Groottecriteria voor vennootschappen

De groottecriteria bepalen het model van jaarrekening dat moet worden neergelegd.

In principe is voor vennootschappen de enkelvoudige jaarrekening de basis voor de beoordeling van de groottecriteria. De toetsing vindt dus plaats op individuele basis.

De grootte van moedervennootschappen wordt berekend op geconsolideerde basis. (Zie Advies 2018/22 van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen). Voor de verbonden vennootschappen geldt dit niet (tenzij zij zelf ook een moedervennootschap zijn). (zie ook 'Groep van beperkte omvang')

Sinds de omzetting van de Europese Richtlijn 2013/34/EU in de Belgische wetgeving zijn de drempelwaarden van de omzet en het balanstotaal verhoogd. (Wet van 18 december 2015)

Drempelwaarden voor kleine en grote vennootschappen

Personeelsbestand 50 FTE
Omzet 9.000.000 euro
Balanstotaal 4.500.000 euro

Grote vennootschap – volledig model

Een vennootschap wordt als groot beschouwd indien zij ofwel 2 of 3 drempelwaarden overschrijdt, ofwel beursgenoteerd is.

De grote vennootschappen moeten het volledig model gebruiken.

Kleine vennootschap – verkort model

Een vennootschap is klein indien zij maximaal 1 van de bovenvermelde drempelwaarden overschrijdt (art. 1:24 WVV).

De kleine (niet beursgenoteerde) vennootschappen mogen het verkort model gebruiken.

Microvennootschap - micromodel

De microvennootschap is een kleine vennootschap die maximaal 1 van de hieronder vermelde drempelwaarden overschrijdt. (art 1:25 WVV)

De microvennootschap is een subcategorie van de kleine vennootschappen. Alle regels voor de kleine vennootschappen gelden voor microvennootschappen.

Drempelwaarden voor microvennootschappen

Personeelsbestand 10 FTE
Omzet 700.000 euro
Balanstotaal 350.000 euro

De microvennootschappen mogen het micromodel gebruiken.

Een microvennootschap mag op de datum van de jaarafsluiting geen moeder- of dochtervennootschap zijn.

FAQ-vragen

Wordt een vennootschap met meer dan 100 werknemers als "groot" beschouwd?

Neen, dit is al enkele jaren niet meer het geval.  

Voor jaarrekeningen van boekjaren die starten vóór 1 januari 2016 werd een vennootschap met > 100 werknemers altijd als groot beschouwd. 

Maar voor jaarrekeningen van boekjaren die starten vanaf 1 januari 2016 is de grootte van het personeelsbestand geen bepalende factor meer. Een vennootschap blijft klein als zij maximaal 1 van de drempelwaarden overschrijdt. (WVV Art.1:24, §1)

Hoe wordt de grootte van het personeelsbestand berekend?

Het gemiddeld personeelsbestand is het gemiddeld aantal werknemers in voltijds equivalenten (FTE) dat is geregistreerd in de DIMONA-databank op het einde van elke maand van het boekjaar. (WVV Art. 1:24, §5)

Wat wordt beschouwd als (jaar)omzet?

De omzet is het bedrag van de verkoop van goederen en de levering van diensten aan derden in het kader van de gewone bedrijfsuitoefening verminderd met de toegestane kortingen (afslag, ristorno, rabat) en de btw en elke andere met de omzet verbonden belasting (Art. 3:90 van het KB van 29 april 2019 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen).

 (WVV Art. 1:24, §5 & 1:25, §1)

Welke regeling geldt voor startende vennootschappen?

De cijfers voor de toepassing worden bij het begin van het boekjaar te goeder trouw geschat. Indien uit deze schatting blijkt dat meer dan één van de criteria zullen overschreden worden gedurende het eerste boekjaar, moet daar voor dat eerste boekjaar meteen rekening mee worden gehouden.

(WVV Art. 1:24, §3)

Wat gebeurt er als de groottecriteria (niet meer) overschreden worden?

Wanneer de criteria worden overschreden of niet meer worden overschreden, heeft dit slechts gevolgen wanneer dit zich gedurende twee achtereenvolgende boekjaren voordoet. Dit noemt men het consistentiebeginsel.

Meer info: CBN-advies 2022/3

(WVV, art. 1:24)

Hoe wordt de grootte van de moedervennootschap berekend?

De grootte van moedervennootschappen wordt berekend op geconsolideerde of geaggreerde basis. (WVV art. 1:24, §6). 

Meer info: CBN-advies 2022/03, punt V.B.2