Perscommuniqué - Worden bankkredieten aan goed presterende bedrijven verleend?

Artikel voor het Economisch Tijdschrift van december 2017

Het kanaliseren van spaargelden naar productieve investeringsprojecten is een van de essentiële functies van het bankwezen. De afgelopen jaren is echter enige bezorgdheid gerezen over een inefficiënte toewijzing van de verstrekte leningen. In die context wordt met het artikel beoogd het verband toe te lichten tussen de kredietverstrekking aan bedrijven en de economische prestaties van deze laatste, alsook hun andere kenmerken. Daartoe wordt gebruik gemaakt van de gegevens betreffende de Belgische ondernemingen voor de periode 2005-2015. Er wordt een multivariate analyse aangewend, waarin een maximaal aantal waarneembare variabelen in aanmerking wordt genomen, teneinde de rol van iedere afzonderlijke variabele zo goed mogelijk te bepalen.

De resultaten van het artikel wijzen erop dat bankkredieten niet worden verleend aan de ondernemingen die het meest productief zijn in verhouding tot hun gewicht in de economie. Dat komt deels doordat de best presterende ondernemingen frequenter over alternatieve financieringsbronnen beschikken, bijvoorbeeld intragroepfinanciering, en ze dan ook niet systematisch voor het financieren van hun projecten een beroep doen op bankkrediet. In deze analyse wordt echter gewezen op sommige factoren die de overheveling van de door de banken beheerde middelen naar de best presterende ondernemingen kunnen belemmeren. Vooral een hoog risicoprofiel bemoeilijkt de toegang tot bankkrediet, en dat zelfs als de productiewijze en de profilering van een onderneming op de markt haar in staat stellen goed te presteren of haar daartoe het potentieel verlenen.

In dat verband kunnen de diverse in deze studie belichte determinanten van de kredietverstrekking worden gebruikt om een ‘robotportret’ te schetsen van de goed presterende onderneming die toch moeilijkheden kan ondervinden om een lening te verkrijgen. Het betreft doorgaans een pas opgezette onderneming die niet tot een groep behoort. Een dergelijke onderneming is nog niet in staat de levensvatbaarheid van haar project overtuigend te waarborgen op basis van haar eerste boekhoudkundige resultaten, hoewel die zich in de toekomst gunstig kunnen ontwikkelen. Ze heeft a fortiori ook geen bancaire voorgeschiedenis om aan te tonen dat ze haar schulden kan aflossen. Berust haar project bovendien hoofdzakelijk op de exploitatie van immateriële activa, zoals een octrooi, dan biedt ze de banken slechts weinig materiële garanties op het ogenblik dat ze een lening aanvraagt.

Die houding van de banken ten aanzien van het risico is gerechtvaardigd in het licht van de financiële stabiliteit. Ze wordt zelfs aangemoedigd door de prudentiële wetgeving die de banken kapitaalvereisten oplegt in verhouding tot de risicovolle aard van de componenten op de actiefzijde van hun balans, met inbegrip van de kredieten aan ondernemingen. Het feit dat de toegang van sommige jonge ondernemingen met een hoog potentieel tot bankfinanciering kan worden beperkt door de onzekerheid over hun levensvatbaarheid, onderstreept overigens het belang van alternatieve financieringswijzen, met name de financiering via risicokapitaal.