Het Expanded Asset Purchase Programme (Quantitative Easing)

Bij zijn beslissing, op 22 januari 2015, om met het Expanded Asset Purchase Programme (EAPP) van start te gaan, was de Raad van Bestuur van de ECB unaniem in de conclusie dat de aankopen in het kader van dit programma een monetairbeleidsinstrument zijn. Middels het aankoopprogramma wordt ernaar gestreefd het risico van een te lange periode van lage inflatie en daarbij horende stagnatie af te wenden, wat geheel in overeenstemming is met de in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vastgelegde primaire doelstelling van prijsstabiliteit.

Algemeen gesteld werkt het aankoopprogramma via de volgende drie kanalen. Vooreerst sorteert het een direct effect op de prijs van de activa die gekocht worden en zorgt het, ceteris paribus, voor een daling van de rente op overheidspapier. Verder ontstaat een portefeuilleherschikking, aangezien de vroegere bezitters van de activa die door de ECB gekocht werden op zoek gaan naar alternatieve investeringsmogelijkheden. Daardoor stijgen ook andere activaprijzen en gaat ook voor deze activa de rente naar omlaag, zodat een meer algemene versoepeling van de financieringsvoorwaarden tot stand komt. Een belangrijke factor daarbij is dat de banken ook opnieuw aangespoord worden krediet te verstrekken. Ten derde heeft het programma een belangrijke signaalfunctie en ondersteunt het de inflatieverwachtingen.

De aankopen worden op de actiefzijde van de balans van de Bank geboekt onder rubriek 7.1 “voor doeleinden van monetair beleid aangehouden waardepapieren”. De interesten op deze waardepapieren vallen binnen de algemene resultaten van de Bank (de netto rentebaten), te verdelen overeenkomstig artikel 32 van de Organieke Wet.

Voor de Bank kunnen de gevolgen van het EAPP op middellange termijn een toename van de risico’s veroorzaken – zeker in een omgeving van stijgende rente – en aldus de resultaten onder druk zetten. Daarom werd voor het boekjaar 2014 beslist tot een bijkomende winstreservering. De toevoeging van 50 % van de winst (in plaats van 25 %) aan de beschikbare reserve brengt de financiële buffers van de Bank in evenwicht met de becijferde risico’s, zonder daarbij rekening te houden met het jaarlijkse, volatiele resultaat. De reserveringsbeslissing zal elk jaar opnieuw geëvalueerd worden.