Perscommuniqué: Macro-economische determinanten van non-performing loans

In dit artikel wordt het in België (ex post) gerealiseerd kredietrisico geëvalueerd, zoals het wordt gemeten aan de hand van zowel de non-performing loans (NPL) als de betalingsachterstanden van de huishoudens. Bovendien wordt nagegaan in welke mate dat risico kan worden verklaard door de macro-economische omgeving en door structurele variabelen, zoals de eigenschappen van de kredieten (bijvoorbeeld de loan-to-value (LTV) en debt-service-to-income (DSTI) ratio’s) en de eigenschappen van de banken (bijvoorbeeld hun grootte).

De beperkte databeschikbaarheid, zowel wat het kredietrisico als de structurele kenmerken betreft, noopt er evenwel toe te focussen op de huishoudens en meer bepaald op het hypothecair kredietrisico. Ondanks de verdere stijging van de schuldgraad van de huishoudens tot 58,8 % bbp in het tweede kwartaal van 2015 wordt dit risico als gematigd beschouwd, gelet op het aanzienlijk netto financieel vermogen van de gezinnen. Dit wordt bevestigd door het relatief lage niveau van de NPL-ratio (verhouding van de NPL tot de totale kredieten) in België, die voor het hypothecair krediet eind juni 2015 uitkwam op 1,7 %.

Uit een analyse van de structurele factoren die ten grondslag liggen aan de wanbetalingsgraad, blijkt dat de in België uitstaande hypothecaire schuld een gemengd risicoprofiel vertoont. Verdelingsaspecten spelen een belangrijke rol. Zo zijn er ‘pockets of risk’, aangezien tal van Belgische huishoudens met een hypothecaire schuld een groot deel van hun inkomen spenderen aan schuldaflossing (wat overeenkomt met een hoge DSTI). Uit de analyse blijkt dat deze structurele kenmerken van de kredieten indicatief zijn voor het kredietrisico dat banken op hun kredietportefeuille laten optekenen. Zo hebben banken met een relatief hoge NPL-ratio ook relatief veel kredieten met een hoge DSTI in hun portefeuille. Naast het risicoprofiel van de kredieten, blijkt ook de grootte van de banken indicatief voor het kredietrisico. Een analyse van de NPL-ratio per individuele kredietinstelling toont aan dat voor de groep van kleine banken, gemiddeld beschouwd, een hogere NPL‑ratio wordt geobserveerd.

Een econometrische analyse bevestigt de verklarende kracht van een aantal van deze structurele factoren voor het kredietrisico in België, en toont ook aan dat dit risico, zij het in wat mindere mate, afhangt van de macro-economische omgeving. In sommige landen waar de NPL-ratio’s zeer hoog zijn opgelopen, lijken de NPL bovendien ook een impact te hebben op de economische bedrijvigheid via een verkrapping van het kredietaanbod, in het bijzonder via hogere rentemarges op nieuwe kredieten aan ondernemingen.

In die landen is het zaak een oplossing te zoeken voor het problematische NPL-niveau. Enerzijds kan worden ingezet op een betere afwikkeling van de probleemkredieten; anderzijds kan preventief te werk worden gegaan, rekening houdend met de in dit artikel aangetoonde verbanden. Het is in dat opzicht positief dat enkele van deze landen een daling van de private schuldgraad laten optekenen. Voorts speelt ook het accommoderend monetair beleid een ondersteunende rol via een aanzienlijke daling van de rentelasten. Die landen dienen deze omstandigheden derhalve te benutten en de ‘kwalijke erfenis’ (NPL) uit het verleden weg te werken, zodat die de groeivooruitzichten niet blijvend dreigt te drukken.