en
  4. het hiërarchisch niveau en de nodige bevoegdheden binnen de instelling, met inbegrip van de bevoegdheid om op eigen initiatief aan de raad van bestuur en aan het directiecomité of, in voorkomend geval, aan de effectieve leiding alle noodzakelijke of nuttige maatregelen voor te stellen om de conformiteit en doeltreffendheid van de interne maatregelen op het gebied van SWG/FTP te waarborgen.

2.3.1. In financiële instellingen naar Belgisch recht

§1. Plaats in het organogram

De AMLCO moet worden aangeduid binnen de compliancefunctie. Deze keuze moet worden gemaakt door het directiecomité van de financiële instelling of, indien er geen directiecomité is, de effectieve leiding ervan. De AMLCO kan de verantwoordelijke van de compliancefunctie zijn (niveau "N-1") of, in middelgrote of grote ondernemingen, een medewerker van de compliancefunctie (niveau "N-2").

De interne procedures van de financiële instelling moeten waarborgen dat de AMLCO te allen tijde onbeperkte en directe toegang heeft tot alle informatie die nodig is voor de uitoefening van zijn/haar taken. De AMLCO beslist zelf tot welke informatie hij/zij in dit opzicht toegang nodig heeft.

Bij een aanzienlijk incident moet de AMLCO kunnen rapporteren aan de raad van bestuur en er directe toegang toe hebben.

De AMLCO moet worden aangeduid onder de werknemers van de financiële instelling die zich fysiek in België bevinden, onder voorbehoud van de toepassing van het evenredigheidsbeginsel. Deze verplichting vloeit voort uit het feit dat de antiwitwaswet, waarvan de AMLCO de naleving moet verzekeren, territoriaal van toepassing is, evenals uit artikel 9, § 2, derde lid, 2°, van de antiwitwaswet, waarin bepaald wordt dat de AMLCO met name kennis moet hebben van het Belgisch wettelijk en reglementair kader en beschikbaar moet zijn, in de mate die vereist is voor de effectieve, onafhankelijke en autonome uitoefening van zijn/haar functies. Als een financiële instelling van deze verplichting wil afwijken op grond van het evenredigheidsbeginsel, moet zij de nodige systemen en controlemaatregelen hebben ingevoerd om ervoor te zorgen dat de AMLCO toegang heeft tot alle informatie en systemen die nodig zijn voor de uitoefening van zijn/haar taken, en beschikbaar is om onmiddellijk te vergaderen met de CFI en de toezichthouder. De financiële instelling moet aan de toezichthouder ook bewijs kunnen leveren dat de maatregelen die zij heeft ingevoerd, adequaat en efficiënt zijn.

Zoals vermeld in punt 2.2. kan de AMLCO-functie niet worden toegewezen aan “AML-correspondenten”, om de in dat punt vermelde redenen.

§2. Geschiktheid op het gebied van SWG/FTP en band (of niet) met de "fit & proper"-beoordeling door de prudentiële toezichthouder

  • AMLCO die verantwoordelijk is voor de compliancefunctie

Van de AMLCO wordt verwacht dat hij/zij voldoet aan de geschiktheidsvereisten op het gebied van SWG/FTP zoals uiteengezet in punt 2.3., en van de financiële instellingen dat ze eerst en vooral de geschiktheid op het gebied van SWG/FTP verifiëren van de personen die ze van plan zijn aan te stellen in de AMLCO-functie.

Indien de AMLCO verantwoordelijk is voor de compliancefunctie van de financiële instelling moet hij/zij krachtens de sectorale prudentiële regelgeving ook worden onderworpen aan een beoordeling van zijn/haar betrouwbaarheid, kennis, vaardigheden en ervaring (“fit & proper”-beoordeling). Deze beoordeling valt onder de bevoegdheid van de prudentiële toezichthouder en wordt dus uitgevoerd door de NBB of, in het geval van kredietinstellingen en naargelang van de toepasselijke bevoegdheidsverdeling, door de Europese Centrale Bank. Zie in dit verband mededeling NBB_2022_34 van 20 december 2022 over de actualisering van het “fit & proper”-handboek.

Van de financiële instellingen wordt verwacht dat ze overeenkomstig de in punt 3 beschreven regeling:

  • in het “fit & proper”-formulier “nieuwe benoeming” voor een kandidaat-verantwoordelijke van een onafhankelijke controlefunctie expliciet vermelden dat deze kandidaat eveneens de functie van AMLCO zal uitoefenen; of
  • de NBB onmiddellijk per e-mail op de hoogte brengen van de aanstelling als AMLCO van een bestaande verantwoordelijke van een onafhankelijke controlefunctie.

Sinds 1 juni 2018 geldt als voorwaarde voor de aanstelling van de verantwoordelijke van de compliancefunctie in een kredietinstelling, beursvennootschap of verzekerings- of herverzekeringsonderneming naar Belgisch recht dat de betrokkene geslaagd is voor een bekwaamheidsproef die wordt ingericht door de NBB/FSMA en die met name betrekking heeft op SWG/FTP. Door te slagen voor deze bekwaamheidsproef bewijst de betrokkene dat hij/zij kennis heeft van het Belgisch wettelijk en reglementair kader inzake SWG/FTP, wat vereist is om de AMLCO-functie te kunnen uitoefenen. Dit slagen geldt echter niet als bewijs dat aan alle criteria van artikel 9, § 2, van de antiwitwaswet is voldaan.

  • AMLCO die een medewerker van de compliancefunctie is

Middelgrote of grote financiële instellingen waarvan de compliancefunctie uit meerdere personen bestaat, kunnen de AMLCO aanwijzen onder de medewerkers van het complianceteam ("N-2").

Van de AMLCO wordt verwacht dat hij/zij voldoet aan de geschiktheidsvereisten op het gebied van SWG/FTP die uiteengezet zijn in punt 2.3., en van de financiële instellingen dat ze eerst en vooral de geschiktheid op het gebied van SWG/FTP verifiëren van de personen die ze van plan zijn aan te stellen in deze functie.

Als de AMLCO een medewerker van niveau N-2 en dus geen verantwoordelijke van een onafhankelijke controlefunctie is, moeten de hierboven vermelde “fit & proper”-beoordeling en bekwaamheidsproef doorgaans niet worden uitgevoerd. Van de betrokken financiële instellingen wordt verwacht dat ze de NBB onmiddellijk per e-mail op de hoogte brengen van de aanstelling van een medewerker van niveau N-2 als AMLCO, overeenkomstig de in punt 3 beschreven regeling.

