Welke invloed heeft de COVID-19-crisis op de genderongelijkheid op de arbeidsmarkt ?

Vóór de gezondheidscrisis nam de werkgelegenheidsgraad van de vrouwen al meer dan 40 jaar onafgebroken toe. De gemiddelde werkgelegenheidsgraad, voor de vrouwen van 15 tot 64 jaar, steeg van 36 % in de jaren tachtig tot vrijwel 62 % in 2019. Desondanks was die groei nog onvoldoende om de werkgelegenheidsgraad van mannen te bereiken (69 % in 2019). Zou de huidige crisis kunnen leiden tot een zwakkere positie van de vrouwen op de arbeidsmarkt?

 

Positie van de vrouwen op de arbeidsmarkt in België

(over- of ondervertegenwoordiging van vrouwen t.o.v. hun aandeel in de bevolking, in procentpunt)

Bronnen: Eurostat, RVA, Statbel.

STEM: Wetenschappen, technologie, engineering en wiskunde.

 

Anders dan in het verleden bij economische crisissen, had de crisis een zwaardere weerslag op de dienstensectoren. Het banenverlies tijdens de eerste drie kwartalen van 2020 beliep -2,4 % in de overige diensten (onder meer diensten aan personen), -6 % in de administratieve diensten en tot ‑7,5 % in de bedrijfstak ‘verschaffen van accommodatie en maaltijden’. In de detailhandel daalde het personeelsbestand eveneens, namelijk met 0,8 %. Deze bedrijfstak is een bijzonder geval, aangezien hij bestaat uit niet-essentieel geachte handelszaken die moesten sluiten, en essentiële winkels die gedurende de hele crisis openbleven. In de gezondheidszorg, die zich in de frontlinie van de strijd tegen de gezondheidscrisis bevindt, nam de activiteit eveneens uitzonderlijk sterk toe. In al die bedrijfstakken zijn vrouwen oververtegenwoordigd ten opzichte van hun aandeel in de totale werkgelegenheid. Daarbij moet ook worden opgemerkt dat in die branches het inkomensniveau van de werknemers zeer laag is, wat hen kwetsbaarder maakt voor het verlies van een baan, en vragen doet rijzen over de herwaardering van sommige beroepen.

Daarnaast werken er ook meer vrouwen in het onderwijs (71 %) en zijn ze in de overheidssector licht oververtegenwoordigd ten opzichte van hun aandeel in de totale werkgelegenheid. In die twee sectoren hield de werkgelegenheid stand en werden de uitbetaalde lonen gehandhaafd.

De totale invloed op de werkgelegenheid van vrouwen valt momenteel dus moeilijk te ramen.

De gegevens over tijdelijke werkloosheid wijzen erop dat meer mannen onder dat stelsel vielen, en dit gedurende de hele crisis. Het aantal niet-werkende werkzoekenden nam ook sterker toe voor mannen (+5 %) dan voor vrouwen (+2 %). Dit gezegd zijnde, blijkt dat hun bijdrage tot de stijging van de werkloosheid groter is in het kader van de gezondheidscrisis dan bij de economische en financiële crisis. Terwijl de vrouwen voor slechts 22 % van de toename van de werkzoekenden in 2009 zorgden, dragen ze 35 % bij tot de sinds het begin van de crisis opgetekende stijging.

Hoewel de vrouwen steeds vaker op de arbeidsmarkt actief zijn, blijven ze nog altijd belast met het leeuwendeel van de huishoudelijke taken. In 2016 hield 89 % van de vrouwen in België zich dagelijks met de kinderen bezig, tegen 75 % van de mannen. De verschillen zijn nog groter voor de huishoudelijke taken, aangezien 81 % van de vrouwen elke dag kookt of huishoudelijke taken verricht, terwijl slechts 33 % van de mannen dat deed. Bovendien zijn het in zeer grote mate de vrouwen die hun werkduur verminderen of die loopbaanonderbreking nemen om voor de kinderen te zorgen. Dat geldt voor 51 % van hen, tegen maar voor 7 % van de mannen.

De gezondheidscrisis heeft dat gebrek aan evenwicht in de rolverdeling versterkt. De vrouwen vervulden immers het grootste deel van de extra taken, met name inzake kinderopvang, wegens de sluiting van de scholen en de crèches bij de eerste lockdown. Dat komt tot uiting in de RVA-gegevens over het corona-ouderschapsverlof, dat door 71 % van de vrouwen werd genomen (tegen 68 % gemiddeld in 2019 voor het ‘klassieke’ ouderschapsverlof). Het kortetermijneffect van de uittredingen uit de arbeidsmarkt of de vermindering van de arbeidstijd zou echter kunnen aanhouden, gelet op het belang dat aan beroepservaring wordt gehecht. De betrokken moeders zouden derhalve lagere loopbaan- en inkomensvooruitzichten kunnen hebben dan zonder die beperking.

