Perscommuniqué - Vooruitzichten inzake de financiën van de gemeenschappen en de gewesten

Artikel gepubliceerd in het Economisch Tijdschrift van september 2014

Door de begin dit jaar op wetgevend vlak afgeronde zesde staatshervorming worden bevoegdheden overgeheveld van het federaal niveau naar de gemeenschappen en de gewesten. Ook de financiering van de gemeenschappen en de gewesten wordt aangepast. De staatshervorming heeft dus een belangrijke invloed op de overheidsfinanciën. In dit artikel wordt nagegaan wat de impact is van deze veranderingen op het toekomstig verloop van de financiën van de gemeenschappen en de gewesten.

Volgens de gegevens van het Instituut voor de Nationale Rekeningen met betrekking tot de overheidsrekeningen van april 2014, verbeterde het financieringssaldo van het geheel van de gemeenschappen en de gewesten tussen 1995 en 2013 van een tekort van 0,8% bbp naar een toestand van bijna evenwicht. De Vlaamse Gemeenschap en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest boekten in 2013 een klein overschot, terwijl de Franse Gemeenschap en het Waals Gewest een gering tekort lieten optekenen . (1)

Voor 2015, dat betekent het eerste volledige jaar waarin de zesde staatshervorming van kracht zal zijn, zou de verdere overdracht van bevoegdheden van het federaal niveau naar de gemeenschappen en de gewesten ongeveer € 18,7 miljard belopen, of 4,6 % bbp. Daartoe behoren de volledige kinderbijslag en diverse aspecten van de gezondheidszorg en de hulp aan personen, evenals aspecten van het werkgelegenheidsbeleid. Tevens wordt de bevoegdheid over sommige fiscale uitgaven naar de gewesten overgeheveld, met als belangrijkste die voor de woonbonus.

De nieuwe financiering van de gemeenschappen en de gewesten berust onder meer op een ruimere fiscale autonomie van de gewesten. Zo zullen ze zogeheten uitgebreide opcentiemen heffen op de ontvangsten uit de personenbelasting. Tevens werden diverse mechanismen uit de wet betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten grondig hervormd. Om ervoor te zorgen dat geen enkele entiteit volgens het nieuwe stelsel meer of minder middelen zou ontvangen dan in het vorige stelsel werd een overgangsmechanisme uitgewerkt in de vorm van een gelijkschakelingsfactor. De bedragen van die factor zullen in nominale termen voor een periode van tien jaar worden vastgelegd; gedurende de tien daaropvolgende jaren zullen ze geleidelijk uitdoven. Sommige elementen vormen daar een uitzondering op omdat ze niet via het overgangsmechanisme worden gecompenseerd en dus een onmiddellijk begrotingseffect hebben op de relaties tussen de deelgebieden en de federale overheid. Het betreft de herfinanciering van de Brusselse instellingen voor een totaalbedrag van ongeveer 0,1% bbp tegen 2015 en twee responsabiliseringsmechanismen één inzake pensioenen en een ander inzake klimaat alsook bijdragen van de gemeenschappen en de gewesten aan de sanering van de overheidsfinanciën. Zo voorziet de nieuwe financieringswet voor 2014 in een eenmalige inhouding van 250 miljoen euro en vanaf 2015 in structurele inhoudingen in de vorm van besnoeiingen in de toegewezen fiscale ontvangsten waardoor de gemeenschappen en de gewesten samen een bijdrage zouden leveren van 1,25 miljard euro, die vanaf 2016 wordt opgetrokken tot 2,5 miljard euro. Bovendien wordt vanaf 2017 van de gemeenschappen en gewesten een extra inspanning gevraagd door een aantal dotaties of toegewezen fiscale ontvangsten minder nauw aan de economische groei te koppelen.

Voorts worden de resultaten van twee projectieoefeningen getoond die uitgaan van het nieuw institutioneel kader dat is ontstaan als gevolg van de zesde staatshervorming. Bij de ene wordt, bij ongewijzigd beleid, het verloop van de financieringssaldi geschetst tot in 2030. Bij de andere wordt berekend welke groei van de primaire uitgaven (exclusief de uitgaven in verband met de hervorming van de financieringswet) verenigbaar is met de terugkeer, vanaf 2015, naar een begrotingsevenwicht. Deze evenwichtsdoelstelling werd in maart 2014 aanbevolen door de afdeling ‘Financieringsbehoeften van de overheid’ van de Hoge Raad van Financiën en is ten indicatieve titel overgenomen in het traject van het Belgische stabiliteitsprogramma van april 2014.

Bij ongewijzigd beleid, dit wil zeggen vóór de tenuitvoerlegging van de maatregelen die zijn opgenomen in de deze zomer gesloten regeerakkoorden, maken de projecties gewag van een totaal tekort van om en nabij 0,8 % bbp vanaf 2016. De toename van dat tekort in 2015 en 2016 is voornamelijk het resultaat van de bijdragen aan de sanering van de overheidsfinanciën. Tijdens het volgende decennium zou het tekort oplopen tot ongeveer 1 % bbp. Met uitzondering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, dat gedurende de hele periode een licht overschot zou behouden, zouden de andere belangrijke gemeenschappen en gewesten, namelijk de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en het Waals Gewest, de hele periode lang aanzienlijke tekorten laten optekenen.

Gelet op de bijdragen aan de sanering van de overheidsfinanciën, is in de voornaamste gemeenschappen en gewesten, uitgezonderd het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, een aanzienlijke begrotingsconsolidatie vereist om de evenwichtsdoelstelling te handhaven of te bereiken. De regeerakkoorden die voor de periode 2014-2019 voor de gemeenschappen en gewesten gesloten zijn vormen een duidelijke uiting van de hoger geschetste begrotingscontext.

(1) Op 30 september 2014 zal Het Instituut voor de Nationale Rekeningen nieuwe overheidsrekeningen publiceren waarvan deresultaten afwijken van de hier gehanteerde gegevens, onder meer door methodologische wijzigingen als gevolg van de overgangvan het ESR95 naar het ESR 2010