Integriteitsbeleid

Regelgevend kader

  1. Solvabiliteit II-wet: Art. 42, § 1, 5° (integriteitsbeleid) en 8° (whistleblowing) en 44 (rol van de raad van bestuur)
  2. Gedelegeerde Verordening 2015/35: Art. 258, lid 5 (belangenconflicten) en 270 (integriteit)
  3. Onderliggende thematische NBB-circulaire: mededeling NBB_2018_05 over het verslag van het wettelijk bestuursorgaan over de beoordeling van de compliancefunctie.
  4. EIOPA-richtsnoeren: /

Deugdelijk bestuur kan niet worden gerealiseerd door organisatiestructuren, procedures en controlemechanismen alleen, maar steunt in belangrijke mate op het engagement en de toewijding van alle medewerkers van de verzekeringsonderneming.

De wet van 5 december 2017, die de Solvabiliteit II-wet heeft gewijzigd, versterkt de rol van de raad van bestuur inzake compliancerisico’s. Naast de uitstippeling van en het toezicht op het integriteitsbeleid moet de raad van bestuur de Bank jaarlijks een verslag bezorgen over de beoordeling van de goede werking van de compliancefunctie. Op deze manier brengt de raad van bestuur verslag uit over zijn verantwoordelijkheden inzake compliance: hij zorgt er met name voor dat de compliancerisico's voldoende worden gedetecteerd en beheerst.  De Solvabiliteit II-wet voorziet ook in de verplichting voor de verzekeringsondernemingen om een klokkenluidersregeling (whistleblowing) in te voeren. 

9.1. Integriteitsbeleid

Overeenkomstig de Solvabiliteit II-wet stelt de raad van bestuur het integriteitsbeleid van de onderneming vast. Dit beleid bevat de fundamentele elementen van de integriteitsregels die de onderneming zichzelf oplegt.  Dit beleid bestrijkt ten minste de volgende gebieden:

  1. Doelstellingen en ondernemingswaarden;
  2. Voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (voor levensverzekeringsactiviteiten);
  3. Belangenconflicten;
  4. Interne waarschuwingen / Whistleblowing.

Die verschillende onderwerpen moeten vervolgens, afhankelijk van het geval, worden omgezet in thematische beleidslijnen of interne procedures.  Dit integriteitsbeleid moet periodiek worden bijgewerkt of wanneer er zich belangrijke gebeurtenissen voordoen die het compliancerisicoprofiel van de onderneming kunnen beïnvloeden. De compliancefunctie vervult een belangrijke rol in de bijwerking van dit beleid.

9.2. Doelstellingen en ondernemingswaarden

Het is van belang dat de raad van bestuur de strategische doelstellingen en de ondernemingswaarden van de verzekeringsonderneming, alsook interne gedragscodes of formele voorschriften vastlegt, die bepalen hoe het bedrijf wordt gevoerd in een geest van integriteit en betrokkenheid met de deelgenoten van de onderneming. Deze doelstellingen, waarden en codes worden doorheen de onderneming meegedeeld en gepromoot. Voor de toepassing van deze waarden is het van belang dat de leiding zichzelf strikte gedragsregels oplegt en het goede voorbeeld geeft ('tone at the top').

De interne gedragscodes behandelen onder meer onderwerpen zoals corruptie, commerciële gebaren (vrijwillige tenlasteneming van schadegevallen), aanvaarden of geven van geschenken, oneigenlijke zelfbediening in transacties tussen medewerkers en de onderneming, en allerlei andere onethische of illegale gedragingen in het kader van activiteiten binnen of buiten de verzekeringsonderneming.

De verzekeringsonderneming dient een passende organisatie en passende procedures op te zetten teneinde zich ervan te vergewissen dat de personeelsleden van de onderneming onberispelijk zijn. Naast de gebruikelijke verificaties bij de aanwerving, dient de verzekeringsonderneming op permanente wijze de nodige maatregelen te treffen om toe te zien op de naleving door haar personeelsleden van de wettelijke en reglementaire bepalingen met betrekking tot integriteit en gedrag.

