Risicobeheersysteem

Regelgevend kader

  1. Solvabiliteit ll-wet: art. 42, § 1, 3° (interne verslaggeving over de risico's) en 11° (vaststelling van een verslechtering van de financiële omstandigheden), art. 56 (de risicobeheerfunctie), art. 84 tot 90 (risicobeheersysteem) en art. 91 (ORSA)
  2. Gedelegeerde Verordening 2015/35: art. 259, 260 en 261
  3. NBB-circulaire: de circulaire 2019/30 betreffende de richtsnoeren voor de beoordeling van het eigen risico en de solvabiliteit (ORSA)
  4. EIOPA-richtsnoeren: richtsnoeren 17 tot 26

De Solvabiliteit II-wet en Gedelegeerde Verordening 2015/35 vereisen dat de verzekeringsondernemingen een doeltreffend risicobeheersysteem uitwerken.  

3.1. Definitie

Overeenkomstig de Gedelegeerde Verordening omvat een risicobeheersysteem het volgende:

  1. een welomschreven risicobeheerstrategie die in overeenstemming is met de algemene bedrijfsstrategie van de onderneming. De doelstellingen en grondbeginselen van die strategie, de goedgekeurde risicotolerantielimieten en de verdeling van de verantwoordelijkheden tussen alle activiteiten van de onderneming zijn schriftelijk vastgelegd;
  2. een welomschreven procedure voor het besluitvormingsproces;
  3. schriftelijk vastgelegde beleidslijnen die de materiële risico's waaraan de onderneming is blootgesteld, effectief omschrijven en indelen per categorie, en die voor elke risicocategorie de goedgekeurde risicotolerantielimieten vermelden. Deze beleidslijnen implementeren de risicostrategie van de onderneming, voorzien in controlemechanismen en houden rekening met de aard, de reikwijdte en perioden van de bedrijfsactiviteiten, evenals met de daaraan verbonden risico's;
  4. rapporteringsprocedures en -processen die garanderen dat de informatie over de materiële risico's waaraan de onderneming is blootgesteld en de doeltreffendheid van het risicobeheersysteem, actief worden gecontroleerd en geanalyseerd, en dat passende wijzigingen in het systeem worden aangebracht indien zulks noodzakelijk is.

Het doel van dit systeem bestaat erin de risico's waaraan de verzekeringsondernemingen zijn of kunnen worden blootgesteld, te identificeren, te beoordelen, te beheren en te monitoren. 

De verzekeringsondernemingen moeten ook procedures invoeren om een verslechtering van hun financiële omstandigheden vast te stellen en om de Bank onmiddellijk in kennis te stellen wanneer zo'n verslechtering zich voordoet.

3.2. Rol van de raad van bestuur, het directiecomité en de risicobeheerfunctie

3.2.1. Specifieke rol van de raad van bestuur in het risicobeheersysteem

De raad van bestuur van de verzekeringsonderneming draagt de eindverantwoordelijkheid voor de doeltreffendheid van het risicobeheersysteem, voor het vaststellen van de risicobereidheid en de algemene risicotolerantielimieten van de onderneming en voor het goedkeuren van de voornaamste strategieën en beleidslijnen voor risicobeheer. 

3.2.2. Rol van het directiecomité

Het directiecomité is verantwoordelijk voor de implementatie van het risicobeheersysteem.  In overeenstemming met de Gedelegeerde Verordening houden het directiecomité en de verantwoordelijken voor de controlefuncties bij hun besluitvormingsproces rekening met de informatie die in het kader van het risicobeheersysteem is gerapporteerd.

3.2.3. Rol van de risicobeheerfunctie

Er wordt verwezen naar punt 5.2. hieronder.

