Waarom groeide de Belgische particuliere consumptie de afgelopen jaren zo matig?

De consumptie van de Belgische huishoudens nam tussen 2014 en 2018 slechts matig toe en minder sterk dan in de buurlanden of het eurogebied. Die relatief geringere consumptiegroei heeft vooral te maken met een minder grote afname van de aankopen van (duurzame) consumptiegoederen tijdens de crisisjaren en met het feit dat de loonmatiging erna op de arbeidsinkomens heeft gewogen.

De afgelopen vijf jaar nam de groei van de Belgische particuliere consumptie toe met gemiddeld 1 % op jaarbasis. Dat kan vanuit zowel een historisch als een internationaal perspectief als vrij matig worden beschouwd.

Tijdens de crisisperiode, van 2008 tot en met 2013, hield de groei van de particuliere consumptie in België daarentegen relatief goed stand, terwijl die in de buurlanden sterk(er) terugliep. De impact van de crisis werd voor de Belgische gezinnen enigszins verzacht door de robuuste arbeidsmarkt en de werking van automatische stabilisatoren. De specifieke consumentenuitgaven die typisch erg gevoelig zijn voor inkomensschommelingen, namelijk de duurzame aankopen (bijvoorbeeld voertuigen of huishoudelijke apparaten) en niet-essentiële uitgaven (zoals reizen of restaurantbezoek), bleven in België dan ook relatief gestaag toenemen, wat bepaald niet het geval was in het eurogebied en de buurlanden. Aangezien dergelijke aankopen in België tijdens de crisisperiode minder sterk waren afgenomen, was er ook minder ruimte voor een duidelijke inhaalbeweging in de jaren daarna.

De matige groei van de consumentenuitgaven tijdens de recente periode kan echter ook niet los worden gezien van de eveneens beperkte toename van de arbeidsinkomens, zowat de belangrijkste determinant van de consumptie. Het overheidsbeleid was de afgelopen jaren namelijk gericht op een herstel van het kostenconcurrentievermogen van de Belgische ondernemingen en dat is ten dele gebeurd door inkomensbeperkende maatregelen. Hoewel dat een relatief forse banencreatie met zich meebracht, woog het gunstige effect ervan niet op tegen de zwakke groei van de reële lonen per werkende. Al bij al groeiden de Belgische lonen en wedden de afgelopen vijf jaar dan ook aanzienlijk trager dan in de buurlanden. De koopkrachtondersteunende maatregelen in het kader van de taxshift konden dat maar deels compenseren: volgens de tot en met 2018 beschikbare gegevens nam ook de ruimere categorie van niet-financiële inkomens in België recent minder sterk toe dan gemiddeld in de buurlanden.

Ondanks de relatief lagere groei tijdens de laatste jaren, stemt de groei van de Belgische gezinsconsumptie, over de afgelopen tien jaar beschouwd, gemiddeld wel beter overeen met die van de buurlanden en het eurogebied.