De financiële instelling dient er zorg voor te dragen dat de AMLCO op doorlopende basis werkzaam is in het kader van haar algemene bedrijfscontinuïteitsbeheer. Zij houdt rekening met de mogelijkheid dat de AMLCO uit zijn/haar functies wordt ontheven en zorgt dat er een plaatsvervanger beschikbaar is die de vereiste geschiktheid op het gebied van SWG/FTP bezit, waaraan de taken van de AMLCO kunnen worden gedelegeerd wanneer deze enige tijd afwezig is of zijn/haar integriteit niet langer buiten twijfel staat. Van de betrokken financiële instellingen wordt verwacht dat ze deze omstandigheden en de identiteit van de persoon die de AMLCO vervangt, onmiddellijk per e-mail melden aan de NBB, overeenkomstig de in punt 3 beschreven regeling.

§3. Beschikbaarheid

De AMLCO moet over de nodige tijd beschikken om zijn/haar taken naar behoren te kunnen vervullen. Zie in dit verband punt 2.4.2.

Het toewijzen van de AMLCO-functie aan een persoon die deze functie voltijds uitoefent, is mogelijk niet evenredig in kleine financiële instellingen en/of financiële instellingen met een laag WG/FTP-risicoprofiel. In dit geval kan om redenen van evenredigheid worden overwogen om de functie van AMLCO te combineren met die van voor SWG/FTP verantwoordelijke hooggeplaatste leidinggevende, zoals beschreven in punt 5.5.

§4. Talenkennis

Er wordt verwacht dat de AMLCO een van de landstalen voldoende beheerst in een professionele context, in het bijzonder gelet op de kennis van het Belgisch wettelijk en reglementair kader inzake SWG/FTP die van hem/haar is vereist, en op de taken waarmee hij/zij belast is (zie punt 2.1.).

Er kan aanvaard worden dat de AMLCO slechts één taal beheerst die in internationale kringen pleegt te worden gebruikt, wanneer de betrokken financiële instelling aantoont dat, enerzijds, de voorwaarden voor de toepassing van het evenredigheidsbeginsel vervuld zijn en, anderzijds, dat de beheersing van die ene taal op zich niet van die aard is dat ze de voorwaarden inzake de geschiktheid op het gebied van SWG/FTP, met inbegrip van de voorwaarde om kennis te hebben van het Belgisch wettelijk en reglementair kader, of de effectieve uitvoering van zijn/haar taken in het gedrang brengt. 

2.3.2. In bijkantoren in België van financiële instellingen naar buitenlands recht

Er zij verwezen naar de voorwaarden inzake de geschiktheid op het gebied van SWG/FTP van punt 2.3., die ook hier van toepassing zijn.

Om de redenen die reeds werden uiteengezet in punt 2.3.1., § 1, en onder voorbehoud van de toepassing van het evenredigheidsbeginsel (zie punt 5), is de NBB van oordeel dat de AMLCO van een in België gevestigd bijkantoor van een financiële instelling die onder het recht van een ander EER-land of van een derde land ressorteert, moet worden aangesteld onder de werknemers die fysiek werkzaam zijn in het betrokken bijkantoor in België (en niet onder de werknemers die zich fysiek in de moederonderneming bevinden), rekening houdend met het territoriaal toepassingsgebied van de antiwitwaswet, het wettelijk vereiste om kennis te hebben van het Belgisch wettelijk en reglementair kader en de beschikbaarheid die van de AMLCO wordt verwacht.

Wanneer de AMLCO ook de verantwoordelijke van de compliancefunctie is in het bijkantoor in België van een financiële instelling die onder het recht van een derde land ressorteert, moet hij/zij worden onderworpen aan een “fit & proper”-beoordeling door de prudentiële toezichthouder, als bedoeld in punt 2.3.1., § 2. Van de betrokken financiële instellingen wordt verwacht dat zij in het “fit & proper”-formulier “nieuwe benoeming” voor een kandidaat-verantwoordelijke van een onafhankelijke controlefunctie expliciet vermelden dat deze kandidaat eveneens de functie van AMLCO zal uitoefenen.

In alle andere gevallen moet de NBB onmiddellijk per e-mail op de hoogte worden gebracht van de aanstelling van de AMLCO.

Deze mededelingen moeten overeenkomstig de in punt 3 beschreven regeling worden verricht.

2.4. Organisatie

2.4.1. Geschiktheid van de personele en technische middelen

De beleidsbepalende organen van de financiële instellingen (raad van bestuur en directiecomité of effectieve leiding) moeten erop toezien dat de AMLCO te allen tijde beschikt over het geschikte personeel en materiaal om hem/haar in staat te stellen de wettelijke en reglementaire verplichtingen inzake SWG/FTP effectief na te leven. De aan SWG/FTP toegewezen middelen moeten evenredig zijn aan de WG/FT-risico’s.

2.4.2. Organisatie van een AML-cel of AMLCO die alleen werkt

Afhankelijk van de aard of de grootte van de financiële instelling en van haar WG/FT-risicoprofiel, kan de AMLCO naargelang van het geval hetzij de leiding hebben over een AML-cel binnen de compliancefunctie, hetzij de AMLCO-functie alleen uitoefenen.

§1. AML-cel

In grote financiële instellingen en/of in financiële instellingen met een hoog WG/FT-risicoprofiel, beveelt de NBB aan om binnen de compliancefunctie een AML-cel op te richten die toeziet op de naleving van de verplichtingen die door of krachtens de antiwitwaswet zijn opgelegd. Deze cel, die onder leiding van de AMLCO staat, moet samengesteld zijn uit betrouwbare personen die over de nodige kennis beschikken op het gebied van SWG/FTP. In dit verband beveelt de NBB aan om de AMLCO te betrekken bij de procedures voor de aanwerving en inschakeling van de werknemers die deel zullen uitmaken van de AML-cel waarover hij/zij de leiding heeft. De AMLCO die aan het hoofd van een dergelijke cel staat, coördineert de werkzaamheden ervan en speelt een centrale rol voor de belangrijkste beslissingen (bv. de beslissing om verdachte verrichtingen of feiten al dan niet te melden aan de CFI). De AMLCO mag zijn/haar functie cumuleren met die van verantwoordelijke van de compliancefunctie, op voorwaarde dat de AML-cel waarover hij/zij de leiding heeft, samengesteld is uit een of meer personen die uitsluitend worden ingezet voor het beheer van aspecten die verband houden met SWG/FTP.

