FAQ - Verenigingen en stichtingen (V&S)

FAQ - Verenigingen en stichtingen (V&S)

1. Waar moet een kleine vereniging die vrijwillig kiest haar boekhouding te voeren volgens de regels van de grote verenigingen haar jaarrekening neerleggen?

De kleine verenigingen die op vrijwillige basis hun boekhouding voeren volgens de regels van de grote verenigingen moeten hun jaarrekening opstellen volgens het model dat geldt voor de grote verenigingen. Zij dienen deze jaarrekening neer te leggen bij de griffie van de ondernemingsrechtbank. Als en enkel als zij dit wensen, mogen zij deze jaarrekening bovendien neerleggen bij de Nationale Bank, mits betaling van de daarvoor geldende neerleggingskosten.

2. Overschrijding (of niet meer overschrijding) van de criteria – consistentiebeginsel

Wanneer de criteria worden overschreden of niet meer worden overschreden, heeft dit slechts gevolgen wanneer dit zich gedurende twee achtereenvolgende boekjaren voordoet. Dit noemt men het consistentiebeginsel. (WVV, art.1:28)

3. Eén van de groottecriteria is het bedrag van 'de ontvangsten andere dan uitzonderlijke ontvangsten, exclusief btw'. Wat wordt daarmee bedoeld?

Daarmee bedoelt men de ontvangsten die voortvloeien uit de gewone activiteiten van de vereniging of stichting.

Voor de kleine vereniging of stichting is dit het totaal van de ontvangsten opgenomen in de staat van de ontvangsten en uitgaven volgens het minimaal schema voor de 'kleine' vereniging of stichting verminderd met de uitzonderlijke ontvangsten.

Voor de grote en zeer grote vereniging of stichting is dit de som van de opbrengsten geboekt op de rekeningen 70 tot en met 74 van het rekeningenstelsel.

Bij een nieuw opgerichte vereniging is het de raad van bestuur die, op basis van de begroting, moet bepalen welk boekhoudstelsel gevolgd moet worden.

Voor meer info: Advies CBN 2022/03

4. Moeten, zoals voor de ondernemingen, de groottecriteria op geconsolideerde basis worden berekend?

De groottecriteria moeten voor elke vereniging of stichting apart worden berekend.
Er is een uitzondering voor de buitenlandse vzw's met een centrum van werkzaamheden in België. Voor het berekenen van de groottecriteria worden alle centra met werkzaamheden in België van eenzelfde buitenlandse vzw samen beschouwd als één afzonderlijke vzw.

5. Moeten de personen die betaald worden door een andere instantie (bijvoorbeeld een Federale Overheidsdienst) maar effectief werken voor een vereniging of stichting, ook in aanmerking worden genomen bij het bepalen van de groottecriteria?

Deze personen moeten in aanmerking worden genomen bij de berekening van het aantal voltijdse equivalenten wanneer het arbeidscontract afgesloten is tussen de werknemer en de vereniging of stichting.

Deze personen moeten niet in aanmerking worden genomen bij de berekening van het aantal voltijdse equivalenten indien het arbeidscontract afgesloten is tussen de werknemer en een andere instantie (bijvoorbeeld een Federale Overheidsdienst), maar die effectief werkt voor de vereniging of stichting.

6. Wat zijn de verplichtingen voor de grote verenigingen en stichtingen die onderworpen zijn aan een aparte wetgeving of reglementering?

De verenigingen en stichtingen die door een bijzondere reglementering of wetgeving onderworpen zijn aan andere boekhoudkundige verplichtingen, moeten de boekhoudkundige bepalingen volgens het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen niet volgen, voor zover hun eigen reglementering of de specifieke wetgeving minstens gelijkwaardig is.

Indien de uit de bijzondere wetgeving volgende jaarrekening als gelijkwaardig wordt beschouwd door de raad van bestuur, dan is het die jaarrekening die bij de Nationale Bank moet worden neergelegd. Deze jaarrekening moet worden voorafgegaan door een specifiek voorblad voor de jaarrekening van verenigingen en stichtingen opgesteld volgens een afwijkend schema. De vereniging of stichting is gehouden op dit specifieke voorblad de wettelijke of reglementaire basis te vermelden die het gebruik van een afwijkend schema verantwoordt.   

Voor meer details over deze vraag, zie de Aanbevelingen van de CBN inzake de gelijkwaardigheid van boekhoud- en jaarrekeningregels opgelegd door sectorale regelgevingen met de gemeenrechtelijke boekhoud- en jaarrekeningregels voor vzw’s, ivzw's en stichtingen

7. Welke verenigingen en stichtingen moeten een sociale balans opmaken?

De sociale balans moet ingevuld worden door elke vereniging en stichting die, op jaarbasis, gemiddeld minstens 20 personeelsleden telt, uitgedrukt in voltijdse equivalenten (VTE). Voor de grote en zeer grote verenigingen en stichtingen maakt de sociale balans deel uit van de bij de Nationale Bank neer te leggen jaarrekening.  

De verenigingen en stichtingen die groot of zeer groot zijn maar een ander dan het verkort of volledig gestandaardiseerde model van de jaarrekening voor verenigingen en stichtingen gebruiken, moeten daarin een sociale balans opnemen indien het schema dat ze gebruiken er geen bevat.  

De verenigingen en stichtingen die minder dan 20 VTE tewerkstellen maar toch een jaarrekening bij de Nationale Bank moeten neerleggen mogen, op vrijwillige basis en in de optiek van transparantie, het gedeelte sociale balans van de jaarrekening ook invullen.

Een kleine vereniging of stichting, die geen jaarrekening moet openbaarmaken bij de Nationale Bank, maar ten minste 20 VTE tewerkstelt, moet een sociale balans opmaken en neerleggen bij de Balanscentrale. Deze gegevens worden door de Balanscentrale niet beschikbaar gesteld voor derden. Ze worden (enkel) verwerkt in de statistieken die de Balanscentrale publiceert. 

Hallo, mijn naam is Cybo, hoe kan ik u vandaag helpen?

Cybo