3.3. Algemene regels betreffende het risicobeheersysteem

3.3.1. Gebieden die door het risicobeheersysteem worden bestreken

De Solvabiliteit II-wet bepaalt dat het risicobeheersysteem de risico's dient te bestrijken waarmee bij de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste rekening moet worden gehouden, alsook de risico's waarmee bij die berekening niet of onvolledig rekening wordt gehouden, en dat het ten minste de volgende gebieden bestrijkt:

  1. het aangaan van verzekeringstechnische verplichtingen en reservevorming;
  2. beheer van activa en passiva (asset-liability management - ALM);
  3. beleggingen, in het bijzonder in afgeleide instrumenten en vergelijkbare verbintenissen;
  4. beheer van het liquiditeits- en concentratierisico;
  5. beheer van het operationele risico;
  6. herverzekering en andere risicomatigingstechnieken.

Deze verschillende domeinen komen aan de orde in de schriftelijk vastgelegde beleidslijnen inzake risicobeheer.

3.3.2. Liquiditeitsplan

Wanneer de verzekeringsondernemingen de in artikel 129 van de Solvabiliteit II-wet bedoelde matchingopslag of de in artikel 131 van de Solvabiliteit II-wet bedoelde volatiliteitsaanpassing toepassen, stellen zij een liquiditeitsplan op met een raming van de inkomende en uitgaande kasstromen in verband met de activa en passiva waarop die opslagen en aanpassingen worden toegepast.

3.3.3. Beheer van activa en passiva

Met betrekking tot het beheer van de activa en passiva voeren de verzekeringsondernemingen een regelmatige beoordeling uit van:

1° de gevoeligheid van hun technische voorzieningen en hun in aanmerking komend eigen vermogen voor de hypothesen die ten grondslag liggen aan de extrapolatie van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur als bedoeld in artikel 126, § 2 van de Solvabiliteit II-wet;

2° bij toepassing van de in artikel 129 van de Solvabiliteit II-wet bedoelde matchingsopslag:

  1. de gevoeligheid van hun technische voorzieningen en hun in aanmerking komend eigen vermogen voor de hypothesen die ten grondslag liggen aan de berekening van de matchingsopslag, met inbegrip van de berekening van de fundamentele spread als bedoeld in artikel 130, § 1, 2°, en het mogelijke effect van een gedwongen verkoop van activa op hun in aanmerking komend eigen vermogen;
  2. de gevoeligheid van hun technische voorzieningen en hun in aanmerking komend eigen vermogen voor wijzigingen in de samenstelling van de toegewezen activaportefeuille;
  3. het effect dat een verlaging van de matchingopslag tot nul zal teweegbrengen;

3° bij toepassing van de in artikel 131 van de Solvabiliteit II-wet bedoelde volatiliteitsaanpassing:

  1. de gevoeligheid van hun technische voorzieningen en hun in aanmerking komend eigen vermogen voor de hypothesen die ten grondslag liggen aan de berekening van de volatiliteitsaanpassing en het mogelijke effect van een gedwongen verkoop van activa op hun in aanmerking komend eigen vermogen;
  2. het effect dat een verlaging van de volatiliteitsaanpassing tot nul zal teweegbrengen;

De verzekeringsondernemingen bezorgen de hierboven bedoelde beoordelingen jaarlijks aan de Bank.  Indien de verlaging van de matchingopslag of de volatiliteitsaanpassing tot nul, zou resulteren in niet-naleving van het solvabiliteitskapitaalvereiste, dient de onderneming ook een analyse in van de maatregelen die zij zou kunnen nemen om het niveau van het in aanmerking komend eigen vermogen ter dekking van het solvabiliteitskapitaalvereiste te herstellen of het risicoprofiel te verlagen om te garanderen dat het solvabiliteitskapitaalvereiste wordt nageleefd.

Wanneer de in artikel 131 van de Solvabiliteit II-wet bedoelde volatiliteitsaanpassing wordt toegepast, omvat het schriftelijk vastgelegde beleid inzake risicobeheer een beleid inzake de criteria voor de toepassing van de volatiliteitsaanpassing.

