Wie betaalt? Analyse van de kosten van consumentenkrediet in België

Artikel gepubliceerd in het Economisch tijdschrift van December 2021

Niet alle kredieten kosten evenveel: een overzicht van de consumentenkredieten met hoge rentevoeten in België

Download het artikel Persbericht

Sinds 2019 wordt de volledige versie van de artikels van het Economisch Tijdschrift in het Engels gepubliceerd, met een digest in het Nederlands en het Frans.

Digest

Inleiding

In België zijn de kosten van consumentenkrediet, net als in andere landen, gereglementeerd om het risico op een buitensporige schuldenlast van de huishoudens te verminderen. Dat komt onder meer tot uiting in de vaststelling van een maximumpeil voor de jaarlijkse kostenpercentages die de crediteuren toepassen.

Reglementering van de rente op het consumentenkrediet

Het jaarlijks kostenpercentage (JKP) berekent de kredietkosten volgens een gestandaardiseerde methode, die het mogelijk maakt de kredietvoorstellen van verschillende kredietverstrekkers te vergelijken. Dat percentage moet alle kosten omvatten die verbonden zijn aan de kredietopneming (rente en andere kosten voor de kredietnemers). De Europese wetgeving bepaalt dat het JKP moet worden vermeld wanneer een kredietovereenkomst wordt gesloten, om de transparantie en de goede werking van de markt voor consumentenkrediet alsook de bescherming van de consumenten te waarborgen.

In België moeten de kredietverstrekkers voldoen aan de in tabel 1 opgenomen wettelijke maxima, die variëren op grond van het verloop van referentie-indices en volgens het bedrag van de lening en het type van de aangegane lening.

ecotijd - art3 - tabel1

Typologie van de markt voor consumentenkrediet in België

In 2020 werden voor 11,1 miljard euro aan consumentenkredieten verleend in België. Het overgrote deel daarvan, met een volume van 9,3 miljard euro, waren leningen op afbetaling. Die leningen worden meestal verstrekt door banken en zijn voornamelijk bedoeld om een goed of een bijzondere dienst te financieren. De verkopen op afbetaling vertegenwoordigen dan weer een zeer gering deel van de consumentenkredieten (220 miljoen euro in 2020), en gaan hoofdzakelijk uit van gespecialiseerde kredietverleners die verbonden zijn aan kleinhandelsbedrijven.

Kredietopeningen zijn liquiditeitsreserves die ter beschikking worden gesteld van particulieren, meestal door banken en vrijwel altijd voor een onbepaalde duur. Ze kunnen aan een kredietkaart gekoppeld zijn. In 2020 beliepen ze in totaal 1,7 miljard euro. Dat bedrag is echter louter indicatief, aangezien het gaat om ‘toegestane’ kredieten en niet om werkelijk opgenomen bedragen.

Volgens de gegevens van een halfjaarlijkse enquête die de FOD Economie tussen 2015 en 2019 hield bij verscheidene deelnemers aan de markt voor consumentenkrediet, varieert de verdeling van de JKP’s volgens het leningstype. Daarbij vertonen kredietopeningen minder heterogeniteit, hebben ze hogere rentetarieven en liggen ze dicht bij het toegestane maximum (grafiek 1). De rentetarieven op leningen en verkopen op afbetaling zijn doorgaans lager. Naast de al dan niet verleende garantie (zoals het bij een verkoop op afbetaling verworven goed) kunnen ook de risico's die inherent zijn aan elke lening, een deel van de heterogeniteit verklaren. Er bestaat immers een positieve correlatie tussen de gemiddelde rente die de banken hanteren en het aandeel van de risicovollere kredieten in hun portefeuille (grafiek 2).

Hoge rentetarieven voor welke kredietnemers ?

Volgens de enquête naar het financieel gedrag van de huishoudens (HFCS) had 11 % van de Belgische huishoudens in 2017 ten minste één consumentenkrediet lopen (grafiek 3), met een mediaan uitstaand bedrag van 10 819 euro. Volgens de verklaringen van de huishoudens [1] werden die leningen voor uiteenlopende doeleinden gesloten. Ze waren onder meer bestemd om een auto aan te kopen, de hoofdverblijfplaats te renoveren, andere consumentenkredieten af te lossen of lopende uitgaven te betalen.