§2. Alleen werkende AMLCO

In kleinere financiële instellingen en/of in financiële instellingen met een laag WG/FT-risicoprofiel, kan de AMLCO als enige belast worden met alle taken die verband houden met SWG/FTP. In dit geval is de AMLCO een op zichzelf staande functie die in principe niet met andere functies kan worden gecombineerd, behalve met de functie van voor SWG/FTP verantwoordelijke hooggeplaatste leidinggevende, zoals beschreven in punt 5.5 hieronder.

2.4.3. Interactie met “AML-correspondenten”, die rechtstreeks in contact staan met de cliënten

Om naar behoren te kunnen voldoen aan de verplichtingen met betrekking tot de waakzaamheid ten aanzien van het cliënteel en de verrichtingen, kan het nodig zijn dat de AMLCO binnen de departementen van de financiële instelling of onder de externe distributeurs AML-correspondenten aanwijst, die als doorgeefluik kunnen fungeren voor alle vragen in verband met SWG/FTP. Hiervoor moet de AMLCO medewerkers met een geschikt profiel aanwerven en ervoor zorgen dat zij bij hun aanwerving en vervolgens op continue basis, opleidingen kunnen volgen die nuttig zijn voor en aangepast zijn aan de taken die zij moeten vervullen op het vlak van waakzaamheid.

2.5. Activiteitenverslag van de AMLCO

Artikel 7 van het witwasreglement van de NBB bepaalt dat de AMLCO minstens eenmaal per jaar een activiteitenverslag moet opstellen en dit aan het directiecomité (of aan de effectieve leiding indien er geen directiecomité is) en aan de raad van bestuur moet bezorgen. Er moet een kopie van dit verslag naar de NBB worden verstuurd (zie de pagina Rapportering door financiële instellingen).

Dit verslag is een belangrijk document voor de beleidsbepalende organen om hun taken naar behoren te kunnen vervullen. Het doel ervan is om deze organen op het hoogste niveau van de onderworpen financiële instelling periodiek te informeren over de aard en de intensiteit van de WG/FT-risico's waaraan ze is blootgesteld, evenals over de maatregelen die de AMLCO heeft genomen of die hij aanbeveelt om deze risico's te verminderen en doeltreffend te beheren. Hoewel SWG/FTP van groot belang is voor het prudentieel toezicht (voor de compliancefunctie), wordt met de in de antiwitwaswet opgenomen doelstellingen ook beoogd de misdaad te bestrijden. Dit rechtvaardigt dat de SWG/FTP een specifieke behandeling en bijzondere aandacht krijgt. Bijgevolg verlangt de NBB dat het jaarlijks activiteitenverslag van de AMLCO en het jaarlijks activiteitenverslag van de compliancefunctie los van elkaar worden opgesteld.

Wat de inhoud van het jaarlijks activiteitenverslag van de AMLCO betreft, beveelt de NBB aan dat het met name het volgende bevat:

  1. de expliciete vermelding of een herziening van de op grond van artikel 16 van de antiwitwaswet verplichte algemene risicobeoordeling al dan niet vereist is voor het verslagjaar alsook een rechtvaardiging van het genomen besluit;
  2. de voornaamste conclusies van de actualisering van de algemene risicobeoordelingdie wordt opgelegd door artikel 16 van de antiwitwaswet, wanneer deze actualisering in het voorbije jaar is gebeurd;
  3. een bondige beschrijving van de organisatorische structuurop het vlak van SWG/FTP en, in voorkomend geval, de significante wijzigingen die er in het voorbije jaar in zijn aangebracht en de redenen daarvoor, waarbij met name een onderscheid wordt gemaakt tussen de organisatie van het toezicht dat wordt uitgeoefend door de personen die rechtstreeks in contact staan met de cliënten of die belast zijn met de uitvoering van hun verrichtingen, en die van de taken van de AMLCO;

Deze beschrijving dient een bondige beschrijving te bevatten van de personele en technische middelen die door de financiële instelling zijn toegewezen aan SWG/FTP en de bevestiging dat deze middelen toereikend zijn of, indien dit niet het geval is, een beoordeling van de extra middelen die vereist zijn om te kunnen voldoen aan de verplichtingen inzake SWG/FTP; 

Wanneer de financiële instelling haar voor SWG/FTP verantwoordelijke hooggeplaatste leidinggevende belast heeft met de uitvoering van de taken van AMLCO, in overeenstemming met artikel 9, § 3, van de antiwitwaswet, bevat het jaarlijks activiteitenverslag een bevestiging dat de omstandigheden die dit besluit rechtvaardigden, ongewijzigd zijn gebleven of, indien dit niet het geval is, een beschrijving van de maatregelen die de instelling heeft genomen of zal nemen om rekening te houden met de gewijzigde omstandigheden;

Wanneer de financiële instelling besloten heeft alle of een deel van de taken van de AMLCO-functie uit te besteden aan een derde of aan een andere entiteit van de groep, wordt in het jaarlijks activiteitenverslag van de AMLCO vermeld welke controles er op de door de door de dienstverlener verrichte diensten zijn uitgevoerd en of er zich in het kader van de uitbesteding belangrijke incidenten hebben voorgedaan in het afgelopen jaar, en wordt er een beoordeling gegeven van de volledigheid, de tijdigheid en de kwaliteit van de door de onderaannemer geleverde diensten en, in voorkomend geval, een beschrijving van de genomen of voorgestelde maatregelen om ten volle rekening te houden met deze beoordeling;

  1. een bondige beschrijving van de eventuele wijzigingen die in de toegepaste risicogebaseerde aanpak zijn aangebracht en in de gedragslijnen, procedures, implementatieprocessen en internecontrolemaatregelen inzake SWG/FTP, evenals de redenen voor die wijzigingen;
  2. een gestructureerd overzicht van de werkzaamheden die de AMLCO in het afgelopen jaar heeft verricht, dat met name informatie bevat over:
     