9.3. Voorkoming van witwassen van geld en financiering van terrorisme

Van verzekeringsondernemingen die in België de in bijlage II van de Solvabiliteit II-wet bedoelde levensverzekeringsactiviteiten mogen uitoefenen, wordt verwacht dat het beleid ter voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (SWG/FTP) bedoeld in artikel 8 van de wet van 18 september 2017, deel uitmaakt van het integriteitsbeleid. In dit beleid moet elke betrokken verzekeringsonderneming haar SWG/FTP-doelstellingen vermelden, alsook de richtsnoeren die in dit domein moeten worden nageleefd (2 belangrijke onderdelen: beheer van de risico's van witwassen van geld en de financiering van terrorisme en cliëntacceptatie). Voor meer informatie wordt verwezen naar de SWG/FTP-rubriek op de website van de Bank.

9.4. Whistleblowing / klokkenluidersregeling

De naleving van de ondernemingswaarden en de interne gedragscodes en de effectiviteit van de interne controle van de verzekeringsonderneming worden bevorderd wanneer medewerkers kanalen ter beschikking hebben om te goeder trouw legitieme bekommernissen inzake betekenisvolle inbreuken op deze ondernemingswaarden en codes of inzake onethisch of illegaal gedrag in verband met aspecten die binnen de bevoegdheid en controle van de verzekeringsonderneming liggen, intern mee te delen.

De verzekeringsonderneming voorziet daartoe in een procedure en in een informatiekanaal voor het rechtstreeks of onrechtstreeks (ombudsman, compliance, interne audit) meedelen van klachten aan de leiding, buiten de normale hiërarchische kanalen. Bonafide klokkenluiders worden beschermd tegen rechtstreekse of onrechtstreekse disciplinaire maatregelen of beslissingen met gelijke werking. 

De goede werking van de klokkenluiderregeling hangt af van duidelijke regels, die precies aanduiden waarover meldingen kunnen worden gedaan en welke stappen en escalatieregels in de regeling zijn voorzien. De leiding ziet er op toe dat de informatie die via klokkenluiders wordt aangebracht, effectief wordt onderzocht en dat de nodige maatregelen worden getroffen om mistoestanden aan te pakken. De regeling dient in overeenstemming te zijn met de wetgeving inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (cf. "GDPR"). Adviezen van de ter zake bevoegde autoriteiten kunnen ondernemingen helpen om hun regeling aan die bepalingen te toetsen.

9.5. Belangenconflicten

Het bedrijf van een verzekeringsonderneming wordt gekenmerkt door de samenloop van velerlei belangen, vaak gelijklopende maar even dikwijls uiteenlopende of conflicterende belangen, die passende omkadering vereisen.

Zonder exhaustiviteit te betrachten, kunnen er belangenconflicten bestaan tussen:

  • de aandeelhouders en de onderneming;
  • de bestuurders en de onderneming;
  • de medewerkers en de onderneming;
  • de onderneming en haar cliënten, als gevolg van het toegepaste bedrijfsmodel en/of de verschillende diensten en activiteiten die de onderneming aanbiedt;
  • cliënten onderling;
  • de onderneming en haar moederonderneming, dochteronderneming of andere verbonden ondernemingen bij intragroeptransacties.

De belangrijkste doelstellingen met betrekking tot het beheer van belangenconflicten moeten worden vastgelegd in een belangenconflictenbeleid dat deel moet uitmaken van het integriteitsbeleid van de verzekeringsonderneming. Onverminderd de toepassing van de artikelen 7:96, 7:115 en 7:117 van het WVV en 45bis van de Solvabiliteit II-wet of andere toepasbare specifieke regelingen bepaalt Gedelegeerde Verordening 2015/35 bovendien dat de onderneming over doeltreffende processen en procedures moet beschikken om belangenconflicten te voorkomen en potentiële bronnen van belangenconflicten te onderkennen en procedures moet vaststellen om dergelijke conflicten aan te pakken.