 

[1] Voor deze analyse werd enkel rekening gehouden met het belangrijkste door het huishouden vermelde doel.

Uit de HFCS-gegevens blijkt dat huishoudens die een consumentenkrediet hadden gesloten, kwetsbaarder waren : ze beschikten in 2017 over een lager bruto equivalent inkomen[2] en een nettovermogen dat 32 % kleiner was dan dat van de andere huishoudens. In verhouding tot hun activa was hun schuld groter, en een kleiner percentage van de desbetreffende huishoudens verklaarde regelmatig te kunnen sparen (40 %, tegen 57 % voor de huishoudens zonder consumentenkrediet).

Evenzo verklaarde een iets groter deel van die huishoudens dat ze te kampen hadden met kredietbeperkingen : ze hadden geen extra lening aangevraagd omdat ze dachten dat deze niet zou worden toegestaan, of hadden ze ten minste één lening aangevraagd die hen volledig of gedeeltelijk was geweigerd. Die huishoudens ‘met beperkingen’ liepen ook meer kans een hogere rente te moeten betalen op hun consumentenkredieten.

Ondanks de rentedaling tussen 2010 en 2017 bleven de huishoudens die een lening waren aangegaan om andere leningen af te lossen of om lopende uitgaven te dekken, zeer hoge rentetarieven betalen (grafiek 4, links). Die gezinnen waren altijd financieel kwetsbaarder dan de huishoudens die voor andere doeleinden hadden geleend of dan die zonder enig consumentenkrediet. Evenzo bevonden gezinnen met een negatief of onbetaald saldo op hun kredietkaart zich in een veel minder gunstige situatie dan de gezinnen die beschikten over een kredietopening, maar geen onbetaald saldo hadden.

Over het algemeen liepen de huishoudens met een geringer nettovermogen veel vaker kans een aanzienlijk hogere rente te moeten betalen dan de meer bemiddelde gezinnen (grafiek 4, rechts). Ze kunnen derhalve sterker blootgesteld zijn aan veranderingen in het maximumpeil van de jaarlijkse kostenpercentages.

 

[2] Totaal bruto-inkomen van het huishouden per gezinslid, volgens de equivalentieschaal van de OESO (1/0,5/0,3): het gezinsinkomen werd gecorrigeerd naar de grootte van het gezin zodat alle huishoudens vergelijkbaar zijn. De behoeften van een huishouden nemen toe met elk extra gezinslid maar niet op een evenredige manier, als gevolg van schaalvoordelen gerealiseerd op de consumptie. Bron: OESO, « Comparez vos revenus – méthodologie et concepts » (Vergelijk uw inkomen - methodologie en begrippen), juni 2020.

Gevoeligheid van de rentabiliteit van de kredietverstrekkers en het kredietaanbod voor een verandering van de maximale rente

Voor de meeste banken in België vertegenwoordigen de consumentenkredieten maar een gering deel van hun activiteiten. Gemiddeld hanteren ze relatief lage rentetarieven, die ruim onder de wettelijke maxima blijven. Bovendien heeft een groot deel van de niet-bancaire kredietverleners in hun activa een aanzienlijk aandeel verkopen op afbetaling, een segment waar de aangeboden rente doorgaans ruimschoots lager is dan de maximale jaarlijkse kostenpercentages. Het is dus niet erg waarschijnlijk dat een wijziging in het huidige plafond van de jaarlijkse kostenpercentages een significante invloed zal uitoefenen op de rentabiliteit en het bedrijfsmodel van die instellingen.

Consumentenkredieten maken echter een belangrijker deel uit van de activiteiten van een beperkt aantal bancaire kredietverstrekkers. Hoewel sommige van hen kredieten verlenen tegen een relatief lage gemiddelde rente, ligt de impliciete rente bij bepaalde banken niettemin hoger. Deze laatste zouden derhalve, zoals bepaalde niet-bancaire kredietverleners, sterker kunnen worden getroffen door een aanpassing van de wettelijke maxima. Het aandeel van die bancaire kredietverleners in het totale aanbod van consumentenkredieten is relatief groot (10 % van het marktaandeel), met name voor de kredietopeningen en het verstrekken van leningen op afbetaling voor een niet nader bepaald doel.

