Beleggingsbeleid van de statutaire portefeuille

De Bank beoordeelt periodiek het beheer van de statutaire portefeuille. Daarbij worden verschillende klassen van activa in ogenschouw genomen en verschillende factoren spelen een rol: rendement, liquiditeit en risico, volatiliteit van de opbrengsten en impact op het dividend van de aandeelhouders.

Bij dat laatste aspect zijn de specifieke boekhoudregels van het Eurosystem relevant bij een waardering tegen marktprijs. Die regels bepalen dat niet-gerealiseerde minderwaarden in resultaat worden genomen, terwijl niet-gerealiseerde meerwaarden niet kunnen worden uitgekeerd maar op de balans moeten worden geboekt. Daarmee rekening houdend is het weinig opportuun om - in de huidige context - de statutaire portefeuille te beleggen in aandelen of in volatiele activa met wisselkoersrisico. Vastrentende effecten in euro worden daarentegen gewaardeerd tegen de op basis van het actuariële rendement afgeschreven aankoopprijs, wat een meer stabiel en vooraf gekend rendement met zich brengt.

In het licht van de vermelde factoren en rekening houdend met het feit dat beleggingen in fysiek goud geen lopende opbrengsten genereren, werden goudbeleggingen in de statutaire portefeuille tot dusver niet aangewezen geacht.

Bij het beheer van de statutaire portefeuille speelt tot slot ook de eigenheid van de Bank als centrale bank en de expertise die zij als dusdanig van nature heeft opgebouwd. Dat impliceert dat zij voeling heeft met de markt van het fixed income, maar geen uitgebreide kennis heeft van specifieke markten zoals bijvoorbeeld de markt van het vastgoed. De Bank gaat er overigens vanuit dat haar aandeelhouders bewust aandelen verwerven van een centrale bank; voor beleggingen in vastgoed bestaan meer gespecialiseerde mogelijkheden.