    1. het aantal, de aard en het bedrag van de opgespoorde atypische verrichtingen die aan de AMLCO zijn overgemaakt voor analyse,
    2. het aantal, de aard en het bedrag van de atypische verrichtingen die daadwerkelijk geanalyseerd zijn door of onder het gezag van de AMLCO,
    3. het aantal, de aard en het bedrag van de meldingen van verdachte verrichtingen die aan de CFI zijn toegezonden (onderscheiden per land waar werkzaamheden worden ontplooid),
    4. het aantal en de aard van de monitoringopdrachten die verricht zijn om de toepassing van de gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures door de aangestelden, agenten, distributeurs en dienstverleners, evenals de toereikendheid van controlemiddelen die de financiële instelling voor SWG/FTP-doeleinden inzet,
    5. het aantal en de aard van de verstrekte opleidingen en het aantal en de aard van de georganiseerde sensibiliseringsacties, en
    6. een beschrijving van alle andere maatregelen die de AMLCO heeft genomen;
  3. een analyse van de ontwikkelingen of tendensen, van de specifieke methodes en middelen die eventueel zijn vastgesteld in verband met SWG/FTP, met name wat betreft het soort cliënteel, het soort verrichtingen, de betrokken valuta's of alle andere relevante informatie;
  4. toezichtactiviteiten, met inbegrip van de communicatie met de financiële instelling, die de toezichthouder heeft verricht, ingediende verslagen, vastgestelde overtredingen en opgelegde sancties, de maatregelen van de financiële instelling om de vastgestelde overtredingen te verhelpen en het stadium waarin de herstelactie verkeert, onverminderd eventuele andere periodieke verslagen die mogelijk vereist zijn in geval van een toezichtactiviteit of herstelmaatregel; en
  5. alle andere nuttige gegevens over de werking van de AMLCO-functie en de maatregelen ter voorkoming van WG/FT die worden toegepast.

In voorkomend geval kan het nuttig zijn dat het jaarlijks activiteitenverslag van de AMLCO steunt op de antwoorden die door de financiële instelling zijn verstrekt op de door de NBB opgestelde periodieke of thematische vragenlijsten die de instelling in de loop van het afgelopen jaar heeft beantwoord. In dit verband zij verwezen naar de pagina Rapportering door financiële instellingen

Bij de opstelling van het jaarlijks activiteitenverslag dient het evenredigheidsbeginsel te worden toegepast. Het niveau van de informatie die erin moet worden opgenomen, kan variëren naargelang van de omvang en de diversiteit van de WG/FT-risico's waaraan de financiële instelling is blootgesteld. Zo verwacht de NBB dat het jaarlijks activiteitenverslag van de AMLCO veel gedetailleerder is in het geval van een financiële instelling die gediversifieerde en grootschalige activiteiten uitoefent, inclusief activiteiten met een hoog risico, dan in het geval van een financiële instelling die op kleinere schaal een beperkter gamma aan producten en diensten aanbiedt met geringere risico's. Het niveau van de informatie die in het jaarlijks activiteitenverslag wordt opgenomen, moet echter in elk geval voldoende zijn om de hoge leiding van de financiële instelling in staat te stellen zich een oordeel te vormen over de aard en de omvang van de WG/FT-risico's waaraan ze is blootgesteld, evenals over de adequaatheid en doeltreffendheid van de mechanismen ter voorkoming van WG/FT die door de instelling ten uitvoer worden gelegd en, in voorkomend geval, van de verbeteringen die erin moeten worden aangebracht.

Om de kwaliteit van de activiteitenverslagen van de AMLCO's van de financiële instellingen beter te garanderen en om ervoor te zorgen dat deze verslagen een effectieve toegevoegde waarde hebben voor de effectieve leiding van de financiële instellingen waaraan ze gericht zijn, met name door te vermijden dat ze zich beperken tot het herhalen van de inhoud van de interne gedragslijnen en procedures of dat belangrijke informatie erin ontbreekt en, in het algemeen, om de relevantie ervan te vergroten, heeft de NBB een typemodel voor activiteitenverslagen van AMLCO’s opgesteld: pdf - word

De NBB nodigt de financiële instellingen uit om gebruik te maken van dit model, teneinde:

  • de kwaliteit van het activiteitenverslag van de AMLCO in het algemeen te verbeteren en, bijgevolg, de hoge leiding van de financiële instellingen verder bewust te maken van de uitdagingen op het gebied van SWG/FT;
  • in tweede instantie, de NBB in staat te stellen een geharmoniseerde en consistente aanpak te hanteren voor de verwerking van de gegevens die haar jaarlijks worden gerapporteerd over SWG/FT-aangelegenheden door de financiële instellingen die onder haar toezicht staan (hiertoe nodigt de NBB de AMLCO's van de financiële instellingen uit om haar van het bovenvermelde verslag een kopie te bezorgen in .docx-formaat - zie in dit verband de pagina Rapportering door financiële instellingen).

3. Regeling voor de mededeling aan de NBB van de identiteit van een aangewezen persoon en van de informatie die nodig is voor de beoordeling van een aanwijzing

3.1. Personen die ook kandidaat zijn voor een aanstelling in een functie waarvoor een “fit & proper”-beoordeling is vereist

Van de financiële instellingen wordt verwacht dat zij in het “fit & proper”-formulier “nieuwe benoeming” expliciet vermelden dat de persoon die kandidaat is voor een functie waarvoor deze beoordeling is vereist, eveneens de functie van voor SWG/FTP verantwoordelijke hooggeplaatste leidinggevende en/of AMLCO zal uitoefenen.

In dergelijke gevallen houdt het indienen van het “fit & proper”-formulier bij de prudentiële toezichthouder in dat de identiteit van de kandidaat voor de functie van voor SWG/FTP verantwoordelijke hooggeplaatste leidinggevende en/of AMLCO is meegedeeld aan de NBB in haar hoedanigheid van SWG/FT toezichthouder.

3.2. Overige gevallen

In de overige gevallen wordt van de financiële instellingen verwacht dat ze elke aanwijzing van een voor SWG/FTP verantwoordelijke hooggeplaatste leidinggevende of van een AMLCO onmiddellijk per e-mail melden aan de NBB op [email protected]. De NBB moet ook in kennis worden gesteld van wijzigingen in de omstandigheden met betrekking tot de daadwerkelijke uitvoering van deze functies door personen die reeds zijn aangesteld.

3.3. Informatie die nodig is voor de beoordeling van een aanwijzing

In gevallen bedoeld in de punten 3.1. en 3.2. wordt verwacht dat de datum waarop de functie daadwerkelijk wordt opgenomen en de datum waarop het besluit tot aanwijzing door de financiële instelling is genomen, worden meegedeeld. Hierbij moet de volgende informatie worden gevoegd:

  • de contactgegevens (telefoon, e-mail) van de betrokkene;
  • eventuele andere functies die de betrokkene uitoefent in de financiële instelling of in andere entiteiten van de groep;
  • het curriculum vitae van de betrokkene.

Er wordt ook verwacht dat financiële instellingen bij de aanwijzing een dossier samenstellen met bewijsstukken waaruit blijkt dat voldaan is aan de vereisten van artikel 9 van de antiwitwaswet, in voorkomend geval met inbegrip van een rechtvaardiging voor de toepassing van het evenredigheidsbeginsel.