3.3.4. Beleggingsrisico

Wat het beleggingsrisico betreft, tonen de verzekeringsondernemingen aan dat ze voldoen aan de bepalingen van de artikelen 190 tot 198 van de Solvabiliteit II-wet betreffende (i) het "prudent person"-beginsel, (ii) het bijhouden van een doorlopende inventaris en (iii) de lokalisatie van de activa.

3.3.5. Externe kredietbeoordeling

Om overmatig vertrouwen in externe kredietbeoordelingsinstellingen te vermijden, beoordelen de verzekeringsondernemingen bij het gebruik van externe kredietbeoordelingen bij de berekening van de technische voorzieningen en het solvabiliteitskapitaalvereiste de geschiktheid van deze externe kredietbeoordelingen, in het kader van hun risicobeheer, door in voorkomend geval gebruik te maken van aanvullende beoordelingen teneinde te voorkomen dat zij zich automatisch laten leiden door deze externe beoordelingen.

Bovendien bepaalt Gedelegeerde Verordening 2015/35 dat, naast de vereisten die zijn vastgesteld voor de berekening van de technische voorzieningen en het solvabiliteitskapitaalvereiste, de interne risicobeheermethoden niet uitsluitend of automatisch mogen afgaan op externe kredietbeoordelingen.  Wanneer de berekening van de technische voorzieningen of van het solvabiliteitskapitaalvereiste berust op externe kredietbeoordelingen van een EKBI of op het feit dat een blootstelling geen rating heeft, ontslaat dit verzekeringsondernemingen niet van de verplichting ook andere relevante informatie in aanmerking te nemen.

3.3.6. Stresstests

Gedelegeerde Verordening 2015/35 bepaalt dat waar zulks passend is, verzekeringsondernemingen in hun risicobeheersysteem de uitvoering van stresstests en scenarioanalyses met betrekking tot alle relevante risico's waaraan zij zijn blootgesteld, dienen te integreren.

3.4. Gebieden die door het risicobeheersysteem worden bestreken

3.4.1. Gebieden die door het risicobeheer worden bestreken

Gedelegeerde Verordening 2015/35 bepaalt dat het risicobeheersysteem de volgende gebieden dient te bestrijken:

(a) Aangaan van verzekeringstechnische verplichtingen en reservevorming:

  1. door de verzekeringsonderneming te nemen maatregelen om het risico op verlies of op een ongunstige verandering in de waarde van verzekeringsverplichtingen door ondeugdelijke hypothesen voor de prijsstelling en de voorzieningen in te schatten en te beheren;
  2. de toereikendheid en kwaliteit van de relevante gegevens die bij het proces van het aangaan van verzekeringstechnische verplichtingen en reservevorming in aanmerking moeten worden genomen, als beschreven in Gedelegeerde Verordening 2015/35, en de consistentie ervan met de toereikendheids- en kwaliteitsnormen;
  3. de deugdelijkheid van schaderegelingsprocedures, inclusief de mate waarin zij de gehele schaderegelingscyclus bestrijken.

(b) Beheer van activa en passiva:

  1. de structurele mismatch tussen activa en passiva, en met name de looptijdmismatch tussen deze activa en passiva;
  2. enigerlei afhankelijkheid tussen de risico's verbonden aan verschillende categorieën activa en passiva;
  3. enigerlei afhankelijkheid tussen de risico's verbonden aan verschillende verzekeringsverplichtingen;
  4. enigerlei buitenbalansblootstellingen van de onderneming;
  5. het effect van dienstige risicomatigingstechnieken op het beheer van activa en passiva;

(c) Beheer van het beleggingsrisico:

