Moratorium - prudentiële behandeling

Inhoud

De EBA publiceerde op 29 januari 2021 een vierde versie van het COVID-19 rapport met verschillende vragen en antwoorden m.b.t. de prudentiële behandeling van moratoria en we verwijzen in dit verband ook graag naar sectie 2 van dit document.

6.1 De wetgeving inzake covered bonds verlaagt de waardering van leningen die meer dan 30 dagen en meer dan 90 dagen achterstallig zijn naar respectievelijk 50% en 0%. Indien kredieten waarvoor een bank betalingsuitstel geeft als achterstallig

6.1 De wetgeving inzake covered bonds verlaagt de waardering van leningen die meer dan 30 dagen en meer dan 90 dagen achterstallig zijn naar respectievelijk 50% en 0%.  Indien kredieten waarvoor een bank betalingsuitstel geeft als achterstallig geregistreerd moeten worden, welke impact heeft dit op de waardering van de covered bonds?

  • In artikel 3, § 6 van het koninklijk besluit van 11 oktober 2012 betreffende de uitgifte van Belgische covered bonds door kredietinstellingen naar Belgisch recht wordt bepaald dat blootstellingen waarvoor er sprake is van wanbetaling niet mogen worden opgenomen in de cover pool, en krachtens artikel 6, § 7 is de waarde van deze dekkingswaarde  0. Daarnaast kunnen blootstellingen die meer dan 30 dagen achterstallig zijn op grond van artikel 6, § 7 slechts in aanmerking worden genomen voor 50 % van de dekkingswaarde zoals bepaald in artikel 6.

  • Het aantal achterstallige dagen moet geteld worden op basis van het door het moratorium aangepaste betalingsplan. Indien het moratorium wordt toegekend aan een blootstelling die op moment van toekenning van het moratorium achterstallige bedragen heeft en

    1)  enkel de toekomstige betalingen en niet de bestaande achterstanden worden aangepast, zal de teller voor het aantal dagen achterstand blijven lopen zolang deze bedragen verschuldigd en onbetaald blijven

    2) de toekomstige betalingen worden aangepast en de bestaande achterstanden worden opgeschort, zal de teller van het aantal achterstallige dagen bevroren worden op de dag na toekenning van het moratorium. Na afloop van het moratorium zal de teller van het aantal achterstallige dagen hervat worden.

  • De charters voor het betalingsuitstel van hypothecaire kredieten en ondernemingskredieten vermelden dat betalingsuitstel enkel kan verkregen worden voor toekomstige maandaflossingen. Hierdoor zal (i) voor een krediet dat geen achterstanden heeft op het ogenblik dat het moratorium wordt toegekend, de teller van het aantal achterstallige dagen op 0 blijven staan tijdens de periode van het betalingsuitstel en (ii) voor een krediet dat wel achterstallige bedragen heeft op het ogenblik het moratorium wordt toegekend, de teller van het aantal achterstallige dagen blijven lopen zolang deze reeds bestaande achterstand niet wordt aangezuiverd.

    De waarderingsregels uit artikel 6 van het koninklijk besluit van 11 oktober 2012 betreffende de uitgifte van Belgische covered bonds door kredietinstellingen naar Belgisch recht zullen conform deze telling van het aantal achterstallige dagen worden toegepast.

     

6.2 Leidt het moratorium tot respijt?

Overeenkomstig de EBA richtsnoeren (EBA/GL/2020/02 – Final report - Guidelines on legislative and non-legislative moratoria on loan repayments applied in the light of the COVID-19 crisis dd 2 December 2020) , moeten de publieke en private moratoria die voldoen aan de criteria van een algemeen moratorium op betalingen  niet automatisch worden geclassificeerd als respijtmaatregelen.

6.3 Hoe wordt het moratorium behandeld in het kader van wanbetaling?

Het aantal achterstallige dagen moet geteld worden op basis van het door het moratorium aangepaste betalingsplan.

