Trend of cyclus? Het debat over het potentiële bbp in het eurogebied en de implicaties voor het monetair beleid

Internationale instellingen, zoals het IMF, de OESO en de EC, schatten dat de economie van het eurogebied vrijwel op volle toeren draait. De negatieve output gap, die na de crisis was ontstaan, is met andere woorden (bijna) gesloten. Toch wordt dat door sommigen in twijfel getrokken. Dat hoeft niet te verbazen: het potentieel van een economie is niet exact meetbaar en is daarom sowieso door heel wat onzekerheid omgeven. Wat nu specifiek discussie uitlokt, is dat de output gap grotendeels is weggewerkt doordat het economisch potentieel neerwaarts is bijgesteld.

Onderzoek toont aan dat de ramingen van het potentiële bbp die tal van internationale instellingen publiceren, te sterk reageren op vraagschokken (zoals veranderingen in het monetair of budgettair beleid) en te weinig op aanbodschokken (zoals de totale factorproductiviteit). Het gevolg is dat het potentiële bbp vaak parallel beweegt met de economische cyclus: presteert de economie zwak, dan wordt het potentiële bbp vaak ook lager ingeschat. Trekt de economie aan, dan wordt het potentiële bbp doorgaans opwaarts herzien. In dat opzicht kan het nuttig zijn om na te gaan op welke manier het procyclische karakter van het potentiële bbp kan worden getemperd. In het artikel worden enkele mogelijkheden toegelicht.

De economische theorie is evenwel niet echt eenduidig over welke schokken een impact hebben op het potentiële bbp of op de aanbodzijde van de economie. Uiteraard zijn permanente aanbodschokken, zoals demografie, sleutelfactoren voor de productieve capaciteit van een economie. Toch kan men zich afvragen of ook vraagschokken de aanbodzijde beïnvloeden. Blijft de totale vraag lange tijd achter bij het aanbod, dan kan ook het potentieel van de economie onder druk komen, bijvoorbeeld omdat de competenties van langdurig werklozen afnemen of bedrijven innoverende activiteiten afbouwen. Dit fenomeen wordt hysteresis genoemd en heeft implicaties voor het monetair beleid. Meer algemeen doen deze bevindingen enkele vragen rijzen bij de aanname dat het monetair beleid op langere termijn neutraal is voor reële variabelen, zoals groei en werkgelegenheid.

Vanwege de empirische en theoretische onzekerheid over het concept van het potentiële bbp, lijkt het raadzaam dat de monetairbeleidsmakers zich op diverse maatstaven baseren om de temperatuur van de economie te meten.