  1. door de verzekeringsonderneming te nemen maatregelen om ervoor te zorgen dat de beleggingen stroken met het „prudent person”-beginsel;
  2. door de verzekeringsonderneming te nemen maatregelen om ervoor te zorgen dat bij de beleggingen van de onderneming rekening wordt gehouden met de aard van het bedrijf van de onderneming, de goedgekeurde risicotolerantielimieten, de solvabiliteitspositie en de risicoblootstelling op lange termijn van de onderneming;
  3. de eigen interne inschatting door de verzekeringsonderneming van het kredietrisico verbonden aan de tegenpartijen van de beleggingen, ook wanneer de tegenpartijen centrale overheden zijn;
  4. ingeval de verzekeringsonderneming van afgeleide instrumenten of enigerlei andere financiële instrumenten met vergelijkbare kenmerken of gevolgen gebruikmaakt, de doelstellingen van en de strategie die ten grondslag ligt aan het gebruik ervan, de wijze waarop zij een efficiënt portefeuillebeheer faciliteren of tot een vermindering van de risico's bijdragen, alsook de procedures om het aan dergelijke instrumenten verbonden risico in te schatten en de daarop toe te passen risicobeheerbeginselen;
  5. ingeval zulks passend is met het oog op een doeltreffend risicobeheer, interne kwantitatieve grenzen voor activa en blootstellingen, met inbegrip van buitenbalansblootstellingen.

(d) Beheer van het liquiditeitsrisico:

  1. door de verzekeringsonderneming te nemen maatregelen om met het liquiditeitsrisico op zowel korte als lange termijn rekening te houden;
  2. de geschiktheid van de samenstelling van de activa qua aard, looptijd en liquiditeit om aan de verplichtingen van de onderneming te voldoen wanneer deze opeisbaar zijn;
  3. een plan om met veranderingen in verwachte instromen en uitstromen van kasmiddelen om te gaan;

(e) Beheer van het concentratierisico: 

  • door de verzekeringsonderneming te nemen maatregelen om relevante bronnen van concentratierisico te onderkennen teneinde ervoor te zorgen dat risicoconcentraties binnen vastgestelde grenzen blijven, en maatregelen om mogelijke besmettingsrisico's tussen geconcentreerde blootstellingen te analyseren;

(f)  Beheer van het operationele risico:

  • door de verzekeringsonderneming te nemen maatregelen voor het toewijzen van duidelijke verantwoordelijkheden voor de regelmatige identificatie, documentering en bewaking van relevante blootstellingen aan operationeel risico;

(g) Herverzekering en andere risicomatigingstechnieken:

  1. door de verzekeringsonderneming te nemen maatregelen om te garanderen dat voor passende herverzekerings- en andere risicomatigingstechnieken wordt gekozen;
  2. door de verzekeringsonderneming te nemen maatregelen om na te gaan welke soorten risicomatigingstechnieken geschikt zijn in het licht van de aard van de aangegane risico's, en in hoeverre de onderneming in staat is om de aan deze technieken verbonden risico's te beheren en te beheersen;
  3. eigen inschatting door de verzekeringsonderneming van het kredietrisico verbonden aan de risicomatigingstechnieken.

Gedelegeerde Verordening 2015/35 bepaalt ook het volgende:

  1. De in toekomstige premies vervatte verwachte winst wordt berekend als het verschil tussen de technische voorzieningen zonder een risicomarge zoals berekend overeenkomstig de Solvabiliteit II-wet, en een berekening van de technische voorzieningen zonder een risicomarge op basis van de veronderstelling dat de premies die met bestaande verzekerings- en herverzekeringsovereenkomsten verband houden en die naar verwachting in de toekomst zullen worden ontvangen, niet worden ontvangen om een andere reden dan dat de verzekerde gebeurtenis zich heeft voorgedaan, ongeacht de wettelijke of contractuele rechten van de verzekeringnemer om de verzekeringsovereenkomst stop te zetten.
  2. De berekening van de in toekomstige premies vervatte verwachte winst vindt afzonderlijk plaats voor de homogene risicogroepen die bij de berekening van de technische voorzieningen worden gehanteerd, op voorwaarde dat ook de verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen homogeen zijn wat de in toekomstige premies vervatte verwachte winst betreft.
  3. Alleen binnen een homogene risicogroep mogen verliesgevende verzekeringsovereenkomsten met winstgevende verzekeringsovereenkomsten worden gecompenseerd.

