Waarom groeide de Belgische particuliere consumptie de afgelopen jaren zo matig?

Artikel gepubliceerd in het Economisch tijdschrift van Juni 2019

De Belgische gezinsconsumptie groeide recent relatief traag, voornamelijk als gevolg van een minder grote afname van de aankopen van duurzame goederen tijdens de crisisjaren en van het feit dat de loonmatiging erna op de arbeidsinkomens heeft gewogen.

Download het artikel Perscommuniqué

Vanaf 2019 wordt de volledige versie van de artikels van het Economisch Tijdschrift in het Engels gepubliceerd, met een digest in het Nederlands en het Frans.

Digest

In dit artikel peilen we naar de redenen voor de relatief zwakke groei van de gezinsconsumptie in België in de afgelopen jaren. Die is opmerkelijk omdat een sterk aantrekkende gezinsconsumptie in andere landen van het eurogebied precies een motor van het herstel is geweest na de crisisjaren. Volgens onze bevindingen heeft die matige consumptiegroei vooral te maken met een minder grote afname van de aankopen van vooral duurzame consumptiegoederen tijdens die crisisjaren en met het feit dat de loonmatiging erna op de arbeidsinkomens heeft gewogen. 

De particuliere consumptie bleef tijdens de crisis relatief beter overeind in België

De consumptie van de Belgische huishoudens blijkt tussen 2014 en 2018 slechts matig te zijn toegenomen, ondanks het hoge consumentenvertrouwen. De gemiddelde jaarlijkse groei van de consumentenuitgaven in die periode bedroeg ongeveer 1% en hield daarmee amper gelijke tred met het gemiddelde groeitempo dat werd opgetekend tijdens de crisisjaren (2008-2013).

In vergelijking met de buurlanden en het eurogebied als geheel, liet de Belgische gezinsconsumptie wel een duidelijk ander profiel optekenen in de loop van het laatste decennium. Vooreerst hield de groei van de Belgische particuliere consumptie relatief goed stand in de vroege crisisjaren, terwijl die in de buurlanden sterk(er) terugliep. Hoewel het aandeel van de Belgische particuliere consumptie in het bbp bijna stelselmatig blijkt af te nemen sinds 1995, werd die daling tussen 2008 en 2010 tijdelijk onderbroken. De impact van de crisis werd voor de Belgische gezinnen enigszins verzacht door een relatief grote mate van labour hoarding, waarbij bedrijven aanvankelijk overtallige werkkrachten in dienst houden, o.a. door de uitbreiding van het systeem van tijdelijke werkloosheid. Daarnaast werd de koopkracht van de gezinnen gevrijwaard door de vertraging die inherent is aan het indexeringsmechanisme van de lonen en uitkeringen, wat ervoor zorgde dat die inkomens bij het begin van de crisis waren afgestemd op de hoge inflatie die net voor de crisis werd opgetekend, terwijl de inflatie op dat ogenblik al aanzienlijk was teruggevallen. De specifieke consumentenuitgaven die typisch nochtans erg gevoelig zijn aan inkomensschommelingen, namelijk de duurzame en niet-essentiële aankopen, bleven in België dan ook relatief gestaag toenemen, wat bepaald niet het geval was in het eurogebied en de buurlanden.

Aangezien dergelijke aankopen in België minder sterk waren afgenomen tijdens de crisisperiode, was er ook minder ruimte voor een duidelijke inhaalbeweging (d.i. de zogenaamde pent-up demand). Terwijl de groei van de gezinsconsumptie, en specifiek die van de duurzame en niet-essentiële bestedingen, in het eurogebied en de buurlanden duidelijk aantrok vanaf 2014, bleef die in België relatief gematigder. 

Grafiek 1 –  Particuliere consumptie in een historisch en internationaal perspectief
Bronnen : Eurostat, ICN, BNB.

De particuliere consumptie wordt in sterke mate bepaald door de groei van de (arbeids)inkomens, die erg matig was de afgelopen jaren

De inkomensgroei is een belangrijke determinant voor de consumentenuitgaven. Meer specifiek kan worden aangetoond dat het profiel van de gezinsconsumptie, over een lange periode beschouwd, nauw aansluit bij het verloop van de niet-financiële inkomens en, bij uitbreiding, van de voornaamste component daarvan, namelijk de arbeidsinkomens. Die specifieke component is in de loop van de laatste vijf jaar slechts matig toegenomen in België. Met een gemiddelde jaarlijkse reële groei van om en bij de 1% tijdens de periode van 2014 tot en met 2018 namen de Belgische lonen en wedden duidelijk minder fors toe dan in de buurlanden het geval was. In tegenstelling tot het profiel voor de buurlanden, trok de Belgische loongroei in de recente periode trouwens ook niet sterker aan dan tijdens het crisis het geval was.

Grafiek 2 - Particuliere consumptie en lonen en wedden
Bronnen: Eurostat, INR, NBB. 1 Ongerekend de sociale bijdragen ten laste van de werkgevers.

In de afgelopen jaren heeft de overheid diverse maatregelen genomen om de kostenconcurrentiekracht van Belgische ondernemingen te herstellen, door het inperken van de loonkostengroei. Mede door dat beleid van loonkostenmatiging werd er sinds 2014 een forse banencreatie opgetekend en was de Belgische groei erg arbeidsintensief. Hoewel de jobcreatie de arbeidsinkomens natuurlijk doet toenemen, woog dat effect niet op tegen de zwakke groei van de reële lonen per werkende. Bepaalde aspecten van het beleid van loonkostenmatiging, zoals de indexsprong in 2015 en de diverse beperkingen op de maximale marge voor de conventionele loongroei, hebben die immers sterk gedrukt.

De impact van de matige reële loongroei op de totale gezinsinkomens werd daarbij slechts deels gecompenseerd door de lastenverminderingen in het kader van de tax shift. De reële beschikbare inkomensgroei, exclusief financiële inkomens, is sinds 2014 immers trager toegenomen dan in de buurlanden.

Andere mogelijke determinanten, zoals de impact van de vermogens of de toegenomen schuldenlast van de huishoudens, of meer structurele verklaringen zoals de verouderende bevolking of wijzigingen in ongelijkheid, kunnen volgens onze inschatting geen afdoende verklaring bieden voor de matige consumptiegroei van de afgelopen vijf jaren.

Al met al suggereert deze analyse dat bepaalde maatregelen met het oog op het herstel van de kostenconcurrentiekracht, tegelijk ook de groei van de inkomens van de huishoudens hebben aangetast, en daardoor ook hun consumptie. Anderzijds moet de tragere groei van de particuliere consumptie in de laatste vijf jaar ook worden beschouwd in het licht van de grotere veerkracht van deze vraagcomponent gedurende de crisisjaren. Al bij al, over de afgelopen tien jaar beschouwd, stemde de totale groei van de Belgische gezinsconsumptie gemiddeld wel overeen met die van de buurlanden en het eurogebied.