Een studie van het Europees Parlement van september 2020[1] geeft evenwel een positievere boodschap. Daaruit blijkt dat de mannen tijdens de lockdown ook meer tijd hebben besteed aan huishoudelijke taken en aan de kinderen, ook al blijft die stijging geringer dan bij de vrouwen. Hopelijk kan die nieuw verworven rol van de vader de visie van gezinnen en werkgevers op het vaderschap veranderen en tot permanente mentaliteitsveranderingen leiden. Het effect zal ongetwijfeld des te groter zijn in gezinnen waar de gezinslast van de vrouw naar de man werd overgeheveld indien de vrouw bijvoorbeeld in een essentiële sector werkte en de man niet.

In de bedrijfstakken die telewerk op grote schaal konden toepassen, zouden de veralgemening van deze arbeidsvorm tijdens de crisis en de in de toekomst waarschijnlijk nog toenemende flexibiliteit in het beheer van werkplek en arbeidsduur een troef kunnen vormen voor vrouwen. Het is nog te vroeg om dat na te gaan, maar telewerk zou de vrouwen in staat kunnen stellen loopbaan en ouderschap vlotter te combineren, door te vermijden dat ze moeten kiezen voor een arbeidsduurvermindering. Als gevolg van de samenstelling van de werkgelegenheid, omvatten de telewerkers een hoger percentage mannen. Door de gezondheidscrisis is de toegang van vrouwen tot telewerk niettemin fors opgelopen : volgens de gegevens uit de enquête naar de arbeidskrachten verrichtte in november 2020 bijna 42 % van hen telewerk, tegen 37 % van de mannen. Ondanks de positieve aspecten die eruit voortvloeien (flexibiliteit, afname van het woon‑werkverkeer), zou telewerk voor werkende vrouwen ook een risico kunnen inhouden omdat ze meer beschikbaar zullen worden geacht voor huishoudelijke en educatieve taken. In hun gezin zou dat het gebrek aan evenwicht in de taakverdeling nog kunnen vergroten. In de onderneming zou de indruk kunnen ontstaan dat ze minder met hun werk bezig zijn, wat gevolgen heeft voor hun loopbaan en loon. Het gebruik van telewerk mag dus niet de plaats innemen van een toegankelijke en betaalbare kinderopvang noch van de mogelijkheid om over flexibele werktijdregelingen te beschikken.

Uit dit beknopte overzicht van de gevolgen van de gezondheidscrisis voor de vrouwelijke werkgelegenheid blijkt hoe complex de situatie van de vrouwen op de arbeidsmarkt is. Ze vergt grondig onderzoek, met name van de aard van de banen die ze uitoefenen, maar ook van de combinatie van beroeps- en gezinsleven, omdat blijkt dat het in de eerste plaats de vrouwen zijn die de aanpassingsvariabelen vormen. Aangezien de Bank wil bijdragen tot het publieke debat over het thema en een wetenschappelijke analyse wil aanreiken, zal ze een studie opstellen over ‘Het effect van ouderschap op de loopbanen van vrouwen en mannen’. De resultaten van die studie zullen in het Economisch Tijdschrift van december 2021 worden gepubliceerd.

 

Kernelementen :

  • Groter risico op banenverlies dan bij de financiële crisis.
  • Oververtegenwoordiging in de gezondheidszorg, die zich in de frontlinie van de strijd tegen COVID-19 bevindt. De gelegenheid om hun inkomen op te waarderen ?
  • In het algemeen meer loopbaanonderbrekingen en arbeidsduurverminderingen dan voor de mannen, en in het bijzonder tijdens de crisis. Risico voor de loopbaanvooruitzichten.
  • De vaders waren gedurende de eerste lockdown meer betrokken bij de zorg voor de kinderen (hoewel nog altijd minder dan de vrouwen). Kans voor een mentaliteitsverandering of effect op korte termijn ?
  • Een ruimer beroep op telewerk voor de vrouwen tijdens de crisis. Kans op een beter evenwicht tussen werk en privéleven of grotere psychosociale risico's ?

 

[1] The gendered impact of the COVID-19 crisis and post-crisis period (europa.eu)