Publieke consultatie betreffende de betalingsinstellingen en de instellingen voor elektronisch geld

Gesloten consultatie over:

  • het ontwerp van circulaire over het prudentieel statuut van de betalingsinstellingen;
  • het ontwerp van circulaire over het prudentieel statuut van de instellingen voor elektronisch geld;
  • het ontwerp van circulaire over het vrijstellingsbeleid van de Bank op grond van artikel 48 van de wet van 21 december 2009 (betalingsdiensten)
  • het ontwerp van circulaire over het vrijstellingsbeleid van de Bank op grond van artikel 105 van de wet van 21 december 2009 (elektronisch geld)

De ontwerpen van circulaire, die door de Nationale Bank van België ter consultatie worden voorgelegd aan het publiek, bevatten een beperkt aantal aanpassingen aan bestaande mededelingen die zowel het prudentieel statuut van betalingsinstellingen en instellingen voor elektronisch geld als het vrijstellingsbeleid van de Bank op grond van art. 48 en 105 van de wet van 21 december 2009 nader omkaderen. Deze aanpassingen werden voor de duidelijkheid gemarkeerd in de vier bijgaande ontwerpen.

  1. Het ontwerp van circulaire over het prudentieel statuut van de betalingsinstellingen

    Dit betreft een loutere actualisatie van de mededeling CBFA_2011_16 d.d. 25 maart 2011, die het prudentieel statuut van de betalingsinstellingen nader omschrijft door middel van een oplijsting van toepasselijke circulaires, die al dan niet rechtstreeks van toepassing zijn op deze instellingen. Meer bepaald worden twee circulaires in verband met witwassen toegevoegd, alsook de circulaire NBB_2013_15 van 11 december 2013 betreffende de inspecties.

  2. Het ontwerp van circulaire over het prudentieel statuut van de instellingen voor elektronisch geld;

    Dit betreft een loutere actualisatie van de mededeling NBB_2013_04 d.d. 24 juni 2014, die het prudentieel statuut van de instellingen voor elektronisch geld nader omschrijft door middel van een oplijsting van toepasselijke circulaires, die al dan niet rechtstreeks van toepassing zijn op deze instellingen. Meer bepaald worden twee circulaires in verband met witwassen toegevoegd, alsook de circulaire NBB_2013_15 van 11 december 2013 betreffende de inspecties.
    Verder wordt het vrijstellingsbeleid (cf. infra, 4.) uit deze mededeling gelicht zodat er, net als voor betalingsinstellingen, voortaan twee aparte circulaires zijn: één betreffende het prudentieel statuut van de instelling en één betreffende het vrijstellingsbeleid. Op die manier weet de lezer onmiddellijk welk document hij moet raadplegen in functie van het gewenste statuut (vergunningsplichtig of vrijgesteld).

  3. Het ontwerp van circulaire over het vrijstellingsbeleid van de Bank op grond van artikel 48 van de wet van 21 december 2009 (betalingsdiensten)

    Dit betreft een aantal aanpassingen aan de mededeling NBB_2013_05 d.d. 24 juni 2013 betreffende het vrijstellingsbeleid van de Bank op het vlak van betalingsdiensten.
    Teneinde enkel vrijstelling te verlenen aan rechtspersonen wier financiële positie gezond is, worden zij niet langer vrijgesteld van de artikelen 11 en 17, §1 en §2, tweede tot vijfde lid van de wet van 21 december 2009. In de praktijk komt dit neer op een minimum aanvangskapitaal en eigen vermogen van, afhankelijk van de aard van de betalingsdiensten, 20 000 euro, 50 000 euro of 125 000 euro.
    Verder wordt in de mogelijkheid voorzien dat de vrijgestelde rechtspersoon die in hoofdzaak commerciële activiteiten uitoefent die geen verband houden met het aanbieden van betalingsdiensten, de opdracht van commissaris zou toevertrouwen aan één of meer revisoren die daartoe niet door de Bank erkend zijn overeenkomstig artikel 222 van de bankwet. De verplichte aanstelling van een erkende revisor kan in dit geval buiten proportie zijn, rekening houdend met de specialistische kennis noodzakelijk voor het toezicht op de hoofdactiviteit.
    Tenslotte wordt de verplichting tot het invullen van de verkorte periodieke vragenlijst over de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme in herinnering gebracht.

  4. Het ontwerp van circulaire over het vrijstellingsbeleid van de Bank op grond van artikel 105 van de wet van 21 december 2009 (elektronisch geld)

    Dit betreft een aantal aanpassingen aan de mededeling NBB_2013_04 d.d. 24 juni 2014, waarvan het luik vrijstellingsbeleid voortaan in een afzonderlijke circulaire wordt behandeld (cf. supra, 2.).
    Teneinde enkel vrijstelling te verlenen aan rechtspersonen wier financiële positie gezond is, worden zij niet langer vrijgesteld van art. 72, §2 van de wet van 21 december 2009, hetgeen neerkomt op een minimum eigen vermogen gelijk aan 2 % van het gemiddeld uitstaand elektronisch geld.
    Verder wordt in de mogelijkheid voorzien dat de vrijgestelde rechtspersoon die in hoofdzaak commerciële activiteiten uitoefent die geen verband houden met de uitgifte van elektronisch geld, de opdracht van commissaris zou toevertrouwen aan één of meer revisoren die daartoe niet door de Bank erkend zijn overeenkomstig artikel 222 van de bankwet. De verplichte aanstelling van een erkende revisor kan in dit geval buiten proportie zijn, rekening houdend met de specialistische kennis noodzakelijk voor het toezicht op de hoofdactiviteit.
    Tenslotte wordt de verplichting tot het invullen van de verkorte periodieke vragenlijst over de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme in herinnering gebracht.

De Nationale Bank van België organiseert deze open consultatie om alle belangstellenden de gelegenheid te geven vóór 4 januari 2015 te reageren op het volgende adres: [email protected]