Perscommuniqué WP 178: Optimaal monetair beleid en bedrijfstoetreding

Deze paper beschrijft het optimale monetaire beleid in een economie met monopolistische concurrentie, endogene bedrijfstoetreding, een cash-in-advance constraint en op voorhand bepaalde lonen. Bedrijven moeten winst maken om de toetredingskosten te dekken; een mark-up op de goederenprijzen is dus noodzakelijk. Zonder deze mark-up zouden de winsten nihil zijn en geen enkel bedrijf zou toetreden tot de markt, wat zou resulteren in een nulproductie. Daarom mag de mark-up niet worden weggelaten. In deze economie met toetredingen zijn goederen duurder dan in een concurrerende economie met prijsbepaling op basis van de marginale kosten. Dit leidt tot een verkeerde allocatie van middelen, aangezien vrije tijd niet wordt verkocht met een mark-up. Goederen en vrije tijd zijn twee bronnen van nut, die door de huishoudens tegen elkaar worden afgewogen. De huishoudens kopen dus mogelijk teveel vrije tijd in plaats van consumptiegoederen. Het gevolg is dat het arbeidsaanbod en de productie suboptimaal laag zijn. Als gevolg van de arbeidsbehoefte in de fase van toetreding tot de markt, impliceert een ontoereikend arbeidsaanbod ook een te geringe toetreding en te weinig bedrijven in evenwicht. Bij ontstentenis van fiscale instrumenten zoals subsidies van het arbeidsinkomen, levert het optimale monetaire beleid bij rigide lonen hogere welvaart op dan bij flexibele lonen. Als reactie op expansieve schokken gebruikt de beleidsbepaler het instrument van de geldhoeveelheid om het reële loon – de kostprijs van vrije tijd - te verhogen tot boven het niveau van de flexibele lonen. Dit geeft aanleiding tot een stijging van het arbeidsaanbod, een grotere goederenproductie en de toetreding van meer nieuwe bedrijven.