Home » Blog » De lange rente: hoger maar toch nog best laag

De lange rente: hoger maar toch nog best laag

10 juni 2022
Monetair beleid
Op 9 juni kondigde de ECB aan dat zij haar rente voor het eerst in 11 jaar zal verhogen. Hierop vooruitlopend is de lange rente weer gaan stijgen, na een dieptepunt te hebben bereikt in volle coronacrisis. Historisch gezien blijven de rentes echter laag, zeker als ze worden gecorrigeerd voor de verwachte inflatie. Verwacht wordt dat ze zich op een relatief laag niveau zullen stabiliseren, al is het toekomstige verloop van de rentevoeten onzeker.

Afbouw monetaire steun zorgt voor stijging van de rente

Toen de economie vanaf 2021 weer aantrok is de Europese Centrale Bank (ECB) begonnen met het terugschroeven van de monetaire versoepeling door de opkoopprogramma’s van activa af te bouwen die ze ter ondersteuning van de economie had opgezet. Daardoor zijn de nominale risicovrije rentes snel toegenomen.

Begin 2021 ging de risicovrije tienjaarsrente, die op dat moment slechts -0,4 % bedroeg, omhoog onder impuls van de eerste vaccinatiecampagnes in Europa en de verbeterde economische vooruitzichten. Vanaf december 2021 werd die stijging meer uitgesproken, nadat de ECB had aangekondigd dat ze de opkoopprogramma’s van activa geleidelijk zou terugschroeven. Recent bevestigde de ECB dat ze verdere stappen gaat nemen om het monetair beleid te normaliseren. Dat is nodig omdat de inflatie flink is toegenomen, een ontwikkeling die bovendien versterkt werd door de oorlog in Oekraïne, die de gas- en olieprijs verder heeft opgedreven. De rentestijging in Europa ligt in lijn met die van andere ontwikkelde economieën in de wereld en met name de Verenigde Staten. Momenteel bedraagt de risicovrije tienjaarsrente in het eurogebied 1,5 %, een niveau dat vergelijkbaar is met 2014, vóór de lancering van de opkoopprogramma’s.

Hogere rentes zorgen voor hogere financieringskosten voor de overheid maar nog niet voor hogere rentevoeten op bankkredieten en -deposito's

De stijging van de risicovrije rentes sijpelt niet in gelijke mate door naar de verschillende rentetarieven in de economie. Obligatierentes volgen de schommelingen in risicovrije rentes doorgaans snel maar banktarieven doen dat eerder met vertraging. Zo is bijvoorbeeld de rente op Belgisch overheidspapier op tien jaar op korte tijd gestegen van -0,4 % begin dit jaar tot 1,6 % vandaag. De tarieven voor kredieten aan Belgische gezinnen en bedrijven zijn daarentegen vrij stabiel gebleven (rond ongeveer 1,5 %), hoewel de meest recente gegevens aangeven dat ze licht zouden beginnen te stijgen.

De belangrijkste rente in de economie is de reële rente. Dit is de nominale rente na aftrek van de inflatiecompensatie (zie kader). Reële rentes drukken de reële financieringskosten voor de leners uit (of, omgekeerd, het reële rendement van de investeerders). De inflatiecompensatie weerspiegelt de toekomstige inflatieverwachtingen van de investeerders.

Economen maken een onderscheid tussen de ‘nominale’ en de ‘reële’ rente. De nominale rente is het daadwerkelijk afgesproken en betaalde (of ontvangen) rentepercentage. Voor zowel kredietnemers als spaarders speelt echter niet alleen het nominale rentebedrag een rol, maar ook wat ze met dat bedrag kunnen kopen in de vorm van goederen en diensten. Economen noemen dit de koopkracht van geld, die door de inflatie doorgaans in de loop van de tijd afneemt. Om te weten wat de reële kosten van krediet en de reële opbrengsten op spaargeld zijn, moet dus de inflatie in rekening worden gebracht. Met andere woorden: reële rente = nominale rente – inflatie.

