Perscommuniqué - Tendensen in de belastingstelsels van de EU

Artikel gepubliceerd in het Economisch Tijdschrift van december 2013

In de huidige context is de noodzaak van een ingrijpende begrotingsconsolidatie in Europa zo goed als algemeen. Ze vereist voornamelijk een vermindering van de overheidsuitgaven; gelet op de omvang van deze consolidatie moeten echter ook nieuwe middelen worden gezocht. Deze laatste zouden best zo weinig mogelijk nieuwe verstoringen teweegbrengen en, op termijn, wanneer de fiscale druk enigszins zal kunnen worden verlicht, in de plaats komen van een belasting die méér verstoringen veroorzaakt.

De fiscaliteit evolueert overigens constant. Het komt er dus op aan de grote tendensen te analyseren die zich in de EU hebben afgetekend. Deze analyse is onder meer bedoeld om Belgiës positie ten opzichte van de overige landen na te gaan, zowel wat de ontwikkelingen tijdens de afgelopen jaren betreft als inzake het huidige peil van de belastingdruk. Deze doorlichting vormt tevens een nuttig informatie-element in het kader van toekomstige fiscale hervormingen.

Na een overzicht van de totale fiscale en parafiscale druk, over een lange periode, in het eurogebied maar ook in de Verenigde Staten en Japan, worden in dit artikel systematisch het verloop sedert 2000 en de huidige situatie van de belangrijkste fiscale en parafiscale ontvangsten onder de loep genomen, gegroepeerd volgens hun belastinggrondslag. Aan de beurt komen achtereenvolgens de belastingen op de factor arbeid, die op consumptie, de milieuheffingen en de belasting op kapitaal, met meer specifiek aandacht voor de vennootschapsbelasting en voor enkele aan de gang zijnde ontwikkelingen in het vlak van de belasting van de roerende inkomsten en de kapitaaltransacties.

In 2013 lag de totale gemiddelde belastingdruk in het eurogebied opnieuw in de buurt van het peil dat werd opgetekend aan het begin van de eeuw. De noordse landen handhaven een zware totale fiscale druk, die evenwel fors afgenomen is; Denemarken blijft het land met de zwaarste belastingdruk van Europa, gevolgd door Frankrijk en België. Van de onderzochte landen geven Malta en Cyprus sedert 2000 de sterkste verhoging van de belastingdruk te zien, terwijl de daling nog markant was in Slowakije en Ierland, de twee landen met op dit ogenblik de laagste belastingdruk.De bestudeerde periode kan in vier fasen worden opgesplitst. De eerste twee zijn gesitueerd vóór het uitbreken van de economische en financiële crisis en worden gekenmerkt door een daling van de belastingdruk tot in 2004 en, vervolgens, door een geringere stijging tot in 2007. Nadien deed de crisis de belastingdruk afnemen, na de verlaging van de belastinggrondslag en als gevolg van herstelmaatregelen. Vanaf 2010-2011, ten slotte, resulteerde de stijging van de fiscale ontvangsten uit de zogoed als algemene begrotingsconsolidatie.

Ondanks een lichte daling op Europees niveau, is er geen algemene tendens merkbaar in de belasting van de factor arbeid. De verschuiving van een deel van de belastingen naar consumptie, zoals regelmatig wordt aanbevolen door de internationale economische instellingen, deed zich enkel in sommige landen voor, waaronder Duitsland en Zweden, die bovendien de marginale aanslagvoeten verlaagden voor werknemers met bescheiden inkomens. België bekleedt de eerste plaats wat de impliciete tarieven en de marginale aanslagvoeten op arbeid betreft.

Ook de indirecte belastingen vertoonden een ongelijke ontwikkeling tussen de landen. In grote lijnen liep de impliciete belasting op consumptie sedert 2000 echter licht terug, zowel in het gehele eurogebied als in België. De btw-tarieven vertoonden nochtans, gemiddeld beschouwd, een opwaartse tendens, vooral toen de begrotingsconsolidatie concrete vorm aannam. Zo zou de daling van de impliciete belasting een gevolg kunnen zijn van een wijziging in het consumptiepatroon ten voordele van goederen waarop de btw lager is. De accijnzen stegen nu eens forser dan de inflatie (tabak, alcohol, huisbrandolie), en dan weer minder snel (brandstoffen). België blijft deel uitmaken van de landen met algemeen vrij lage accijnzen, zelfs zeer laag wat huisbrandolie betreft.

In tegenstelling tot wat kon worden verwacht tegen de achtergrond van de toenemende bezorgdheid over de klimaatopwarming, de milieuverontreiniging en de uitputting van grondstoffen, wogen de milieuheffingen in 2011 algemeen beschouwd minder zwaar dan in 2000.

De duidelijkste tendens in het verloop van de verschillende types van belasting tekent zich af op het vlak van de vennootschapsbelasting. Tot in 2008 liepen zowel de nominale en effectieve belastingtarieven eveneens rekening houdend met de belastinguitgaven als de ontvangsten, uitgedrukt in procenten bbp, duidelijk terug. De scherpe fiscale concurrentie ter zake werd vervolgens afgezwakt door de noodzakelijke begrotingsconsolidatie. De relatieve convergentie van de tarieven van de vennootschapsbelasting vloeit dus voort uit de concurrentie tussen de landen, vermits op het vlak van de Europese coördinatie tot op heden enkel nog maar akkoorden over specifieke elementen zijn bereikt.

Op internationaal niveau is er bijzondere aandacht voor de roerende inkomsten. De financiële crisis heeft immers de belangstelling aangewakkerd voor een betere coördinatie inzake fiscaliteit en uitwisseling van informatie. Zo zouden de bijwerking van de spaarrichtlijn en de Amerikaanse wetgeving (FATCA) de uitwisseling van financiële informatie sterk moeten verbeteren. Het voorstel tot invoering van een belasting op financiële transacties zou overigens kunnen bijdragen tot een verhoging, op Europees niveau, van de belasting op kapitaal.