Dit dossier moet op eerste verzoek aan de NBB worden voorgelegd, indien nodig na bijwerking van de informatie die het bevat. In voorkomend geval kan de NBB een onderhoud organiseren.

3.4. Speciaal geval: vacant geworden functie

De financiële instellingen moeten te allen tijde voldoen aan de vereisten van de antiwitwaswet, met inbegrip van de bepalingen over governance.

Ook wanneer een functie - zelfs onverwacht - vacant wordt, moeten de financiële instellingen aan deze verplichting blijven voldoen. Zij moeten alle nodige maatregelen nemen om de vacant geworden functie zo snel mogelijk te vervullen en om in de tussentijd de doeltreffendheid van het SWG/FTP-beleid van de financiële instelling te garanderen.

Wanneer een functie vacant wordt, moet de financiële instelling dit onmiddellijk per e-mail aan de NBB melden op [email protected], met vermelding van de oorzaak en de voorlopige maatregelen die zij van plan is te nemen.

4. Uitbesteding van taken van de AMLCO-functie

Voor zover de financiële instelling volledig verantwoordelijk blijft voor de AMLCO-functie, kan met toepassing van het evenredigheidsbeginsel en/of om redenen van efficiëntie worden toegestaan dat de uitvoeringstaken van de AMLCO-functie die haar door de antiwitwaswet en het antiwitwasreglement van de NBB zijn toegewezen, geheel of gedeeltelijk worden uitbesteed aan hetzij een derde, hetzij een andere entiteit die tot dezelfde groep behoort.

Voor meer informatie over de beginselen en de concrete modaliteiten waaraan deze uitbesteding moet voldoen, zij verwezen naar de pagina Nakoming van verplichtingen door derden.

5. Toepassing van het evenredigheidsbeginsel

Op grond van het evenredigheidsbeginsel kunnen de hierboven beschreven governanceverplichtingen worden genuanceerd voor bepaalde financiële instellingen naar Belgisch recht of voor de vestigingen in België van financiële instellingen naar buitenlands recht (bijkantoren of agenten/distributeurs van betalingsinstellingen of instellingen voor elektronisch geld), die een kleine of middelgrote omvang hebben en/of die ratione personae onder het toepassingsgebied van de antiwitwaswet vallen, maar die geen activiteiten in België ontplooien en/of er niet (of slechts in zeer beperkte mate) zijn blootgesteld aan WG/FT-risico’s.

Dit kan worden geïllustreerd aan de hand van twee concrete en niet-limitatieve voorbeelden:

  • Een kredietinstelling of beursvennootschap naar buitenlands recht opent in België een bijkantoor waarvan de werknemers als enige taak hebben om in België potentiële cliënten te vinden. Het Belgische bijkantoor knoopt echter geen zakelijke relaties aan met deze cliënten, opent in België geen rekeningen voor deze cliënten en komt evenmin tussen in de financiële dienstverlening aan deze cliënten. De taak van dit bijkantoor houdt op zodra de geïnteresseerde potentiële cliënten zijn doorverwezen naar de hoofdzetel van de financiële instelling in het land van herkomst (eventueel via de website) voor het aanknopen van de zakelijke relatie en de uitvoering van de verrichtingen. Het Belgische bijkantoor komt bovendien op geen enkele wijze tussen in de toepassing van de maatregelen die de buitenlandse instelling heeft genomen om te voldoen aan de antiwitwaswetgeving die in het land van herkomst van toepassing is (waakzaamheidsmaatregelen ten aanzien van de cliënten, cliëntacceptatie, toezicht op de verrichtingen, enz.), tenzij, in voorkomend geval, uitsluitend om informatie te verzamelen over de nieuwe Belgische cliënten van de buitenlandse financiële instelling, in overeenstemming met de instructies van deze laatste, en alleen teneinde deze informatie aan haar te verstrekken (in het algemeen via haar IT-systeem). Zowel het aanknopen van de zakelijke relatie als de toepassing van de maatregelen inzake SWG/FT, vindt direct plaats tussen de buitenlandse instelling en de Belgische cliënten, met toepassing van de nationale antiwitwaswetgeving en -regelgeving die op de vestiging van toepassing is in haar land van vestiging.

  • Een buitenlandse toezichthouder stelt de NBB ervan in kennis dat een buitenlandse betalingsinstelling in België financiële diensten zal aanbieden via in België gevestigde agenten. Op basis van de ontvangen kennisgeving zou de NBB de buitenlandse betalingsinstelling normaal gezien inschrijven op de officiële lijst van Europese betalingsinstellingen die hun activiteiten uitoefenen in België. Krachtens de Europese antiwitwasrichtlijn en de Belgische antiwitwaswet valt de betalingsinstelling ratione personae onder het toepassingsgebied van de Belgische antiwitwaswet en is ze onderworpen aan het toezicht uitgeoefend door de NBB. In voorkomend geval dient deze Europese betalingsinstelling een “centraal contactpunt” te vestigen in België (zie de pagina over centrale contactpunten). Bij nader onderzoek door de NBB blijkt echter dat de Belgische agent van de buitenlandse betalingsinstelling enkel belast is met het geven van technische ondersteuning aan de Belgische cliënten van de buitenlandse instelling (bv. installeren en herstellen van betalingsterminals), en dat de Belgische agent bijgevolg op geen enkele wijze tussenkomt in de financiële dienstverlening aan deze cliënten, noch verantwoordelijk is voor de correcte toepassing van de antiwitwaswetgeving. Het is ook mogelijk dat de Belgische agent wel tussenkomt bij de inzameling van cliëntinformatie voor nieuwe Belgische cliënten van de buitenlandse betalingsinstelling, met als enige doel deze informatie door te geven aan de betalingsinstelling (doorgaans via het informaticasysteem van de instelling), maar dat de verdere waakzaamheidsmaatregelen ten aanzien van de cliënten, de beslissing tot acceptatie van de cliënt en de toepassing van de doorlopende waakzaamheidsmaatregelen, volledig worden ingevuld op de hoofdzetel van de buitenlandse instelling.

In de hierboven uiteengezette gevallen gaat de NBB ervan uit dat de activiteiten die deze buitenlandse instellingen in België uitoefenen, niet (of slechts in zeer beperkte mate) zijn blootgesteld aan enig WG/FT-risico, vermits de financiële dienstverlening uitsluitend of in hoofdzaak wordt verleend vanuit het buitenland en sterke gelijkenissen vertoont met het leveren van financiële diensten in het kader van het vrij verrichten van diensten vanuit het buitenland zonder fysieke vestiging in België.