Reële tienjaarsrente blijft historisch laag

Uit de uitsplitsing van de nominale langetermijnrente (blauwe lijn) blijkt dat de reële rente (groene vlak) historisch laag blijft, terwijl de inflatiecompensatie (oranje vlak) sinds 2020 bijna onafgebroken is gestegen.

Uitsplitsing van de risicovrije rente op tien jaar (in %)

Bronnen: Refinitiv, ECB SMA en eigen berekeningen. Noot: De risicovrije rente wordt afgeleid van de OIS-rente (overnight index swaps). De inflatiecompensatie wordt afgeleid van de inflatieswaprente (inflation-linked swaps). Meest recente gegevens: 24 mei 2022.

 

De dynamiek van de reële tienjaarsrente tijdens de economische herstelperiode na de pandemie kunnen we in drie periodes onderverdelen:

  • Eind april 2020 tot half december 2021
    In deze periode werd de nominale rente opgedreven door de inflatoire druk en hogere inflatiecompensatie. Die was voornamelijk te wijten aan de effecten van een snel opverende vraag en aan knelpunten in de toeleveringsketen. Tijdens deze periode daalde de reële rente en was er dus een soepeler monetair beleid, zelfs al was de nominale rente nagenoeg constant.
     
  • Half december 2021 tot half februari 2022
    In deze periode werd de stijging van de nominale rente ondersteund door een stijging van de reële rente, als gevolg van de midden december aangekondigde normalisering van het monetair beleid.
     
  • Vanaf half februari 2022
    De afgelopen maanden zien we dat de rente stijgt door de oorlog in Oekraïne en het opwaartse effect daarvan op de inflatiecompensatie, maar ook door de bevestiging dat de ECB het monetair beleid gaat normaliseren, wat de stijging van de reële rente ondersteunt. Zo kondigde de ECB op haar laatste vergadering aan haar belangrijkste rentetarieven vanaf juli te gaan verhogen. De reële tienjaarsrente bedraagt nu ongeveer -1,3 %, nadat ze eind 2021 tot onder -2 % was gedaald. 

Ook toekomstige renteniveaus blijven naar verwachting laag

Ondanks de verdere verwachte normalisering van het monetair beleid zouden de nominale en reële rentes zich op een relatief laag niveau kunnen stabiliseren.

Indicaties van het toekomstige renteniveau kunnen we afleiden uit de zogenaamde forwardrentes, d.w.z. de rentes die zouden gelden in contracten die vandaag worden gesloten voor transacties in de toekomst.

Eind mei 2022 lieten de forwardrentes vermoeden dat de kortetermijnrente van de euro tegen het einde van het jaar opnieuw positief zou worden en tot 2024 zou blijven stijgen om zich vervolgens, op de langere termijn, te stabiliseren op een niveau van bijna 2 %, wat vanuit historisch oogpunt eerder laag is. In reële termen, d.w.z. door de inflatiecompensatie af te trekken van de forwardrentes, gaat het om een stabilisatie van de reële kortetermijnrente rond 0 %. De enquête van de ECB bij monetaire analisten geeft een gelijkaardig beeld van de verwachte rente en inflatie.

Natuurlijke rente

Vanuit een meer theoretisch oogpunt convergeert de langetermijnrente naar de zogenaamde 'natuurlijke' rente. Dit is de rente die een stabiel inflatiepeil van 2 % in het eurogebied en een economische activiteit in lijn met zijn potentieel impliceert.

Die natuurlijke rente vertoont nu sinds de jaren tachtig een neerwaartse tendens. Dat zou te wijten zijn aan structurele sociaaleconomische factoren, zoals de afname van de potentiële economische groei (vertraging van het tempo van technologische innovatie), demografische tendensen of de toename van de ongelijkheden. Als die tendensen aanhouden, zou de rente ook betrekkelijk laag blijven in de komende jaren.

We moeten hierbij wel de kanttekening maken dat ramingen van de natuurlijke rente gebaseerd zijn op theoretische modellen en daardoor gekenmerkt worden door een grote onzekerheid.

Deel dit artikel

Blijf op de hoogte

Ontvang regelmatig alle nieuwe blogartikelen direct in je inbox.