Perscommuniqué - Trackrecord van de macroeconomische projecties van de Nationale Bank van België

Tweemaal per jaar stelt de Nationale Bank van België (NBB), in samenwerking met de Europese Centrale Bank (ECB) en de andere nationale centrale banken van het Eurosysteem, op grote schaal macro-economische projecties samen. Deze projecties, die door de centrale banken op autonome wijze worden voorbereid, en de ermee gepaard gaande economische analyse dienen als informatiebron voor het monetair beleid van het eurogebied. De Raad van Bestuur neemt er gewoonlijk nota van bij zijn besluitvorming. De NBB stelt haar macro-economische projecties op aan de hand van econometrische analytische modellen en deskundig advies. De projecties blijven niet beperkt tot een kwantitatieve oefening aangezien ze deel uitmaken van een coherent economisch scenario dat gericht is op een ruime waaier van macro-economische variabelen.

Dit artikel is een analyse van de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van de macro-economische projecties voor de Belgische economie sinds 2001, en het focust voornamelijk op de projecties inzake het bbp en de componenten van de geaggregeerde vraag. Ook de resultaten met betrekking tot de inflatie en de groei van de werkgelegenheid worden summier behandeld. Aangezien ons staal beperkt is (het heeft betrekking op de periode 2001-2017), wordt de gemiddelde fout nog steeds sterk beïnvloed door een aantal uitschieters, met name in verband met de Grote Recessie.

De nauwkeurigheid van de projecties moet in relatieve termen worden geanalyseerd aangezien het moeilijk is om zomaar een schaal van absolute grootte te bepalen. De projecties van de NBB zouden met andere woorden vergeleken moeten worden met die van andere instellingen, volgens prognosehorizon en het verloop in de tijd. Wat de vergelijking met andere instellingen betreft, zien de projecties van de NBB, als het over dezelfde periode gaat, er op zijn minst even nauwkeurig uit. Op nationaal niveau lijken de projecties van de NBB even accuraat te zijn als die van het Federaal Planbureau. Vergeleken met de vooruitzichten van de Europese Commissie, de OESO en het IMF, zijn die van de NBB iets beter voor de kortere termijn en vergelijkbaar voor een relatief lange prognosetermijn. Wat de prognosehorizon betreft, moet worden opgemerkt dat de projectiefouten doorgaans groter worden naarmate de termijn langer wordt en dat het, in het bijzonder voor de langste termijnen, moeilijk blijft om de keerpunten in de economische cyclus op te sporen. Wat het verloop in de tijd betreft, blijken de NBB-projecties na de Grote Recessie nauwkeuriger te zijn dan ervoor. Overigens zijn, sinds de invoering van specifieke nowcastmodellen, de voorspellingen van de NBB op zeer korte termijn blijkbaar verbeterd. Dat gezegd zijnde, blijft het moeilijk om definitieve conclusies te trekken aangezien de recentere periode minder volatiel is geweest.  

De NBB-vooruitzichten inzake het Belgische bbp zijn, uiteraard, verbonden aan een economisch scenario dat coherent is zowel op het niveau van de diverse macro-economische aggregaten als op dat van de verschillende projecties van de andere landen van het Eurosysteem. Bijgevolg zijn sommige, met de andere centrale banken van het Eurosysteem vastgelegde hypothesen bepalend voor de projecties van de NBB. De projectiefouten tijdens de beschouwde periode zijn blijkbaar vooral toe te schrijven aan de fouten die aan deze gemeenschappelijke hypothesen verbonden zijn en, in het bijzonder, aan die van de Belgische uitvoermarkten. Een ander opmerkelijk feit zijn de geringere projectiefouten inzake het bbp ten opzichte van de componenten ervan, wat betekent dat projectiefouten voor een gegeven component gecompenseerd worden door tegengestelde fouten die worden gemaakt in verband met een andere component. Bijvoorbeeld, de vooruitzichten ten aanzien van de particuliere consumptie worden gekenmerkt door een relatief grote fout en een tendens tot overschatting, in tegenstelling tot de vooruitzichten betreffende de bedrijfsinvesteringen.

De NBB-projecties ten aanzien van de inflatie lijken nauwkeuriger te zijn dan die van de internationale instellingen, vooral voor de kortere termijnen. De projecties voor de arbeidsmarkt zijn, algemeen beschouwd, niet minder nauwkeurig dan die van de internationale instellingen. De afgelopen tijd neigt de groei van de werkgelegenheid onderschat te worden, mogelijkerwijs door het effect van de structurele hervormingen en van het beleid tot loonkostenmatiging.