Perscommuniqué WP 132: Op zoek naar additionele bronnen van inflatiepersistentie: de benadering op basis van panelgegevens over microprijzen

Vaak wordt aangevoerd dat het nieuw-Keynesiaanse basismodel, dat enkel berust op het begrip infrequente prijsaanpassing, geen verklaring biedt voor de waargenomen mate van inflatie-inertie. Daarom voeren macro-economische modelbouwers gewoonlijk een ad hoc additionele bron van persistentie in hun modellen in. De empirische geldigheid van deze werkwijze werd echter nooit formeel getest. In deze paper wordt gepoogd na te gaan of er enige additionele persistentie wordt opgetekend in de gegevens over microprijzen, naast die welke wordt aangegeven door infrequente prijsaanpassing. Er worden twee verschillende sets aannames in aanmerking genomen die stroken met het optreden van een intrinsieke of extrinsieke bron van inertie en twee op die aannames gebaseerde modellen worden gebouwd en geraamd. Er wordt aangetoond dat sommige productcategorieën, met name voedingsmiddelen, aanwijzingen vertonen van geringere inertie dan die welke de onderliggende standaardhypothesen van het nieuw-Keynesiaanse model zouden impliceren. Er zijn aanwijzingen dat voor een aantal industriële goederen en diensten een additionele bron van inertie speelt. Het is echter belangrijk aan te stippen dat de resultaten gevoelig zijn voor de keuze van het model. Er wordt geconcludeerd dat er in het prijsgedrag een aantal inconsistenties met de nieuw-Keynesiaanse basisaannames kunnen worden opgetekend. Het is echter nog te vroeg om hun draagwijdte of het effect ervan op macroaggregaten te beoordelen. Daarom zou het in dit stadium te voorbarig zijn om de basisversie van het nieuw-Keynsesiaanse model te negeren op grond van aanwijzingen uit microgegevens. Ook zijn er nog steeds relatief weinig doorslaggevende microredenen om een extra bron van inflatie-inertie in de macro-economische modellen in te voeren.