Het EBA rapport verduidelijkt in het antwoord op vraag 23 in de tweede sectie dat de wijze waarop het aantal achterstallige dagen wordt geteld afhankelijk is van hoe het betalingsplan wordt aangepast. Er kunnen zich drie scenario’s voordoen: het moratorium past:

1) enkel de toekomstige betalingen aan,

2) de toekomstige betalingen aan en schorst de terugbetaling van de reeds bestaande achterstallige bedragen op

3) zowel de toekomstige als reeds bestaande achterstallige bedragen aan. 

Indien de blootstelling reeds achterstallige bedragen heeft op het ogenblik dat het moratorium wordt toegepast  en

  • scenario 1 is van toepassing, dan zal de teller voor het aantal dagen achterstand blijven lopen zolang deze bedragen verschuldigd en onbetaald blijven.
  • scenario 2 is van toepassing, dan zal de teller van het aantal achterstallige dagen bevroren worden op de dag na toekenning van het moratorium. Na afloop van het moratorium zal de teller van het aantal achterstallige dagen hervat worden.
  • scenario 3 is van toepassing, dan zouden er de dag na toekenning van het moratorium mogelijks geen achterstallige bedragen meer zijn (Days past due = 0). De teller begint opnieuw te lopen indien de kredietnemer op basis van het gewijzigde betalingsschema opnieuw achter komt te staan. Het is mogelijk dat er bij scenario drie nog achterstallige bedragen zijn bij de aanpassing van het betalingsschema (bvb. het moratorium is niet van toepassing op alle kredieten van de kredietnemer), in dit geval mag de ‘days past due’ teller niet op nul worden gezet.  ...

Instellingen zijn nog steeds verplicht om de onwaarschijnlijkheid van betalen van de debiteur geval per geval te beoordelen. Deze beoordeling heeft betrekking op het gewijzigde tijdschema voor de betalingen en wanneer er in dat opzicht geen reden tot bezorgdheid is, kan de blootstelling nog steeds als renderend worden beschouwd.  

6.3/1 Het EBA-statement stelt dat ‘days past due’ worden stopgezet tijdens de moratoriumperiode. Is dat echter ook het geval voor leningen die al achterstallige betalingen hadden voordat het moratorium op deze leningen wordt toegekend?

Concreet voorbeeld ter illustratie: een lening waarvan de  betaling op 31 maart niet is nagekomen, en waarvoor op 15 april het moratorium aangevraagd en verkregen wordt. Moeten banken de ‘days past due’ voor de betaling van 31 maart bevriezen op 15 april, tot wanneer het moratorium afloopt in oktober? Of lopen ze door?

De EBA richtsnoeren inzake moratoria op betalingen (EBA/GL/2020/02) stellen dat het aantal achterstallige dagen geteld moet worden op basis van het door het moratorium aangepaste betalingsplan. Voor leningen die al achterstallige betalingen hadden voordat het moratorium wordt toegekend en waarbij het moratorium enkel de toekomstige betalingen aanpast, zal de teller van het aantal achterstallige dagen doorlopen zolang deze achterstand niet wordt aangezuiverd.

De kredietnemer in het voorbeeld komt in aanmerking voor het moratorium want had op 1 februari 2020 nog geen enkele betalingsachterstand  maar mist een eerste betaling op 31 maart. Vanaf 31 maart zal de bank de ‘days past due’ moeten beginnen tellen. Deze kredietnemer  krijgt na aanvraag op 15 April het moratorium toegekend en enkel de toekomstige betalingen worden aangepast.   Het aantal ‘days past due’ blijft doorlopen zolang de achterstand niet wordt weggewerkt. 

Banken dienen echter nog steeds  de indicatoren van ‘unlikely to pay’ na te gaan volgens hun interne beleidslijnen en het prudentiële kader, ook tijdens de periode van het moratorium.

