Op individueel niveau toepasselijke governanceregels voor (gemengde) financiële holdings

De vereisten die individueel van toepassing zijn op (gemengde) financiële holdings naar Belgisch recht zijn opgenomen in artikel 212 van de bankwet[1]. Overeenkomstig deze bepaling zijn de volgende artikelen van de bankwet van overeenkomstige toepassing op elke (goedgekeurde, vrijgestelde en intermediaire) financiële holding of gemengde financiële holding naar Belgisch recht: de artikelen 18, 19, 20, 24, § 1, met dien verstande dat ten minste 3 leden van het directiecomité lid moeten zijn van het wettelijk bestuursorgaan, en §§ 3 en 4 van hetzelfde artikelen en de artikelen 25 en 26, 46 tot en met 54, 59/1, 60 en 62, §§ 1 tot en met 4, § 5, eerste zin en §§ 6 tot en met 9, en 71, 77, 234 en 236, § 1, 1° tot en met 5°. Bovendien is artikel 61 van overeenkomstige toepassing op alle (gemengde) financiële holdings wanneer de in artikel 35 bedoelde onafhankelijke controlefuncties binnen de (gemengde) financiële holding zijn opgezet om aan artikel 168, § 1 te voldoen. Voor meer informatie over de toepassing van deze bepalingen zij verwezen naar de andere hoofdstukken van dit handboek[2].

 

[1] De vereisten die op individuele basis van toepassing zijn, gelden cumulatief met de vereisten waaraan op groepsniveau moet worden voldaan wanneer de Belgische instelling die verantwoordelijk is voor de groep een goedgekeurde (gemengde) financiële holding naar Belgisch recht is die gelijkgesteld is met een kredietinstelling die aan het hoofd staat van een groep. Vrijgestelde (gemengde) financiële holdings en intermediaire (gemengde) financiële holdings (die niet aan de subconsolidatieverplichting zijn onderworpen) moeten enkel voldoen aan de op individueel niveau toepasselijke vereisten die opgenomen zijn in artikel 212 van de bankwet.
[2] Indien er specifieke regels gelden voor (gemengde) financiële holdings, worden deze in de voetnoten toegelicht.