Perscommuniqué - Volledige werkgelegenheid, mismatches en arbeidsreserve

België telt een half miljoen niet-werkende werkzoekenden en de werkloosheidsgraad ligt er ver boven de (voor 2017 op 2,7 % geraamde) frictiewerkloosheidsgraad, die overeenstemt met een situatie van volledige werkgelegenheid. Toch heeft de werkloosheidsgraad, die voor het derde opeenvolgende jaar is gedaald, een historisch laag niveau bereikt (6,3 % in het tweede kwartaal van 2018). Hij is gezakt tot onder de NAIRU (Non-Accelerating Inflation Rate of Unemployment, voor 2017 op 7,2 % geraamd), wat inflatoire spanningen doet vermoeden.

De looninflatie is tot dusver echter beperkt gebleven als gevolg van met name het loonmatigingsbeleid en de aan het loonvormingsmechanisme inherente beperkingen (die worden toegepast om het concurrentievermogen van de ondernemingen te herstellen).

De inflatoire spanningen hebben zich nog niet gemanifesteerd, maar dat is wel het geval voor de spanningen op de arbeidsmarkt. De vraag van de ondernemingen neemt niet af en steeds meer ondernemingen geven te kennen dat ze met aanwervingsproblemen kampen. In het licht van het aantal werkzoekenden kan dat paradoxaal lijken. Die situatie heeft te maken met een combinatie van factoren.

Om te beginnen, stemmen de door de ondernemingen geëiste kwalificaties niet noodzakelijk overeen met die van de werkzoekenden. Voor sommige functies is er zelfs een werkelijk tekort aan talent, en dat vaak in alle drie de gewesten. In tal van andere gevallen gaat het echter eenvoudigweg om matchingproblemen tussen vraag en aanbod. Die problemen worden verergerd door onder meer de geldende arbeidsvoorwaarden, die de werknemers als onvoldoende aantrekkelijk ervaren (werktijden, zware beroepen, voorgesteld loon, enz.).

Bovendien, valt de arbeidsreserve in België in vergelijking met de andere landen beperkter uit. Het aandeel van de inactieven in de bevolking op arbeidsleeftijd is duidelijk groter. De financiële werkgelegenheidsprikkels zijn kennelijk te zwak, vooral voor de lage lonen. Ten slotte wordt de arbeidsmobiliteit, die een oplossing zou kunnen bieden voor de op de Belgische arbeidsmarkt heersende verschillen tussen de gewesten, gehinderd door de hoge kosten ten gevolge van de woon-werkafstand en de taalbarrière.