Welke regelgeving is van toepassing?

De wet van 17 juli 2013 betreffende de bescherming tegen valsemunterij en de handhaving van de kwaliteit van de geldomloop en het koninklijk besluit van 1 juni 2016 tot uitvoering van deze wet verplichten de instellingen die vallen onder het toepassingsgebied van de wet om:

  • alle vermoedelijk geneutraliseerde bankbiljetten uit de omloop te nemen (ongeacht of ze bij een cashtransactie worden ingewisseld of in een biljettenautomaat worden gedeponeerd);
  • ervoor te zorgen dat deze biljetten niet terugbetaald worden;
  • ervoor te zorgen dat de identiteit van de deponent of van de rekeninghouder wordt opgetekend; en
  • de vermoedelijk geneutraliseerde biljetten in te leveren bij de Nationale Bank van België, volgens de procedure die de Bank heeft opgesteld.

Het besluit van de Europese Centrale Bank van 19 april 2013 betreffende de denominaties, specificaties, reproductie, vervanging en het uit circulatie nemen van eurobankbiljetten bepaalt dat door intelligente koffers (antidiefstalapparatuur) bevlekte bankbiljetten alleen moeten worden vervangen voor slachtoffers van het misdrijf of de poging daartoe waaruit de vlekken op de bankbiljetten voortvloeien.  

Dat besluit (Artikel 3.3) bepaalt ook dat de NCB’s, indien ze weten dat een strafbaar feit is gepleegd, dan wel zij voldoende redenen hebben om zulks te vermoeden, zij de eurobankbiljetten inhouden, tegen afgifte van een ontvangstbewijs, en deze als bewijsmateriaal aan de bevoegde autoriteiten overhandigen voor strafrechtelijk onderzoek.