3.4.2. Risicobeheer in ondernemingen die krediet verstrekken en/of hypotheekverzekeringen aanbieden

1. Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die een kredietverstrekkingsactiviteit uitoefenen, beschikken over schriftelijke gedragslijnen die alle volgende punten waarborgen:

  1. de kredietverlening geschiedt op basis van gedegen en welomschreven criteria en de procedure voor de acceptatie, aanpassing, vernieuwing en herfinanciering van kredieten is duidelijk vastgelegd;
  2. de ondernemingen beschikken over interne methoden die hen is staat stellen het aan blootstellingen aan individuele debiteuren verbonden kredietrisico en het kredietrisico op het niveau van de portefeuille te beoordelen;
  3. voor de lopende administratie en bewaking van de kredietportefeuilles, met inbegrip van de onderkenning en het beheer van probleemkredieten en het verrichten van adequate waardeaanpassingen, wordt van doeltreffende systemen gebruikgemaakt;
  4. de spreiding van de kredietportefeuilles sluit aan bij de doelmarkten en bij de algemene beleggingsstrategie van de onderneming.

2. Verzekeringsondernemingen die de activiteit van hypotheekverzekeringen of -herverzekeringen uitoefenen, gaan hun verzekeringstechnische verplichtingen aan op basis van gedegen en welomschreven criteria en voldoen aan de vereisten van punt 1 a), b) en c).

3.5. Algemeen risicobeheerbeleid

De raad van bestuur van de verzekeringsonderneming stelt een beleidslijn inzake risicobeheer vast, die ten minste:

  1. de risicocategorieën en de methoden voor het meten van risico's bepaalt; 
  2. omschrijft hoe de onderneming elke relevante risicocategorie en elke potentiële aggregatie van risico's beheert; 
  3. het verband beschrijft tussen de beoordeling van de algehele solvabiliteitsbehoeften die zijn vastgesteld in het kader van het Supervisory ORSA Report, de wettelijke kapitaalvereisten en de risicotolerantielimieten van de onderneming;
  4. de risicotolerantielimieten voor alle relevante risicocategorieën vaststelt, overeenkomstig de risicobereidheid van de onderneming; 
  5. de frequentie en inhoud beschrijft van regelmatige stresstests en de situaties beschrijft die een ad-hocstresstest rechtvaardigen.

3.6. Specifieke risicobeleidslijnen

3.6.1. Beleid met betrekking tot het beheer van het verzekeringstechnisch risico en het reserveringsrisico

De verzekeringsonderneming neemt in haar risicobeheerbeleid ten aanzien van het verzekeringstechnisch risico en het reserveringsrisico ten minste het volgende op:

  1. de verschillende soorten verzekeringsactiviteiten die de onderneming uitoefent en de kenmerken ervan, zoals het soort verzekeringsrisico dat de onderneming bereid is te aanvaarden;
  2. de wijze waarop de toereikendheid van de premie-inkomsten ter dekking van verwachte schaden en kosten wordt gewaarborgd;
  3. het identificeren van de risico's die voortvloeien uit de verzekeringsverplichtingen van de onderneming, met inbegrip van ingebouwde opties en gegarandeerde afkoopwaarden die in haar producten zijn opgenomen;
  4. hoe de onderneming bij het proces van het ontwikkelen van een nieuw verzekeringsproduct en de berekening van premies rekening houdt met beleggingsbeperkingen;
  5. hoe de onderneming bij het proces van het ontwikkelen van een nieuw verzekeringsproduct en de berekening van premies rekening houdt met herverzekering of andere risicomatigingstechnieken.