De impact van een aanpassing van de wettelijke maxima op de financiële stabiliteit zou uiterst gering zijn. In bepaalde specifieke segmenten valt een daling van het aanbod niet uit te sluiten. Een dergelijk negatief effect zou evenwel (deels) kunnen worden gecompenseerd door andere kredietverstrekkers.

Naast de jaarlijkse kostenpercentages : enkele aanvullende overwegingen

Hoewel het consumentenkrediet maar een klein deel van de schuldenlast van de gezinnen uitmaakt, kan de invloed ervan op hun budget groter uitvallen wanneer het wordt toegekend zonder de nodige waarborgen (BEUC, 2019). De prijs, die door de jaarlijkse kostenpercentages is weerspiegeld, vormt slechts één van de dimensies van een consumentenkredietovereenkomst.

De voornaamste problemen rond de markt voor consumentenkrediet hebben betrekking op de kosten van het verkregen krediet op zeer korte termijn (met name voor het via mobiele apps verleende krediet, dat snel maar duur is omdat het risico op wanbetaling hoog wordt geacht), een verkeerde aanwending van consumentenkrediet (slechte matching tussen het doel van de lening en het aangeboden krediettype), de sterke toename van de marketingkanalen die een kredietopname stimuleren, een ontoereikende beoordeling van de solvabiliteit van de kredietnemers, en onvoldoende contractuele en precontractuele informatie, in het bijzonder over de bepalingen en voorwaarden van het krediet, de wederbeleggingsvergoedingen en de vervroegde terugbetaling (EBA, 2019[3]). Andere terugkerende problemen betreffen de onduidelijkheid van bepaalde clausules en de omvang van de verleende kredieten met een variabele rente (waarvan de kosten zouden kunnen toenemen bij een renteverhoging, wat negatieve gevolgen zal hebben voor zowel kredietnemers als kredietverstrekkers). De aandacht voor die situaties rechtvaardigt het belang van regelgeving, ook al omzeilen sommige kredietverleners nog altijd de wet door hun kredieten buiten de gereglementeerde markt aan te bieden.

Bovendien gaat de overmatige schuldenlast vaak gepaard met een ondoelmatige of weinig ontwikkelde financiële (digitale) geletterdheid van de consumenten. Uit bepaalde analyses is gebleken dat de financiële instellingen producten met minder gunstige voorwaarden aanbieden aan personen met een lagere financiële geletterdheid (Bucher-Koenen et al., 2021; Ru en Schoar, 2019).

Conclusie

De markt voor consumentenkredieten in België is gediversifieerd en omvat verscheidene categorieën van kredietverleners en kredieten die aan even uiteenlopende behoeften van de gezinnen voldoen. Het grootste deel van die leningen wordt verstrekt tegen rentetarieven die ruimschoots lager zijn dan de maximale jaarlijkse kostenpercentages. Er zijn evenwel twee uitzonderingen: aan de aanbodzijde de leningen op afbetaling voor een niet nader bepaald doel en de kredietopeningen en aan de vraagzijde de financieel kwetsbare kredietnemers, die vaak hogere tarieven dienen te betalen.

Een aanpassing van de maximale jaarlijkse kostenpercentages zou de lasten van de kredietnemers kunnen verminderen, met het risico dat een inkrimping van de marges op de meer risicovolle leningen het aanbod door traditionele kredietverstrekkers kan beperken. Een van de mogelijke gevolgen is een verschuiving van een deel van de markt naar minder (of niet) gereglementeerde crediteuren. Derhalve kunnen maatregelen worden overwogen voor gezinnen die met kredietbeperkingen kampen. Ook het risico dat kredietverleners op de markt komen die niet aan de nationale reglementering zijn onderworpen, wijst op de noodzaak van een uniforme regelgeving voor de volledige Europese Unie.

 

[3] Deze studie gaat enkel over de door kredietinstellingen verstrekte kredieten.