Perscommuniqué - Recente tendensen inzake vennootschapsbelasting

Artikel gepubliceerd in het Economisch Tijdschrift van juni 2007

In dit artikel wordt een beeld geschetst van de evolutie van de internationale context inzake belastingdruk op vennootschapswinsten en de wijze waarop de Belgische overheid hierop tracht in te spelen. Vooreerst wordt een overzicht gegeven van de recente internationale ontwikkelingen op het vlak van de vennootschapsbelasting. Vervolgens wordt de vennootschapsbelasting in België geanalyseerd, waarbij een bijzondere aandacht wordt besteed aan de hervormingen van dit stelsel. Ten slotte komt de Europese coördinatie op het vlak van vennootschapsbelasting aan bod.

De vennootschapsbelasting in België en de andere Europese landen staat onder druk door de veranderende internationale omgeving. De globalisering van de economie en de daarmee gepaard gaande toegenomen mobiliteit van het kapitaal kan leiden tot concurrentie op het vlak van de tarieven van de vennootschapsbelasting tussen landen om directe investeringen en zeer mobiele winststromen aan te trekken. Dit zou kunnen leiden tot een erosie van de belastbare grondslag in andere landen, waarop die op hun beurt worden gedwongen om hun tarieven te verlagen. Bij sommigen bestaat dan ook de vrees dat dit uiteindelijk zou kunnen leiden tot een "race to the bottom" van de tarieven.

Er kan in Europa onmiskenbaar een trend van dalende nominale tarieven van de vennootschapsbelasting worden vastgesteld. Het gemiddelde nominale tarief in de EU-15 is immers gestaag gedaald van 49 pct. in 1985 tot iets minder dan 30 pct. in 2006. Met de toetreding van de tien nieuwe EU-lidstaten in 2004, die in vergelijking met de EU-15 veelal beduidend lagere tarieven hanteren, is de fiscale concurrentie nog toegenomen. Op basis van de aangekondigde hervormingen in een aantal landen zal de daling van de nominale tarieven in de EU zich ook in de nabije toekomst voortzetten.

Vooralsnog lijken deze verlagingen van het nominale tarief gepaard te zijn gegaan met een minstens evenwaardige uitbreiding van de belastbare basis, zodat de overheidsontvangsten uit vennootschapsbelasting al bij al zelfs gunstig zijn geëvolueerd.
België volgt de internationale trend tot lagere nominale tarieven en een verbreding van de belastbare basis. Zo had de hervorming van de vennootschapsbelasting die op 1 januari 2003 in werking is getreden tot doel het verschil tussen het Belgische nominale tarief en het gemiddelde van de EU-15 weg te werken. Ondanks de belangrijke daling van het Belgische tarief in 2003 is het verschil met het EU-gemiddelde ondertussen weer opgelopen tot omtrent 4 à 5 procentpunten. Vrij snel is dan ook een nieuwe hervorming van de Belgische vennootschapsbelasting doorgevoerd met de invoering van de aftrek voor risicokapitaal vanaf aanslagjaar 2007. Deze innovatieve maatregel verkleint de discriminatie tussen de fiscale behandeling van het eigen vermogen en vormt een goede stimulans om de solvabiliteit van de ondernemingen te verhogen. Bovendien is het een Europees aanvaardbaar alternatief voor het stelsel van de coördinatiecentra. Het verschil tussen het Belgische nominale standaardtarief en het gemiddelde van de EU blijft echter bestaan en zal - behoudens nieuwe maatregelen - naar alle waarschijnlijkheid in de nabije toekomst verder oplopen.

Het bestaan van 27 verschillende systemen van vennootschapsbelasting in de EU vormt een belangrijke kost voor multinationale ondernemingen. Tevens bestaat de vrees dat de fiscale concurrentie zal leiden tot een erosie van de belastingopbrengst, wat een aantal onwenselijke gevolgen zou kunnen hebben. Zowel de Europese Commissie als een aantal expertencomités hebben dan ook in de voorbije decennia rapporten gepubliceerd die een verregaande harmonisatie van de vennootschapsbelastingsystemen voorstelden. Deze initiatieven waren vooralsnog niet succesvol, onder meer door de unanimiteitsvereiste op het vlak van beslissingen over directe belastingen. De Europese Commissie heeft het streven naar minimumtarieven trouwens achter zich gelaten en richt zich nu op het realiseren van een gemeenschappelijke geconsolideerde belastbare basis voor multinationale ondernemingen. Meer specifieke initiatieven, zoals richtlijnen om belastingdistorsies bij grensoverschrijdende activiteiten te verwijderen en maatregelen tegen schadelijke concurrentie, hadden meer succes.

Het is momenteel een open vraag of zich in de toekomst een echte "race to the bottom" op het vlak van de vennootschapsbelasting zal voordoen, waarbij niet enkel de tarieven steeds verder zullen worden verlaagd, maar ook de overheidsontvangsten zullen dalen, dan wel of aan de daling van de nominale tarieven - al dan niet spontaan - een einde zal komen.