3.6.2. Beleid met betrekking tot het beheer van operationeel risico

De onderneming neemt in haar risicobeheerbeleid ten aanzien van operationele risico's ten minste het volgende op:

  1. het vaststellen van de operationele risico's waaraan de onderneming is of kan worden blootgesteld en de beoordeling van de wijze waarop die risico's kunnen worden gemitigeerd;
  2. activiteiten en interne processen voor het beheer van operationele risico's, waaronder het IT-systeem ter ondersteuning van die activiteiten en interne processen;
  3. risicotolerantielimieten voor de belangrijkste operationele risicogebieden van de onderneming.

De onderneming beschikt over processen voor het vaststellen, analyseren en rapporteren van operationele risico's. Hiertoe richt de onderneming een proces in voor het registreren en monitoren van voorvallen met een operationele risicocomponent.

De onderneming ontwikkelt en analyseert een geschikt aantal stress-scenario's voor het beheer van operationele risico's. Deze stress-scenario's zijn ten minste gebaseerd op de volgende benaderingen:

  1. het falen van een sleutelproces, of het wegvallen van sleutelpersoneel of een sleutelfunctie;
  2. het optreden van onvoorziene externe gebeurtenissen.

3.6.3. Herverzekering en andere risicomatigingstechnieken - risicobeheerbeleid

De verzekeringsonderneming neemt in haar risicobeheerbeleid ten aanzien van herverzekering en andere risicomatigingstechnieken ten minste het volgende op:

  1. het vaststellen van het niveau van risico-overdracht dat gezien de vastgestelde risicolimieten van de onderneming passend is en de soorten herverzekeringsovereenkomsten die gezien het risicoprofiel van de onderneming het meest geschikt zijn;
  2. de beginselen voor de selectie van bij dergelijke risicomatigingstechnieken betrokken tegenpartijen en procedures voor het beoordelen en monitoren van de financiële soliditeit en diversificatie van de herverzekeringstegenpartijen;
  3. de procedures voor het beoordelen van een effectieve risico-overdracht en de wijze waarop rekening wordt gehouden met het basisrisico;
  4. liquiditeitsbeheer om elke timing mismatch tussen betalingen van schaden en schadevergoedingen uit hoofde van herverzekering te verhelpen.

3.6.4. Strategisch risico en reputatierisico

De onderneming beheert, houdt toezicht op en brengt verslag uit over de volgende situaties:

  1. feitelijke of mogelijke blootstelling aan reputatie- en strategische risico's en de onderlinge relatie tussen deze risico's en andere materiële risico's;
  2. belangrijke kwesties die haar reputatie beïnvloeden, gezien de verwachtingen van belanghebbenden en de gevoeligheid van de markt.

3.6.5. Beleid met betrekking tot het beheer van activa en passiva

De onderneming neemt in haar risicobeheerbeleid ten aanzien van het beheer van activa en passiva ten minste het volgende op:

  1. een beschrijving van de procedure voor het vaststellen en beoordelen van verschillende vormen van mismatch tussen activa en passiva, in ieder geval met betrekking tot voorwaarden en valuta's;
  2. een beschrijving van de risicomatigingstechnieken die worden gebruikt en het verwachte effect van relevante risicomatigingstechnieken op het beheer van activa en passiva;
  3. een beschrijving van de door de onderneming toegestane mismatches;
  4. een beschrijving van de methodologie die aan de stress- en scenariotests ten grondslag ligt en de frequentie waarmee deze tests moeten worden uitgevoerd.