6.4 Wat zijn de gevolgen van het moratorium voor de kans op wanbetaling van een intern model?

Het moratorium doet geen afbreuk aan de verplichting om de risico's nauwkeurig en tijdig te meten. Bijgevolg is de normale toepassing onder de interneratingbenadering (IRB) nog steeds van toepassing. Eventuele verliezen, ook binnen het kader van het moratorium, moeten in aanmerking worden genomen voor het verlies bij wanbetaling (loss given default - LGD). Er is geen direct verband met de kans op wanbetaling (probability of default - PD) en het moratorium aangezien nieuwe achterstallige betalingen niet tijdens het moratorium maar pas erna kunnen verschijnen.

6.4/1 Welke autoriteit is bevoegd om te bepalen dat een Belgisch moratorium waar kredietinstellingen gebruik van kunnen maken, voldoet aan al de voorwaarden vermeld in artikel 10 van de EBA Richtsnoeren EBA/GL/2020/02 om als een algemeen (‘general’) mora

De beoordeling of een moratorium alle voorwaarden vermeld in  artikel 10 van de EBA Richtsnoeren vervult, is een taak van de NBB die de ECB hierover informeert .

6.4/2 Welk prudentiële gevolgen zijn verbonden aan de erkenning als een algemeen (‘general’) moratorium?

De artikelen 11-13 van de EBA Richtsnoeren EBA/GL/2020/02 vermelden drie prudentiële gevolgen:

  • Geen automatische classificatie tot respijtblootstelling tenzij een blootstelling op het moment van toepassing van het moratorium op betalingen al is aangemerkt als respijtblootstelling;
  • Geen automatische herindeling tot gedwongen herstructurering;
  • Aantal dagen achterstand (‘days past due’) wordt geteld op basis van het door het moratorium aangepaste betalingsplan.

6.4/3 Mag een bank het moratorium aanwenden om de beoordeling stop te zetten of een betaling door individuele debiteuren onwaarschijnlijk is (‘unlikely to pay’)?

Neen.

 

Artikelen 14-16 van de EBA Richtsnoeren EBA/GL/2020/02 vermelden daartoe:

 

“Tijdens de gehele duur van het moratorium moeten instellingen het risico dat debiteuren hun kredietverplichtingen in het kader van het moratorium waarschijnlijk niet zullen kunnen nakomen, beoordelen aan de hand van de beleidslijnen en praktijken die gewoonlijk van toepassing zijn op deze beoordelingen, ook wanneer deze gebaseerd zijn op automatische controles op indicaties dat betaling onwaarschijnlijk is. Wanneer beoordelingen van individuele debiteuren handmatig worden uitgevoerd, moeten instellingen prioriteit geven aan de beoordeling van debiteuren voor wie het risico op financiële moeilijkheden of insolventie op langere termijn als gevolg van de COVID-19-pandemie het grootst is.

Bij de beoordeling of betaling door individuele debiteuren onwaarschijnlijk is na beëindiging van de toepassing van het moratorium als bedoeld in artikel 10 van deze Richtsnoeren, moeten instellingen prioriteit geven aan de beoordeling van de volgende gevallen:

(a) wanneer debiteuren kort na beëindiging van het moratorium betalingsachterstand oplopen;

(b) wanneer respijtmaatregelen worden toegepast kort na beëindiging van het moratorium.

Instellingen moeten de beoordeling of betaling onwaarschijnlijk is uitvoeren op basis van het meest recente betalingsschema dat voortvloeit uit de toepassing van het algemene moratorium op betalingen. Wanneer de debiteur in het genot komt van aanvullende steunmaatregelen die door overheidsinstanties naar aanleiding van de Covid-19-pandemie zijn vastgesteld en die van invloed kunnen zijn op diens kredietwaardigheid, moeten deze in aanmerking worden genomen bij de beoordeling of betaling onwaarschijnlijk is. Maatregelen voor kredietrisicolimitering, zoals door derden verstrekte garanties aan instellingen, ontheffen instellingen echter niet van de verplichting om te beoordelen of betaling door de debiteur onwaarschijnlijk is, en mogen niet van invloed zijn op de resultaten van een dergelijke beoordeling.”