De NBB meent daarom dat instellingen die in België ratione personae aan de Belgische antiwitwaswetgeving zijn onderworpen, maar die een kleine of middelgrote omvang hebben en/of die in België – via hun vestiging – activiteiten ontplooien die niet (of slechts in zeer beperkte mate) aan specifieke WG/FT-risico’s zijn blootgesteld, het evenredigheidsbeginsel kunnen toepassen, met name:

  • door de functie van voor SWG/FTP verantwoordelijke hooggeplaatste leidinggevende en de functie van ALMCO door een en dezelfde persoon te laten uitoefenen; 
  • door alle of sommige taken van de AMLCO-functie uit te besteden;
  • door gelijktijdig gebruik te maken van de mogelijkheid om de functie van voor SWG/FTP verantwoordelijke hooggeplaatste leidinggevende en de functie van AMLCO door een en dezelfde persoon te laten uitoefenen en van de mogelijkheid om alle of een deel van de taken van de ALMCO-functie uit te besteden;
  • door een verzoek in te dienen om te worden vrijgesteld van bepaalde rapporteringen aan de NBB (voor meer informatie over de rapporteringsverplichtingen en het verzoek tot vrijstelling zij verwezen naar de pagina Rapportering door financiële instellingen).

5.1. Beoordeling van de evenredigheid op het vlak van SWG/FTP

De NBB gaat na of de voorwaarden voor toepassing van het evenredigheidsbeginsel op het vlak van SWG/FTP vervuld zijn, met name op basis van de volgende indicatieve criteria:

a) de aard van de instelling, rekening houdend met haar prudentieel statuut, haar rechtsvorm, het feit of zij al dan niet deel uitmaakt van een groep en haar bedrijfsmodel;

b) de omvang van de instelling, rekening houdend met haar balanstotaal, haar omzet, haar aantal voltijds equivalenten en haar beleidsstructuur;

c) de aard en de complexiteit van haar verrichtingen, vanuit het oogpunt van de WG/FT-risico's waaraan zij is blootgesteld; en

d) voor een vestiging in België van een financiële instelling naar buitenlands recht (van een ander EER-land of van een derde land) ook de redenen voor de oprichting van de Belgische vestiging en de functies en taken die aan deze vestiging zijn toegewezen, met name in het kader van de tenuitvoerlegging van de gedragslijnen en procedures van de instelling inzake SWG/FT.

Een financiële instelling die voornemens is gebruik te maken van deze mogelijkheid, moet in ieder geval aan de NBB kunnen aantonen dat de door haar beoogde evenredige modaliteiten voor de tenuitvoerlegging van haar verplichtingen in verhouding staan tot, met name, de bovenstaande criteria.

5.2. Uitoefening door een en dezelfde persoon van de functie van voor SWG/FTP verantwoordelijke hooggeplaatste leidinggevende en de functie van ALMCO

Op grond van het evenredigheidsbeginsel biedt artikel 9, § 3, van de antiwitwaswet de mogelijkheid voor financiële instellingen om de functie van voor SWG/FTP verantwoordelijke hooggeplaatste leidinggevende en de functie van AMLCO door een en dezelfde persoon te laten uitoefenen, indien de aard of de omvang van de onderworpen entiteit dit rechtvaardigen. 

Indien een financiële instelling van deze mogelijkheid gebruik wil maken, wordt verwacht dat zij een dossier samenstelt waarmee (i) zij aantoont dat deze keuze voldoet aan de evenredigheidscriteria die uiteengezet zijn in punt 5.1 hierboven en (ii) ze uiteenzet waarom ze artikel 9, § 3, van de Wet wil toepassen. Dit dossier moet op eerste verzoek aan de NBB kunnen worden bezorgd. Bovendien moet de instelling regelmatig opnieuw beoordelen of de omstandigheden die de toepassing van artikel 9, § 3, van de antiwitwaswet rechtvaardigden, nog steeds gelden. Zo niet neemt de financiële instelling de nodige maatregelen voor de aparte aanwijzing van een voor SWG/FTP verantwoordelijke hooggeplaatste leidinggevende overeenkomstig artikel 9, § 1, van de antiwitwaswet, enerzijds, en van een AMLCO overeenkomstig artikel 9, § 2, van de antiwitwaswet anderzijds. Bovendien licht de financiële instelling de NBB onmiddellijk in.

Indien gebruik wordt gemaakt van de in artikel 9, § 3, van de antiwitwaswet bedoelde mogelijkheid om de functie van voor SWG/FTP verantwoordelijke hooggeplaatste leidinggevende en de functie van AMLCO door een en dezelfde persoon te laten uitoefenen, wordt de hooggeplaatste leidinggevende die de rol van AMLCO vervult aangewezen onder de leden van het directiecomité van de financiële instelling of onder de leden van de effectieve leiding ervan of onder de leiders van het bijkantoor. Er moet een fit & proper-screening worden uitgevoerd en er moet voor gezorgd worden dat de hooggeplaatste leidinggevende die de rol van AMLCO vervult, niet kan worden geconfronteerd met belangenconflicten door zijn eventuele andere verantwoordelijkheden. De regels in punt 1.1 hierboven betreffende de voor SWG/FTP verantwoordelijke hooggeplaatste leidinggevende zijn van overeenkomstige toepassing.

De hooggeplaatste leidinggevende die de rol van AMLCO vervult, moet de in de punten 1.2 en 2.2 hierboven vermelde taken verrichten.

5.3. Uitbesteding

Met toepassing van het evenredigheidsbeginsel en/of om redenen van efficiëntie kan worden toegestaan dat financiële instellingen een beroep doen op uitbesteding. Er zij verwezen naar punt 4 hierboven en naar de pagina Nakoming van verplichtingen door derden.

5.4. Gelijktijdige gebruikmaking van de mogelijkheid om (i) de functie van voor SWG/FTP verantwoordelijke hooggeplaatste leidinggevende en de functie van AMLCO door een en dezelfde persoon te laten uitoefenen en van de mogelijkheid om (ii) alle of een deel van de taken van de ALMCO-functie uit te besteden

In financiële instellingen naar Belgisch recht of in België gevestigde bijkantoren die van zeer geringe omvang zijn en een laag WG/FT-risicoprofiel hebben, is het mogelijk om, met toepassing van het evenredigheidsbeginsel, gelijktijdig gebruik te maken van de in de punten 5.2 en 5.3 hierboven toegelichte mogelijkheden.

