Home » Blog » Energieprijzen en inflatie: it’s complicated

Energieprijzen en inflatie: it’s complicated

18 november 2022
Energie
Inflatie
Een beetje goed nieuws voor de consument. De federale energieregulator, de CREG, heeft op 10 november een opvallende ontwerpbeslissing gepubliceerd. Bepaalde formule-aanpassingen van energiecontracten bestempelt ze als ‘misleidende marktpraktijken’. Vanaf januari 2023 wil ze daarom de energieleveranciers verplichten om striktere indexatieregels in acht te nemen.

Sinds de piek eind augustus zijn de groothandelsprijzen van aardgas fors gedaald. Toch is dat niet onmiddellijk zichtbaar in de gerapporteerde inflatiecijfers. Volgens de consumptieprijsindex stegen de gasprijzen namelijk verder in oktober, met 23 % ten opzichte van de maand voordien.  Om die paradox te begrijpen leggen we hier stap voor stap uit hoe de groothandelsprijzen doorsijpelen naar de contracten bij onze energieleveranciers en hoe de energieprijzen opgenomen worden in de inflatiemaatstaf. Hiermee tonen we ook dat Statbel (het Belgische statistiekbureau) geen evidente keuzes moet maken wanneer ze de consumptieprijsindex opstelt.

Energiecontracten: vaak driemaandelijkse indexering

Als je een van de gelukkigen bent die nog een vast contract heeft lopen dat afgesloten was vóór de energiecrisis begon: je bent in de minderheid. Nieuwe vaste contracten worden vandaag niet meer aangeboden, dus de kans is groter dat je ondertussen over een variabel contract beschikt. De prijs daarvan wordt regelmatig aangepast aan de evoluties op de groothandelsmarkt. Welnu, bij veel contracten is de prijs in oktober nog niet aangepast aan de forse prijsdaling op de groothandelsmarkt. Toch is dat in overeenstemming met de contractvoorwaarden; die aanpassing komt er binnenkort.

De prijs van een variabel contract wordt “geïndexeerd”, op basis van een indexatieparameter (al gehoord van de TTF101 of TTF103, of nog van de ZTP101?). Die parameters kunnen maandelijks of driemaandelijks aangepast worden. Ze zijn vaak een gemiddelde van de futurewaarden – prijzen voor levering in de toekomst – van de voorgaande maand of het voorgaande kwartaal.

De bewegingen op de groothandelsmarkten worden met enige vertraging weerspiegeld in de consumptieprijzen.

De prijzen van de futures zijn sinds de piek in augustus fors gezakt. Volgens de consumptieprijsindex zijn de gasprijzen in oktober echter verder gestegen. De hoge groothandelsprijzen tijdens de zomer vertalen zich nog in hogere driemaandelijks aangepaste indexatieparameters. Tegen die stijging van de hogere driemaandelijkse parameter (vb. de TTF103) kunnen de maandelijks aangepaste parameters (vb. TTF101) in oktober nog niet op, ook al weerspiegelen de laatste al de recente ontspanning op de groothandelsmarkt. Op basis van de huidige tarieffiches verwachten wij wel een forse daling van de gasprijzen in de consumptieprijsindex van november. Met andere woorden, de bewegingen op de groothandelsmarkten worden met enige vertraging weerspiegeld in de consumptieprijzen. 

Figuur: TTF futureprijzen zijn fors gezakt sinds de piek van augustus 2022 en dat wordt met vertraging weerspiegeld in de indexatieparameters

Bronnen: Refinitiv, huidige verwachting van de TTF101 is een eigen berekening.
De TTF staat voor Title Transfer Facility. Het is een Nederlands handelsplatform voor aardgas, en wordt beschouwd als de referentie voor de Europese aardgasprijs.

Striktere indexatieregels op til

Variabele contracten worden dus geïndexeerd aan de hand van formules die vóór de energiecrisis – vooral voor de grotere energieleveranciers – bijna nooit wijzigden. Die formules bestaan uit een vaste component en een gedeelte dat, al dan niet met een vertraging, meebeweegt met prijzen op de energiemarkten (en dat dus de indexatieparameter gebruikt).

Sinds eind 2021 merken we dat die formules van nieuwe contracten geregeld aangepast worden. Het valt ons onder meer op dat energieleveranciers vaak een hogere vaste component aanrekenen, los van de schommelingen op de groothandelsmarkten. Ze doen dit bijvoorbeeld omdat ze hogere waarborgen moeten ophoesten om op lange termijn energie te kunnen kopen op de groothandelsmarkten. Die waarborgen – de ‘margin calls’ – dienen als garantie voor eventuele wanbetaling van de energieleverancier. Hoe hoger de prijzen op de groothandelsmarkten, des te hoger die vereiste waarborgen.

Ook gebeurt het dat de indexatieparameter zelf wordt vervangen, van een maand- naar een kwartaalparameter en omgekeerd. Een energieleverancier kiest in dat geval de beste parameter, om goed te scoren in de resultaten van prijsvergelijkers.

Nog andere energieleveranciers hebben het aanbieden van bepaalde types contracten gewoonweg stopgezet. Niet alleen de vaste contracten zijn vandaag zo goed als verdwenen, maar ook bepaalde variabele contracten werden vervangen door andere (met andere formules).

