Winstverdeling boekjaar 2010

Vraag besproken op de algemene vergadering van 2011

Bij de winstverdeling voor het boekjaar 2010 heeft de Regentenraad het reserverings- en dividendbeleid gevolgd dat werd vastgesteld op 22 juli 2009.

Conform dit beleid, dat stelt dat 25 % van de te verdelen winst wordt gereserveerd en dat "gelet op het quasi onbeschikbaar karakter van het reservefonds en de verhouding van dit fonds tot het kapitaal, voortaan nog te reserveren winsten worden toegevoegd aan de beschikbare reserve", werd een bedrag van 208 miljoen euro toegevoegd aan de beschikbare reserve.

Bij de evaluatie van de dekking van de risico's die de Bank loopt, houdt de Regentenraad rekening met het feit dat het resultaat van het lopende boekjaar de eerste buffer vormt om verliezen op te vangen. Bij zijn evaluatie houdt de Regentenraad geen rekening met potentiële meerwaarden op vastgoed of op BIB-aandelen. Er wordt evenmin rekening gehouden met meerwaarden op goud, omdat artikel 30 van de organieke wet bepaalt dat dergelijke meerwaarden geboekt moeten worden op een bijzondere onbeschikbare reserverekening. De Bank kan ze dus niet gebruiken om een verlies aan te zuiveren.

Conform het reserverings- en dividendbeleid werd voor boekjaar 2010 een dividend uitgekeerd van 66,45 miljoen euro (166,12 euro per aandeel). Het betreft de som van het zogenoemde eerste dividend, dat 6 % op het kapitaal bedraagt, en het tweede dividend, dat werd vastgelegd op 50 % van de netto-opbrengst van de statutaire portefeuille. De overige 50 % van de netto-opbrengst van deze portefeuille wordt toegevoegd aan de beschikbare reserve - samen met een gedeelte van de overige opbrengsten van de Bank - teneinde aldus in totaal 25 % van de te verdelen winst te reserveren.

Door 50 % van de netto-opbrengst van de statutaire portefeuille te reserveren, wordt verzekerd dat de aangroei van de reserves, die de rendementsbasis vormen voor het dividend en waarvan nooit enig deel per saldo wordt toegekend aan de soevereine Staat, niet louter door middel van monetaire opbrengsten wordt gefinancierd, maar dat ook de aandeelhouders hiertoe een bijdrage leveren. Het reserverings- en dividendbeleid voegt hieraan toe dat wanneer de Bank het niet meer nodig zou achten om dotaties te verrichten aan de reserves, het tweede dividend verhoogd wordt tot de volledige netto-opbrengst van de statutaire portefeuille.