In dit geval stellen de betrokken financiële instellingen (naar Belgisch recht of bijkantoren) een dossier samen waarin zij aantonen dat de voorwaarden van de punten 5.2 en 5.3 hierboven vervuld zijn. Dit dossier moet op eerste verzoek aan de NBB kunnen worden bezorgd.

In dit geval draagt de hooggeplaatste leidinggevende die binnen de financiële instelling of het bijkantoor de rol van AMLCO vervult (lid van het directiecomité of van de effectieve leiding) de eindverantwoordelijkheid voor alle belangrijke beslissingen op het gebied van SWG/FTP, naast zijn opdracht om toezicht te houden op de kwaliteit van de uitbestede diensten.

5.5. Cumulatie van functies door de AMLCO

In grote financiële instellingen en/of in instellingen met een hoog WG/FT-risicoprofiel staat de AMLCO, zoals reeds vermeld, meestal aan het hoofd van een AML-cel die uit verschillende medewerkers bestaat. In dit geval kan de AMLCO-functie enkel worden gecumuleerd met de functie van verantwoordelijke van de compliancefunctie. 

In middelgrote financiële instellingen en/of financiële instellingen met een standaard WG/FT-risicoprofiel, kan de aan te wijzen AMLCO alleen werken. In dat geval is de AMLCO-functie een volwaardige functie die niet met andere functies kan worden gecumuleerd (behalve met de compliancefunctie). 

In financiële instellingen naar Belgisch recht of in bijkantoren in België van buitenlandse financiële instellingen die van geringe omvang zijn en/of een laag WG/FT-risicoprofiel hebben, kan het daarentegen onevenredig zijn om de AMLCO-functie toe te wijzen aan een persoon die deze functie voltijds uitoefent. In dat geval kan worden overwogen deze functie toe te wijzen aan een persoon die deze functie slechts deeltijds uitoefent, in voorkomend geval in combinatie met andere functies bij de betrokken Belgische entiteit of bij andere entiteiten van dezelfde groep. De NBB is van mening dat dergelijke governanceregels, waarbij wordt uitgegaan van het evenredigheidsbeginsel, enkel mogen worden toegepast indien voldaan is aan de volgende voorwaarden, die voortvloeien uit de aard van de AMLCO-functie en uit de toepassing van artikel 9, § 2, van de antiwitwaswet:

  1. Deze governanceregels voldoen aan de evenredigheidscriteria die opgesomd zijn in punt 5.1 hierboven;
  2. De andere functies die door de betrokkene worden uitgeoefend bij dezelfde entiteit of bij een andere entiteit van dezelfde groep, zijn niet van dien aard dat die persoon met belangenconflicten kan worden geconfronteerd; vanuit dit oogpunt kan de uitoefening van de AMLCO-functie of van de functie van verantwoordelijke van de compliancefunctie bij een andere entiteit van dezelfde groep als verenigbaar met die van AMLCO van de Belgische entiteit worden beschouwd;
  3. De betrokkene besteedt voldoende tijd aan de uitoefening van de AMLCO-functie bij de Belgische entiteit om te voldoen aan de voorwaarde van beschikbaarheid die opgenomen is in artikel 9, § 2, derde lid, 2°, van de antiwitwaswet;
  4. Als de betrokkene zijn AMLCO-functie normaliter niet uitoefent in de lokalen van de Belgische entiteit, doet deze geografische afstand geen afbreuk aan de effectieve uitoefening van deze functie, noch aan de beschikbaarheid en de kennis van het Belgisch wettelijk en reglementair kader inzake de voorkoming van WG/FTP die vereist zijn op grond van artikel 9, § 2, derde lid, 2°, van de antiwitwaswet.

Indien de financiële instelling deze governanceregels wil toepassen, dient zij een dossier samen te stellen waarin zij aantoont dat voldaan is aan al deze voorwaarden. Dit dossier moet op eerste verzoek aan de NBB kunnen worden bezorgd.

5.6. Voor SWG/FTP verantwoordelijke hooggeplaatste leidinggevende en AMLCO bij Europese financiële instellingen die in België uitsluitend via (verbonden) agenten of distributeurs diensten aanbieden

Voor:

  • Europese kredietinstellingen en beursvennootschappen die een beroep doen op een in België gevestigde verbonden agent om er beleggingsdiensten en/of -activiteiten te verrichten,
  • Europese kredietinstellingen die een beroep doen op een in België gevestigde agent om er diensten te leveren die bestaan in het in ontvangst nemen van deposito's of andere terugbetaalbare gelden, en
  • Europese betalingsinstellingen of instellingen voor elektronisch geld die in België uitsluitend via agenten of distributeurs respectievelijk betalingsdiensten aanbieden of elektronisch geld overmaken,

moet de verplichting tot aanwijzing van een voor SWG/FTP verantwoordelijke hooggeplaatste leidinggevende en van een AMLCO, zoals uiteengezet in artikel 9 van de antiwitwaswet, worden geïnterpreteerd rekening houdend met de bijzondere kenmerken van de aanwezigheid van deze financiële instellingen op het Belgische grondgebied, alsook met het evenredigheidsbeginsel. 

De NBB moet in elk geval worden geïnformeerd over de identiteit en de functie van de personen die bij het hoofdbestuur van elk van deze instellingen, in overeenstemming met de toepasselijke wetgeving in hun land van herkomst:

  • op het hoogste niveau verantwoordelijk zijn om toezicht te houden op de toepassing en naleving in België van de bepalingen van de antiwitwaswet en de andere wettelijke en reglementaire bepalingen bedoeld in artikel 9, § 1, eerste lid, van die wet;
  • de functie van AMLCO uitoefenen, op grond van artikel 9, § 2, van de Wet.

Wat betreft de verplichting om een ​​centraal contactpunt aan te wijzen (zie artikel 15 van de Wet) zij verwezen naar de pagina over centrale contactpunten.

5.7. Rapportering aan de NBB

Voor de mogelijkheid om een vrijstelling aan te vragen van bepaalde rapporteringsverplichtingen ten aanzien van de NBB zij verwezen naar de pagina Rapportering door financiële instellingen.

6. Andere prudentiële vereisten inzake governance

De specifieke governancevereisten op het vlak van SWG/FTP moeten op harmonieuze wijze worden geïntegreerd in de prudentiële regels inzake governance die van toepassing zijn op de verschillende betrokken sectoren. 

