Perscommuniqué - Losgekoppeld en veerkrachtig? De veranderende rol van de opkomende economieën in een onderling verbonden wereld

Artikel gepubliceerd in het Economisch Tijdschrift van september 2013

De wereldeconomie heeft de afgelopen twee tot drie decennia een exceptionele overgangsfase doorgemaakt, die gekenmerkt werd door een sterkere integratie tussen de economieën. Deze integratie werd in de hand gewerkt door de dalende handels- en communicatiekosten, maar vooral door het toenemende belang van de opkomende economieën en ontwikkelingslanden (OE's) die als groep aanhoudend sneller groeiden dan de geavanceerde economieën (GE's) en blijk gaven van een sterkere veerkracht dan in vergelijking met hun verleden. Die prestatie was grotendeels het gevolg van de goedkeuring van betere beleidskaders en instellingen en van het vermogen om een contracyclisch economisch beleid te voeren. Hoewel de OE's zeker niet gespaard bleven van de wereldwijde financiële crisis van 2008/2009, hebben die aspecten hen geholpen de negatieve invloed ervan te beperken en de crisis beter aan te pakken dan soortgelijke gebeurtenissen in het verleden. Bovendien, en ondanks enkele regionale uitzonderingen, leefden de OE's doorgaans sneller en krachtiger op van de grote recessie dan de GE's. Het artikel toont aan hoe het toenemende gewicht van de OE's in de wereldeconomie en de uitbreiding van hun banden met andere delen van de wereld het mondiale economische landschap hebben veranderd. Het illustreert hoe de eenzijdige invloed van GE's op de conjunctuurcycli van de OE's geleidelijk is afgenomen. Hoewel dit geen volledige loskoppeling inhoudt, wijst het er echter op dat de onderlinge afhankelijkheid tussen OE's en GE's in toenemende mate tweezijdig wordt.

De reële groei in de OE's begon vanaf 2000 sterk en aanhoudend die van de GE's te overtreffen. Het stijgende groeiverschil weerspiegelde zowel de snellere groei in de OE's als een vertraging in de GE's. Ondanks verschillen in snelheid tussen de OE-regio's was de groeiversnelling in de OE's een algemeen verschijnsel. Als gevolg van het uitbreken van de mondiale financiële crisis in 2008, liep de economische groei in nagenoeg elk land over de wereld terug. In tegenstelling tot GE's slaagden de OE's als groep erin een positief groeitempo te handhaven in 2009 (van 2,7 %), zelfs al was hun respectieve inzinking van de groei vergelijkbaar in omvang. Ze herstelden zich ook krachtiger van de crisis: tegen 2012 overtrof hun bbp deze van 2007 met 31 %, tegen 2,3 % voor de GE's.

Door het groter economisch gewicht van OE's veranderden de parameters van het mondiaal economisch landschap, aangezien hun invloed op de wereldwijde economische ontwikkelingen en resultaten bijna mechanisch toenam. Dit kwam tot uiting in de geografische samenstelling van de mondiale handels- en kapitaalstromen en in het vermogen van de OE's om de vraag, de prijzen en de financiële stabiliteit op wereldniveau te beïnvloeden. In dit opzicht loont het evenwel de moeite de bijzondere rol van China als drijfkracht achter die ontwikkelingen onder de aandacht te brengen. Overigens blijft de inkomenskloof (bbp per hoofd van de bevolking) tussen OE's en GE's aanzienlijk en hoewel OE's 85 % van de wereldbevolking vertegenwoordigen, dragen ze in 2012 nog altijd maar 50 % van het mondiale bbp (in kkp) bij. Er zijn dus nog grote inhaalmogelijkheden en dit proces zal het toekomstige groeipad van de OE's wellicht blijven bepalen.

De tegengestelde ontwikkelingen van beide groepen riepen vragen op over een mogelijke loskoppeling van de conjunctuurcycli tussen OE's en GE's. Hoewel de theorie en de beschikbare empirische bewijzen omtrent deze kwestie vrij ambigu zijn, ziet het er evenwel naar uit dat de eenzijdige invloed van GE's geleidelijk is afgenomen. Het aantal voorbeelden van manieren waarop OE's de mondiale economische ontwikkelingen recent hebben beïnvloed, wijst er inderdaad op dat de onderlinge afhankelijkheid tussen OE's en GE's in toenemende mate tweezijdig wordt.

Na enkele zeer diepgaande financiële crisissen in de jaren negentig hebben heel wat OE's immers hun beleidskader en instellingen hervormd en hebben ze zodoende hun macro-economische fundamentals en de beschikbaarheid van beleidsruimte versterkt. Het artikel analyseert hoe die aspecten ertoe bijdroegen hen veerkrachtiger te maken, dit wil zeggen om langere groeiperiodes aan te houden en de duur van het herstel na een negatieve schok tot een minimum te beperken. Veerkracht mag echter nooit als vanzelfsprekend worden aangenomen, onder meer doordat de beschikbaarheid van beleidsruimte doorgaans beperkt is en landen bestendig moeten aantonen dat ze over de flexibiliteit beschikken om te reageren op veranderingen in hun externe omgeving.

Wat de toekomst betreft, wordt verwacht dat het relatieve gewicht van de OE's nog zal toenemen. Het tempo en de aard van dat proces is echter omgeven door tal van vraagtekens. Terwijl de GE's, met name het eurogebied, nog steeds kampen met de gevolgen van de financiële crisis, herzien tal van OE's zelf hun groeimodel. Inmiddels zal de veerkracht van de OE's op korte termijn opnieuw op de proef worden gesteld, zoals wordt gesuggereerd door de recente neerwaartse herziening van de groeiprojecties voor 2013 en 2014 voor zowel de OE's als de GE's (IMF WEO, update van juli 2013). Terzelfder tijd lijkt de forse beleidsrespons van China op de crisis nu steeds meer uit te groeien tot een mogelijke bron van destabilisatie.