Perscommuniqué - Verloop van de particuliere consumptie tijdens de afgelopen drie jaar

Artikel gepubliceerd in het Economisch Tijdschrift van september 2011

België heeft de recessie van 2008-2009 verhoudingsgewijs beter doorstaan dan het eurogebied als geheel en dan de meeste economieën waaruit het bestaat. Tegen die achtergrond worden in dit artikel de wisselwerkingen tussen de algemene economische situatie en de consumptieve bestedingen van de particulieren tijdens de recessie en gedurende de recente herstelfase bestudeerd. Traditioneel wordt de particuliere consumptie immers geacht een stabiliserende rol te spelen met betrekking tot conjunctuurschommelingen, maar de schokken op de bedrijvigheid en de werkgelegenheid, het financieel vermogen of het vertrouwen waren ditmaal zo groot dat de consumptie er wellicht heeft onder geleden.

Het verloop van de particuliere consumptie sluit, algemeen beschouwd, nauw aan bij dat van de bedrijvigheid. Het aandeel van de particuliere consumptie in het bbp is bijgevolg relatief stabiel. In een periode van recessie krimpt de particuliere consumptie naar verhouding meestal minder sterk in dan de bedrijvigheid. Enerzijds vertoont het beschikbaar inkomen tijdens recessies enige veerkracht, die hoofdzakelijk kan worden toegeschreven aan het feit dat de werkgelegenheid meestal slechts met vertraging op de schommelingen van de bedrijvigheid reageert en aan de mechanismen van de sociale overdrachten. Anderzijds leiden schommelingen in het lopend beschikbaar inkomen, zowel in opwaartse als in neerwaartse zin, doorgaans tot bewegingen van de spaarquote in dezelfde richting, wat bijdraagt tot de afvlakking van de consumptie in de tijd. Tenzij ze er budgettair toe worden verplicht, bepalen de particulieren het peil van hun consumptie immers niet alleen op grond van hun lopend inkomen: ze houden ook rekening met hun verwachtingen ten aanzien van hun toekomstig inkomen of ten aanzien van de waarde van hun vermogen.

Tijdens de recente crisis schroefden de huishoudens hun consumptieve bestedingen vanaf het laatste kwartaal van 2008 en in het eerste kwartaal van 2009 terug door ze in gecumuleerde termen met 1,3% te verlagen. Vooral de uitgaven voor kleding en in de horeca liepen significant terug. De daling van de consumptie was grotendeels toe te schrijven aan de toename van de spaarquote, van ongeveer 16 % van het beschikbaar inkomen gedurende de drie jaren voordien tot bijna 19 % begin 2009. Op dat ogenblik groeide het reëel beschikbaar inkomen nog verder, dankzij de nog steeds krachtige stijging van het arbeidsinkomen en de tijdelijke belastingverlagingen voor de particulieren. In 2010 speelden deze effecten in tegenovergestelde zin, maar het daaruit voortvloeiende futloze verloop van de koopkracht werd gecompenseerd door een daling van de spaarquote, waardoor een gematigd herstel van de consumptie mogelijk werd. Het weerstandsvermogen van de consumptie tijdens de afgelopen drie jaar ging tevens gepaard met dat van de werkgelegenheid.

Aan de hand van het econometrisch model van de Bank kunnen de twee belangrijkste kanalen worden aangetoond waarlangs de crisis de particuliere consumptie negatief heeft beïnvloed. In de eerste fase van de crisis heeft de instorting van de beurskoersen zowat overal ter wereld het financieel vermogen uitgehold. Hoewel dit laatste in theorie slechts een beperkte rol speelt bij het bepalen van de consumptie van de Belgische huishoudens (ook vermogenseffect genoemd), was de schok zo zwaar dat de consumptieve bestedingen er ongewoon hevig door werden beïnvloed. De sterke toename van de onzekerheid en de bruuske verslechtering van de algemene macro-economische omgeving en van de vooruitzichten ter zake hebben het vertrouwen van de consumenten ook gedrukt en hebben een daling van de consumptie en een vermeerdering van het sparen teweeggebracht. Deze twee afremmende effecten zijn in de loop van 2009 en in 2010 geleidelijk weggeëbd.

Al met al is de daling van de particuliere consumptie in België tijdens de recente crisis gematigd gebleken, vooral in het licht van de scherpe inkrimping van de bedrijvigheid en bij een internationale vergelijking. Opdat ze een stabiliserende rol zou kunnen blijven spelen ten opzichte van de schommelingen in de bedrijvigheid, moet een economische context worden gewaarborgd die vrij is van hardnekkige onevenwichtigheden – zowel wat betreft de financiële situatie van de diverse sectoren als inzake het concurrentievermogen van de economie –, waarin de economische subjecten voor hun verwachtingen geen rekening hoeven te houden met al te veel onzekerheid. Met name de forse toename van de overheidsschuld tussen 2007 en 2010, ook al was ze geringer dan die in de meeste andere Europese landen, moet snel plaats maken voor een consolidatie die de schuld naar een op lange termijn houdbaar traject moet leiden. Gebeurt die consolidatie niet, dan dreigt de consument, die zich bewust is van de intertemporele budgetbeperking waar ook de overheid rekening mee moet houden, snel zijn spaarquote te verhogen om te anticiperen op de toekomstige inspanningen die hij zal moeten leveren in de vorm van hogere belastingen of een vermindering van de lopende overheidsoverdrachten.