Wijziging van de financiële bepalingen van de organieke wet door de wet van 3 april 2009

Vraag besproken op de algemene vergadering van 2009

Kenmerkend voor een centrale bank is dat er regels bestaan voor de verdeling van haar opbrengsten die moeten garanderen dat het surplus van de inkomsten ten opzichte van haar kosten, terugvloeit naar de Staat als soevereine Staat. De belangrijkste inkomsten van een centrale bank vloeien immers voort uit de uitoefening van door de overheid verleende monopolierechten, in het bijzonder inzake de uitgifte van bankbiljetten. De centrale bank genereert bijgevolg inkomsten door het creëren van kosteloze passiva waartegenover rentedragende activa staan.

In het oude regime geschiedde deze verdeling door de zogenaamde 3%-regel en een prioritair winstaandeel voor de soevereine Staat van ongeveer één vijfde, en het recht van de Staat op één vijfde van de gereserveerde winsten bij verdeling van het reservefonds.  Aldus werd beoogd dat het surplus van de inkomsten van de Nationale Bank ten opzichte van haar kosten, inclusief reservering en vergoeding van de aandeelhouders, terugvloeide naar de soevereine Staat.

Gelet op de sterke stijging van de bankbiljettenomloop en de waarborg door de Staat aan de Bank verleend voor de kredieten en verrichtingen in het kader van haar bijdrage ter bevordering van de financiële stabiliteit, waren deze verdelingsregels niet langer aangepast aan hun finaliteit.

De regering heeft dan ook voorgesteld ze te wijzigen en te vervangen door een meer eenvoudig en transparant verdelingsregime. De wet van 3 april 2009 voorziet geen toekenning meer aan de Staat van een deel van de opbrengsten voorafgaand aan de vaststelling van het resultaat. Bij winst houdt de Bank het nodige deel in voor reservering en vergoedt zij de aandeelhouders. Het saldo gaat naar de soevereine Staat.

De krachtlijnen van de wet van 3 april 2009 zijn de volgende.

  • De zogenaamde 3%-regel voorzien door artikel 29 van de organieke wet van de Bank, wordt afgeschaft en voortaan wordt het saldo van de jaarlijkse winsten, na het aanleggen van de nodige reserves en de vergoeding van de aandeelhouders, aan de Staat toegekend.
     
  • De Bank kan voortaan een beschikbare reserve aanleggen, die kan worden aangewend om verliezen aan te zuiveren of om de te verdelen winsten aan te vullen. Het bestaande reservefonds blijft integraal bestaan.
     
  • Ter bescherming van de aandeelhouders wordt voorzien in een wettelijke ondergrens voor het dividend. Voortaan zal tenminste de helft van de netto-opbrengst van een geoormerkte portefeuille worden uitgekeerd bij wijze van tweede dividend. Deze geoormerkte portefeuille omvat de activa die de tegenpost vormen van het geheel van de voorheen gereserveerde winsten (reservefonds en beschikbare reserve).

Aldus beoogt deze regeling op meer eenvoudige en doeltreffende wijze te verzekeren dat (1) de Bank in alle onafhankelijkheid de reserves die zij nodig acht, kan aanleggen, (2) het surplus van de inkomsten ten overstaan van de kosten, na reservering en vergoeding van de aandeelhouders, toekomt aan de soevereine Staat en (3) een duidelijk en relevant criterium wordt bepaald voor het deel van de jaarlijkse winsten dat minimaal wordt uitgekeerd als vergoeding voor de aandeelhouders.

Het recht van al de aandeelhouders op de vergoeding van hun geïnvesteerde kapitaal is gevrijwaard. Zowel het kapitaal, als het reservefonds blijven intact. De wet beperkt evenmin de toekomstige aangroei van de reserves, noch de vaststelling van de toekomstige dividenden. Het komt de Regentenraad toe om, in alle onafhankelijkheid, het reserveringsbeleid van de Bank vast te stellen en, zoals in het verleden, een dividendbeleid te bepalen, rekening houdend met de door de wet ten voordele van de aandeelhouders vastgelegde ondergrens, en dit beleid bekend te maken. Hierbij dient de Regentenraad erover te waken dat de financiële belangen van de Bank, van haar aandeelhouders en van de soevereine Staat alle op een evenwichtige wijze aan bod komen, zoals wordt vermeld in de Memorie van toelichting, p. 7, tweede alinea, in fine, waarnaar overigens wordt verwezen.

De wet van 3 april 2009 tot wijziging van de financiële bepalingen van de organieke wet moest niet worden onderworpen aan goedkeuring door de algemene vergadering van aandeelhouders van de Bank.

Iedere wijziging van de organieke wet behoort tot de bevoegdheid van het Parlement en de organieke wet voorziet expliciet dat het de Regentenraad is die de statuten aanpast teneinde ze in overeenstemming te brengen met de bepalingen van de organieke wet en de voor België bindende internationale verplichtingen.