6.1. Taken van de raad van bestuur op het vlak van SWG/FTP

De raad van bestuur van de financiële instellingen heeft op het gebied van SWG/FTP de volgende taken:

  1. beslissen over de algemene strategie van de betrokken financiële instelling inzake het beheer van WG/FT-risico's. De raad van bestuur moet dus over passende kennis, vaardigheden en ervaring beschikken om zich een totaalbeeld te vormen van de toegepaste regeling en van de WG/FT-risico's die verbonden zijn aan de uitgeoefende activiteiten en het bedrijfsmodel, waaronder kennis van het wettelijk en reglementair kader inzake het voorkomen van WG/FTP;
  2. het SWG/FTP-beleid van de instelling valideren (zie de pagina Gedragslijnen, procedures, processen en internecontrolemaatregelen);
  3. op de hoogte worden gehouden van de resultaten van de algemene WG/FT-risicobeoordeling van de financiële instelling en van de actualisering ervan;
  4. het activiteitenverslag van de AMLCO minstens jaarlijks beoordelen en vaker tussentijds kennis nemen van activiteiten die de financiële instelling blootstellen aan hogere WG/FTP-risico’s;
  5. minstens eenmaal per jaar de correcte werking van de compliancefunctie beoordelen, met inbegrip van het onderdeel "SWG/FTP" onder andere aan de hand van de conclusies van interne en/of externe audits die mogelijk hierop zijn verricht, en hierbij in het bijzonder toezien op de geschiktheid van de aan de AMLCO-functie toegewezen personele en technische middelen.

De raad van bestuur dient toegang te hebben tot en rekening te houden met kwalitatief hoogwaardige en gedetailleerde gegevens en informatie zodat het in staat is zijn SWG/FTP-taken doeltreffend uit te voeren. De raad van bestuur dient minstens tijdig en direct toegang te hebben tot het activiteitenverslag van de AMLCO, het verslag van de interne auditfunctie, de bevindingen en vaststellingen van externe auditors, voor zover van toepassing, evenals tot de bevindingen van de toezichthouder, relevante communicatie met de CFI en opgelegde toezichtmaatregelen of administratieve sancties.

6.2. Taken van het directiecomité op het vlak van SWG/FTP

Het directiecomité of de effectieve leiding van de financiële instellingen die niet over een directiecomité beschikken, hebben op het gebied van SWG/FTP de volgende taken:

  1. onder leiding van de voor SWG/FTP verantwoordelijke hooggeplaatste leidinggevende de organisatorische en operationele SWG/FTP-structuur opzetten die nodig is om te voldoen aan artikel 8 van de antiwitwaswet en aan de SWG/FTP-strategie die door de raad van bestuur is vastgelegd, en hierbij bijzondere aandacht besteden aan de geschiktheid van de aan de AMLCO-functie toegewezen personele en technische middelen;
  2. de interne SWG/FTP-procedures goedkeuren (zie de pagina Gedragslijnen, procedures, processen en internecontrolemaatregelen, waarop wordt bepaald dat kleinere aanpassingen van deze procedures mogen worden gevalideerd door de voor SWG/FTP verantwoordelijke hooggeplaatste leidinggevende);
  3. passende internecontrolemechanismen voor SWG/FTP vaststellen (zie pagina Gedragslijnen, procedures, processen en internecontrolemaatregelen);
  4. het jaarlijks activiteitenverslag van de AMLCO goedkeuren en met deze persoon regelmatig contact onderhouden;
  5. jaarlijks de doeltreffendheid beoordelen van haar governancesysteem, met inbegrip van het SWG/FTP-beleid;
  6. zorgen voor een degelijke SWG/FTP-rapportering, zowel aan de raad van bestuur als aan de NBB; en
  7. zorgen dat bij uitbesteding van operationele taken van de AMLCO de toepasselijke regelgeving (zie pagina Nakoming van verplichtingen door derden, punt 1) wordt nageleefd, en dat het regelmatig rapportages van de dienstverlener ontvangt.

6.3. Naleving van de regels inzake compliance

Aangezien het SWG/FTP-beleid geïntegreerd moet worden in de compliancefunctie, zijn de beginselen die worden uiteengezet in circulaire NBB_2012_14 van toepassing. Bovendien geldt als prudentiële regel dat alle onafhankelijke controlefuncties een coherent geheel moeten vormen, wat betekent dat voor de WG/FT-risico’s een goede interactie tussen de compliancefunctie en de risicobeheerfunctie vereist is (zonder evenwel een hiërarchie te creëren tussen deze onafhankelijke controlefuncties).

Hoewel er over het beheer van de WG/FT-risico’s specifieke rapporteringen worden bezorgd aan de NBB, verwacht deze laatste dat de compliancefunctie dit aspect ook behandelt in haar rapporteringen inzake compliance. Er mag in deze rapporteringen echter gebruikgemaakt worden van kruisverwijzingen voor aspecten die verband houden met SWG/FTP. 

Referentiedocumenten:

  • Richtsnoeren van de Europese Bankautoriteit van 25 februari 2019 (EBA/GL/2019/02) inzake uitbesteding (voor de kredietinstellingen, de beursvennootschappen, de betalingsinstellingen en de instellingen voor elektronisch geld);
  • Circulaire NBB_2018_25 betreffende de geschiktheid van bestuurders, leden van het directiecomité, verantwoordelijken van onafhankelijke controlefuncties en effectieve leiders van financiële instellingen;
  • Circulaire NBB_2012_14 betreffende de compliancefunctie;
  • de sectorale circulaires over uitbesteding:
    • voor kredietinstellingen en beursvennootschappen: circulaire PPB_2004_5 over gezonde beheerspraktijken bij uitbesteding door kredietinstellingen en beleggingsondernemingen,
    • voor verzekeringsondernemingen: circulaire NBB_2016_31 over de prudentiële verwachtingen van de NBB inzake het governancesysteem voor de verzekerings- en herverzekeringssector,
    • voor betalingsinstellingen en instellingen voor elektronisch geld: de voornoemde circulaire PPB_2004_05, die van toepassing werd verklaard door circulaire NBB_2015_09 over het prudentieel statuut van de instellingen voor elektronisch geld en circulaire NBB_2015_10 over het prudentieel statuut van de betalingsinstellingen;
    • voor vereffeningsinstellingen: circulaire PPB_2007_5 over interne controle en interne audit, compliancefunctie, voorkomingsbeleid, gezonde beheerpraktijken inzake uitbesteding.
  • Sectorale circulaires over governance:
    • voor kredietinstellingen, beursvennootschappen, betalingsinstellingen en instellingen voor elektronisch geld en vereffeningsinstellingen en met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen: het Handboek Governance,
    • voor verzekeringsondernemingen: de voornoemde circulaire NBB_2016_31.