6.4/4 Welke Belgische moratoria voldoen momenteel aan de voorwaarden van een “algemeen moratorium” zoals gestipuleerd in de EBA Richtsnoeren?

Het niet wettelijk vastgestelde moratorium op ondernemingskredieten (cf. Febelfin charter – eerste versie en tweede versie) en de wettelijk vastgestelde moratoria op hypothecaire kredieten (cf. febelfin charter – eerste versie en tweede versie, het KB nr 11 dd 22 april 2020 en de artt. 60-62 van de Wet van 20 december 2020) en consumentenkredieten  voldoen hieraan. Het derde Charter betalingsuitstel ondernemingskredieten voldoet hier evenwel niet aan (zie laatste paragraaf van dit antwoord).

Er dient wel benadrukt te worden dat - tenzij deze datum nog verlengd zou worden door EBA - gunningen door banken van moratoria na 31/3/2021 niet langer voldoen aan de voorwaarden van een algemeen moratorium. Bovendien stelt voorwaarde (e) van artikel 10 van de EBA Richtsnoeren dat algemene moratoria niet toegepast kunnen worden op nieuwe kredietovereenkomsten die na datum van de aankondiging van het moratorium worden toegekend. De EBA richtsnoeren (EBA/GL/2020/15) en meer bepaald paragraaf 14 verduidelijken dat de moratoria op hypothecaire kredieten en ondernemingskredieten zoals gedefinieerd in de tweede versie van de Febelfin charters niet beschouwd worden als een nieuw moratorium maar als een aanpassing van een bestaand moratorium.  Bijgevolg is het niet mogelijk om uitstel van betaling in de vorm van een algemeen moratorium te verlenen aan kredieten onder de garantieregelingen.

In het finaal rapport van de EBA richtsnoeren inzake moratoria op betalingen ( gepubliceerd op 2 december 2020) werd een bijkomende voorwaarde opgelegd voor een nieuw moratorium of een verlenging van een bestaand moratorium dat wordt toegekend na 30 september 2020. Het gecumuleerde betalingsuitstel per krediet verleend onder de hierboven vermelde moratoria mag volgens artikel 10 bis van de EBA richtsnoeren (EBA/GL/2020/15) niet meer dan 9 maanden bedragen. Deze voorwaarde heeft tot doel dat de EBA richtsnoeren inzake moratoria op betalingen banken toestaan om korttijdige liquiditeitsproblemen te verhelpen, terwijl het risico op het niet (tijdig) identificeren van kredietnemers met (langdurige) insolventieproblemen afneemt. 

Het moratorium op leasingcontracten voldoet niet aan voorwaarde (d) van artikel 10 van de EBA Richtsnoeren omdat dit moratorium niet dezelfde voorwaarden voor wijzigingen in het betalingsschema oplegt voor alle onder het moratorium vallende blootstellingen, ook al is de toepassing ervan niet verplicht voor debiteuren. De website van de Belgische Leasingvereniging (BLV) vermeldt daartoe: “elke leasingmaatschappij kan voor zichzelf bepalen hoe ze daar invulling aan geeft”.

Het derde Charter betalingsuitstel ondernemingskredieten staat een bijkomend betalingsuitstel toe voor kredieten die reeds genoten van een cumulatief betalingsuitstel van 9 maanden onder het eerste en/of tweede Charter betalingsuitstel ondernemingskredieten. Hierdoor voldoet dit moratorium niet aan de voorwaarde vastgelegd in artikel 10bis van de EBA richtsnoeren (EBA/GL/2020/02 – geconsolideerde versie van 2 december 2020) en zal het moratorium niet beschouwd worden als een algemeen moratorium op betalingen.   

6.4/5 Wat zijn de prudentiële gevolgen voor een blootstelling waarbij het cumulatief betalingsuitstel meer dan 9 maanden bedraagt?

