Prijzen Belgische consumptiegoederen veranderen gemiddeld om de 5 maanden

Aan de hand van een databank met 9 miljoen prijsnoteringen voor de periode 2007-2015, die ons door StatBel ter beschikking werd gesteld, beantwoorden we de volgende vragen: hoe vaak veranderen de prijzen in België? Wat is de omvang van die aanpassingen? Op welke ogenblikken doen ze zich voor? Verschillen die resultaten van de ene productcategorie tot de andere?

Het gaat om microgegevens die aan de Belgische consumptieprijsindex ten grondslag liggen. De desbetreffende producten omvatten bijna de helft van de korf van de officiële index; alle levensmiddelen maar slechts een deel van de fabricaten en de diensten. De maandelijkse prijsnoteringen worden verkregen op het meest gedetailleerd mogelijke niveau: product, merk, verpakking, exacte plaats waar de producten worden verkocht. Uitgaande van dat granulaire niveau berekenen we de frequentie van de prijsveranderingen en, omgekeerd, de geldigheidsduur van een prijs.

Rekening houdend met het feit dat de steekproef geen zomer- en winterkoopjes bevat, en als tijdelijke promoties uitgesloten worden, blijkt dat elke maand gemiddeld 17 % van de prijzen wordt veranderd. Ze blijven met andere woorden gemiddeld 5 maanden geldig. Stijgingen (twee derde van de veranderingen) komen weliswaar meer voor dan dalingen, maar deze laatste zijn niet zeldzaam. Als de tijdelijke promoties worden meegeteld, valt die ratio van de prijsveranderingen amper hoger uit, namelijk 18 %, en komen prijsdalingen logischerwijs vaker voor (vier op de tien veranderingen). Onze resultaten liggen in de lijn van de bevindingen in de literatuur ter zake.

Er wordt een aanzienlijke heterogeniteit vastgesteld tussen de verschillende productcategorieën. De prijzen van levensmiddelen (niet-bewerkte en bewerkte) veranderen vaker dan die van niet-energetische industriële goederen en diensten: hun gemiddelde geldigheidsduur ligt tussen 3 maanden voor verse producten (2 maanden meer dan voor de bewerkte levensmiddelen) en 27 maanden voor de diensten. Voor de niet-energetische industriële goederen, die vooral kleding en voertuigen omvatten, bedraagt de gemiddelde duur 13 maanden. De lange geldigheidsduur van de prijzen van diensten is deels toe te schrijven aan de dekking van onze steekproef; we beschikken met name over alle noteringen in de restaurants en cafés – waar de prijsaanpassingen onderhevig zijn aan zogenoemde menukosten –, de kapsalons en de woondiensten (loodgieter, elektricien, enz.) waarvan de tarieven zelden veranderen. De prijzen van diensten die vaker kunnen veranderen, zoals telecommunicatie of reizen, zijn niet opgenomen. Naast compositie-effecten kunnen andere factoren worden aangehaald om een relatieve rigiditeit van de prijzen te verklaren : de expliciete en impliciete overeenkomsten met de cliënten, de angst om marktaandeel te verliezen bij ongecoördineerde aanpassingen van de prijzen, en de trage en gedeeltelijke doorberekening van de prijzen van bepaalde inputs zoals de lonen.

Prijsdalingen worden veel vaker opgetekend voor verse producten, ten belope van 40 % van de aanpassingen, dan, in het andere uiterste, in de diensten (voor 12 %).

Voor de totale steekproef en de hele beschouwde periode bedraagt de gemiddelde absolute omvang van een prijsverandering 12 % en is er weinig verschil merkbaar tussen de gemiddelde omvang van de stijgingen en de dalingen. Het percentage kleine prijsveranderingen beloopt 7 % voor de gehele steekproef indien de drempel wordt vastgelegd op 1 %, en 15 % als de drempel wordt vastgelegd op 2 %. Zoals verwacht, zijn de prijsveranderingen omvangrijker voor de verse producten (18 %, zowel voor de stijgingen als voor de dalingen). Dat weerspiegelt hun grotere volatiliteit doordat ze gevoelig zijn voor de weersomstandigheden en het aanbod ervan inelastisch is op korte termijn. De omvang van de prijsveranderingen is daarentegen geringer voor bewerkte levensmiddelen, niet-energetische industriële goederen, en diensten, met respectievelijk 7, 10 en 7 %.

Prijsstijgingen komen vaker voor in januari, februari, april en oktober, terwijl prijsdalingen vaker plaatsvinden in april, juli en oktober. Het gemiddelde van de steekproef verhult de bijzonderheden van sommige producten en diensten; er bestaan immers uiteenlopende seizoenskenmerken van de ene categorie tot de andere.

Terwijl de prijsveranderingen voor niet-bewerkte levensmiddelen zich niet op specifieke ogenblikken voordoen, zijn de bedrijven veeleer tijdens de eerste maanden van het jaar geneigd de prijzen van bewerkte levensmiddelen opwaarts aan te passen. De niet-energetische industriële goederen hebben aparte seizoenskenmerken, met vooral prijsveranderingen in april en oktober. Hierin is het effect merkbaar van de invoering van zomer- en wintercollecties: nieuwe kenmerken kunnen zowel opwaartse als neerwaartse prijsaanpassingen verklaren. De seizoenskenmerken van de prijzen van diensten vallen dan weer te verklaren door het gewicht van de restaurants en cafés, waar de prijzen van de menu’s (doorgaans opwaarts) worden aangepast in het begin van het jaar en na de zomervakantie.

Het maandelijkse prijsaanpassingstempo is in de loop der jaren veranderd. Tijdens de grote recessie (2008‑2009) liep de frequentie van de prijsstijgingen doorgaans terug, terwijl de frequentie van de dalingen veeleer toenam. Dezelfde tendensen werden opgetekend aan het begin van de periode van lage inflatie in het eurogebied (2013-2014). Tussen beide periodes deed zich een omgekeerde beweging voor. Die voorlopige vaststellingen – die grondiger en verder moeten worden uitgewerkt – doen vermoeden dat het prijszettingsgedrag niet enkel afhankelijk is van de tijd (aanpassing op welbepaalde ogenblikken) maar ook van de economische situatie.