3.6.6. Beleid met betrekking tot het beheer van het beleggingsrisico

De verzekeringsonderneming neemt in haar risicobeheerbeleid ten aanzien van beleggingsrisico's ten minste het volgende op:

  1. het niveau van veiligheid, kwaliteit, liquiditeit, rendement en beschikbaarheid dat de onderneming voor de activaportefeuille als geheel nastreeft en de wijze waarop de onderneming voornemens is dit te bereiken;
  2. haar kwantitatieve limieten ten aanzien van activa en blootstellingen, met inbegrip van blootstellingen die niet op de balans zijn opgenomen, die moeten worden vastgesteld om de onderneming te helpen zeker te stellen dat zij het voor de portefeuille gewenste niveau van veiligheid, kwaliteit, liquiditeit, rendement en beschikbaarheid bereikt;
  3. het niveau van beschikbaarheid dat de onderneming voor de activaportefeuille als geheel nastreeft en de wijze waarop de onderneming voornemens is dit te bereiken;
  4. het in aanmerking nemen van de situatie op de financiële markten;
  5. de voorwaarden waaronder de onderneming activa als zekerheid kan stellen en activa kan uitlenen;
  6. de relatie tussen het marktrisico en andere risico's in ongunstige scenario's;
  7. de procedure voor het adequaat waarderen en verifiëren van beleggingsactiva;
  8. de procedures voor het bewaken van de resultaten van de beleggingen en, voor zover nodig, het herzien van het beleid;
  9. hoe ervoor wordt gezorgd dat de activa in het belang van verzekeringnemers en begunstigden worden geselecteerd.

3.6.7. Beleid met betrekking tot het beheer van het liquiditeitsrisico

De verzekeringsonderneming neemt in haar risicobeheerbeleid ten aanzien van liquiditeitsrisico's ten minste het volgende op:

  1. de procedure voor het vaststellen van het niveau van mismatch tussen in- en uitgaande kasstromen met betrekking tot zowel activa als passiva, met inbegrip van de verwachte kasstromen uit hoofde van directe verzekerings- en herverzekeringsovereenkomsten, zoals vorderingen, voortijdige beëindigingen of afkopen;
  2. het in aanmerking nemen van de totale liquiditeitsbehoefte voor de korte en middellange termijn, met inbegrip van een passende liquiditeitsbuffer voor het opvangen van liquiditeitstekorten;
  3. het in aanmerking nemen van het niveau en de monitoring van liquide activa, met inbegrip van kwantificering van potentiële kosten en financiële verliezen die voortvloeien uit gedwongen verkoop;
  4. het vaststellen van alternatieve financieringsinstrumenten en de kosten daarvan;
  5. het in aanmerking nemen van het effect op de liquiditeitspositie van verwachte nieuwe activiteiten.

3.7. Beoordeling van het eigen risico en de solvabiliteit

De Solvabiliteit II-wet (artikel 91) bepaalt dat elke verzekeringsonderneming in het kader van haar risicobeheersysteem haar eigen risico en solvabiliteit dient te beoordelen ("Own Risk and Solvency Assessment" of "ORSA").

Deze beoordeling heeft minstens betrekking op:

  1. de algehele solvabiliteitsbehoeften, waarbij rekening wordt gehouden met het specifieke risicoprofiel evenals met de algemene risicotolerantielimieten en de strategie van de onderneming, die zijn goedgekeurd door de raad van bestuur en het directiecomité;
  2. de permanente naleving van de in Afdeling II van Hoofdstuk VI van de Solvabiliteit II-wet vastgelegde kapitaalvereisten en de in Afdeling I, Onderafdeling II van Hoofdstuk VI van die wet vastgelegde vereisten inzake technische voorzieningen;
  3. de mate waarin het risicoprofiel van de onderneming afwijkt van de hypothesen die ten grondslag liggen aan het solvabiliteitskapitaalvereiste zoals vastgelegd in artikel 151 van de Solvabiliteit II-wet en berekend met de standaardformule overeenkomstig de artikelen 153 tot 166, of met een geheel of gedeeltelijk intern model, overeenkomstig de artikelen 167 tot 188 van de voornoemde wet.

Er wordt een procedure uitgewerkt om de praktische modaliteiten voor de opstelling van de ORSA nader te bepalen. 

De verwachtingen van de Bank met betrekking tot de ORSA worden beschreven in circulaire NBB_2019_30 over de beoordeling van het eigen risico en de solvabiliteit.