Niet te verwonderen dus dat de consument steeds minder door de bomen het bos ziet bij het kiezen van een energiecontract. Ook de CREG heeft dat opgemerkt en bestempelt bepaalde (maar niet alle hierboven beschreven) formule-aanpassingen als ‘misleidende marktpraktijken’. Om de zaken op orde te stellen, heeft ze op 10 november een ontwerpbeslissing gepubliceerd. Vanaf januari 2023 wil ze de energieleveranciers verplichten om striktere indexatieregels in acht te nemen, zoals de verplichting om indexatieparameters op maandbasis te gebruiken en dus geen constante switch te hebben van maand- naar kwartaalparameters en omgekeerd.

Merk in dit verhaal op dat bestaande contracten uiteraard niet aangepast worden gedurende de looptijd van het contract. Het gaat alleen om de nieuw aangeboden contracten.

Overschatten we de inflatie?

Het wordt er niet makkelijker op om de inflatie te voorspellen. De volatiliteit van de energiemarkten en de veranderende indexeringsformules maken het moeilijk om een correcte voorspelling te maken.

Hoe gaat de consumptieprijsindex juist om met die veelheid aan contracten? De consumptieprijsindex wordt opgesteld aan de hand van de prijsvoorwaarden van de nieuwe contracten. De enkelingen met een vast contract aan lagere tarieven worden dus genegeerd, maar ook diegenen met een variabel contract met bijvoorbeeld een lagere “vaste component” in hun contractvoorwaarden. Dan kan de vraag gesteld worden: “werd inflatie overschat bij de stijgende energieprijzen?”. Dat hangt er maar van af hoe je het bekijkt.

Werd de inflatie overschat toen de energieprijzen stegen? Dat hangt er maar van af hoe je het bekijkt.

We beginnen met de “ja, de inflatie werd overschat”. Eigenlijk moet het zijn: “ja, er was een overschatting van de werkelijke uitgavengroei van de gezinnen”. Als de inflatie enkel en alleen rekening houdt met de snel stijgende prijzen van nieuwe contracten, terwijl veel huishoudens nog van een lagere prijs genieten, dan wordt de werkelijk betaalde kostengroei voor het totaal aantal gezinnen overschat in de inflatiemaatstaf. Omgekeerd zal de groei van de gezinsuitgaven ook onderschat worden als de prijzen dalen.

Interessant weetje: voor smartphone-abonnementen worden de bestaande contracten in België wél in rekening genomen in de consumptieprijsinex. De index van telecommunicatiediensten weerspiegelt dus de prijsgroei van nieuwe tariefformules én de niet meer actief aangeboden formules. Statbel beschikt daarvoor over gedetailleerde informatie per tariefformule die door de telecomsector wordt aangeleverd (en alleen gebruikt mag worden voor het opstellen van de consumptieprijsindex). Dan rijst de vraag natuurlijk of een gelijkaardig principe zou moeten toegepast worden voor gas en elektriciteit.

Nu de “neen, de inflatie werd niet overschat”. Inflatie meet de prijs van een korf goederen en diensten die vandaag aangekocht worden. Vergelijk het met een auto: ook al moeten heel wat mensen vandaag geen nieuwe auto aanschaffen, toch zit de aankoopprijs ervan in de consumptieprijsindex. Net zoals de prijs van een nieuwe auto, wordt ook de prijs van een nieuw aangegaan energiecontract gemeten in de inflatie. De manier waarop elektriciteit en gas gemeten worden in de twee consumptieprijsindices in België (nationale en geharmoniseerde consumptieprijsindex), is volledig in lijn met de Eurostat-aanbevelingen voor de geharmoniseerde consumptieprijsindex.

Hoe zit dat op Europees niveau?

De meeste Europese landen hanteren dezelfde methodologie om de energieprijzen voor consumenten te meten. Zo ook bijvoorbeeld Nederland, waar de (energie)inflatie momenteel nog hoger ligt dan in België. Het CBS, het Nederlands statistiekbureau, maakte onlangs bekend dat ze halverwege 2023 een nieuwe methode zullen invoeren om de energieprijzen op te nemen in de inflatiemaatstaf, precies om meer met bestaande contracten rekening te houden. Ze zullen dit doen op basis van gedetailleerde gegevens van alle (= bestaande + nieuwe) contracten bij verschillende energieleveranciers. Toch zijn er ook uitzonderingen: het Duitse statistiekbureau DESTATIS corrigeert voor diegenen met een vast contract door een gemiddelde te nemen van de prijs van de afgelopen X maanden. Die methode weerspiegelt echter de realiteit ook niet volledig, aangezien ze bijvoorbeeld de mogelijkheid negeert dat consumenten de volledige termijn van hun energiecontract niet uitdoen.

Willen we de cost-of-living beter vertegenwoordigd zien in de inflatiemaatstaf, dan zal elk land te werk moeten gaan zoals Nederland dat plant te doen.

Dat dilemma tussen “ja” en “neen” komt eigenlijk door het feit dat een prijsindex niet per se een weerspiegeling is van de werkelijke “cost-of-living”. Zeker nu is er een grotere discrepantie tussen beide. De gevolgen van die afwijking zijn in België des te belangrijker, aangezien de gemeten inflatie automatisch wordt gecompenseerd in de lonen en sociale uitkeringen. Als we de cost-of-living beter vertegenwoordigd willen zien in de inflatiemaatstaf, zal idealiter elk land te werk moeten gaan zoals Nederland dat plant te doen.

Deel dit artikel

Blijf op de hoogte

Ontvang regelmatig alle nieuwe blogartikelen direct in je inbox.