De prudentiële behandeling zoals gedefinieerd in de EBA richtsnoeren (EBA/GL/2020/02 – geconsolideerde versie van 2 december 2020) kan toegepast worden op het betalingsuitstel tot het gecumuleerde betalingsuitstel van 9 maanden wordt bereikt en zolang het moratorium voldoet aan de algemene voorwaarden voor een algemeen moratorium op betaling. Betalingsuitstel dat wordt verleend bovenop deze 9 maanden wordt beschouwd als een individuele respijtmaatregel.

1) Tellen van het aantal achterstallige dagen

Voor het betalingsuitstel dat wordt verleend bovenop het cumulatief betalingsuitstel van 9 maanden moet het aantal achterstallige dagen geteld worden conform artikel 178 van de CRR en de EBA richtsnoeren inzake de toepassing van de definitie van wanbetaling ((EBA/GL/2016/07). Het aantal achterstallige dagen zal geteld worden op basis van het nieuwe betalingsschema (zie hierboven vraag 6.3 met betrekking tot het tellen van achterstallige dagen).

2) Het betalingsuitstel dat werd verleend voor een periode langer dan 9 maanden wordt beschouwd als een respijtmaatregel.

Indien de kredietnemer zich in financiële moeilijkheden bevindt of zich in financiële moeilijkheden kan bevinden om zijn betalingsverplichtingen na te komen en er wordt een betalingsuitstel toegekend bovenop een cumulatief betalingsuitstel van 9 maanden conform een moratorium, dan zal het deel van het betalingsuitstel dat de 9 maanden overschrijdt, beschouwd worden als een respijtmaatregel.

3) Analyseren of de respijtmaatregel wordt beschouwd als een ‘gedwongen herstructurering’ conform artikel 178 (d) CRR en de EBA richtsnoeren inzake de toepassing van de definitie van wanbetaling (EBA/GL/2016/07)

Wanneer de gedwongen herstructurering waarschijnlijk zal resulteren in een geringere financiële verplichting, als bedoeld in artikel 178, lid 3, onder d), van Verordening (EU) nr. 575/2013, wordt de debiteur als wanbetaler beschouwd.

De instellingen stellen conform paragraaf 51 van de EBA Richtsnoeren (EBA/GL/2016/07) een drempel vast voor de geringere financiële verplichting die niet groter mag zijn dan 1% en wordt berekend op basis van volgende formule:

Formule

Zo zal een instelling voor een krediet dat een betalingsuitstel kreeg van 12 maanden op basis van moratoria, enkel het verschil in de actuele nettowaarde van de kasstromen (NPV) berekenen voor het betalingsuitstel bovenop de 9 maanden (m.a.w. voor de laatste 3 maanden). Indien het betalingsuitstel dat bovenop de 9 maanden werd verleend zou leiden tot een geringe financiële verplichting, moet de debiteur beschouwd worden als een wanbetaler.

NPV0 = de actuele nettowaarde van de kasstromen is (inclusief onbetaalde rente en provisies) die op grond van contractuele verplichtingen worden verwacht voordat de wijzigingen in de voorwaarden van het contract hebben plaatsgevonden (tot aan de 9 maanden cumulatief betalingsuitstel), gedisconteerd tegen het oorspronkelijke effectieve-rentetarief van de cliënt;

NPV1 = de actuele nettowaarde van de op grond van de nieuwe regeling (betalingsuitstel bovenop de 9 maanden cumulatief betalingsuitstel) verwachte kasstromen is, gedisconteerd tegen het oorspronkelijke effectieve-rentetarief van de cliënt.

Indien de geringere financiële verplichting onder de vermelde drempel uitkomt, en met name wanneer de actuele nettowaarde van de verwachte kasstromen op basis van de regeling voor gedwongen herstructurering hoger is dan de actuele nettowaarde van de verwachte kasstromen vóór de wijzigingen in de voorwaarden, beoordelen instellingen conform paragraaf 53 van de EBA richtsnoeren (EBA/GL/2016/07) zulke blootstellingen echter op mogelijke andere indicaties dat betaling onwaarschijnlijk is.