Perscommuniqué - Hoe kan het ondernemerschap in België worden gestimuleerd?

Artikel gepubliceerd in het Economisch tijdschrift van september 2016

Algemeen wordt aangenomen dat het ondernemerschap zeer belangrijk is voor de economische groei van een land. Bovendien wordt vaak gesteld dat België ter zake zeer matig presteert. Dat wordt echter slechts in weinig studies ondubbelzinnig aangetoond, laat staan dat de oorzaken ervan zouden worden nagegaan. Het artikel beoogt op summiere wijze een totaalbeeld te schetsen van het ondernemerschap in België. Bovendien wordt nagegaan door welke factoren het ondernemerschap wordt gestimuleerd of afgeremd en wordt bekeken hoe België zich verhoudt ten opzichte van andere landen. Door de zwakkere punten te identificeren, kan immers duidelijk worden waar precies eventuele extra inspanningen nodig zijn.

Ondernemerschap kan op verschillende manieren worden gedefinieerd en gemeten. Mogelijke maatstaven zijn de creatie van ondernemingen en het aandeel van zelfstandigen in de bevolking op arbeidsleeftijd. In 2013 maakten de nieuw opgerichte bedrijven in België 3,6 % van het totale aantal ondernemingen uit. Van alle landen van de EU15 heeft ons land aldus de laagste bruto-oprichtingsgraad van ondernemingen; het EU15-gemiddelde lag, met 8,9 %, meer dan tweemaal zo hoog. Die ondermaatse ondernemingscreatie geldt voor alle grote bedrijfstakken. Deze vaststellingen gelden sedert 2008, het eerste jaar waarvoor de gegevens beschikbaar zijn. Ook het relatieve aantal stopzettingen ligt in Europees verband zeer laag. De Belgische ondernemingspopulatie is derhalve weinig dynamisch en het proces van ‘creative destruction’ ‑ waarbij voortdurend nieuwe bedrijven worden opgericht en de minst productieve ondernemingen verdwijnen, zodat de aanwezige productiefactoren optimaal kunnen worden toegewezen en de potentiële groei kan worden verhoogd ‑ is in ons land slechts weinig ontwikkeld.

In 2014 oefende 8,6 % van de bevolking van 15 tot 74 jaar een zelfstandige activiteit uit. België bevindt zich zodoende in de middenmoot van de EU15, waar het gemiddelde 9,1 % beliep, en tevens tussen de buurlanden. De Belgische cijfers worden enigszins opwaarts beïnvloed door een groot aandeel zelfstandigen met de nationaliteit van een van de nieuwe EU-lidstaten. In vergelijking met andere Europese landen zijn er in België minder zelfstandigen van 45 jaar en ouder. Terwijl sedert 2000 elders in Europa vaak een duidelijke stijging werd opgetekend, was dat in België nauwelijks het geval.

Dat het aantal zelfstandigen in België amper is toegenomen, komt voor een deel door uiteenlopende regionale ontwikkelingen. Zowel de gegevens inzake de oprichting van ondernemingen als die met betrekking tot het aandeel van de zelfstandigen tonen immers aan dat vooral Vlaanderen en Brussel de stuwende krachten zijn achter het ondernemerschap in België, terwijl Wallonië relatief achterophinkt.

Er zijn verscheidene vormen van ondernemerschap mogelijk, met een verschillende impact op de economische groei. Het ondernemerschap uit noodzaak en uit opportuniteitsoverwegingen, dat wordt opgestart om een toereikend inkomen te verwerven of het inkomen te verhogen, genereert minder economische bedrijvigheid dan het groeigericht ondernemerschap, waarbij een economisch project wordt ontwikkeld dat rijkdom en werkgelegenheid kan genereren. Innovatie is een van de kanalen waarlangs het groeigericht ondernemerschap de economische bedrijvigheid kan beïnvloeden. Het is dus vooral die ondernemersvorm die moet worden gestimuleerd. In de periode 2009-2015 behoorde ongeveer 28 % van de jonge Belgische ondernemingen tot deze laatste categorie, een percentage dat iets lager uitkwam dan het EU15-gemiddelde (33 %).

Ondernemerschap heeft vele dimensies, en wordt dan ook door tal van factoren beïnvloed. Niet alleen financiële of economische factoren spelen een rol, ook meer sociologische aspecten zoals de perceptie van het ondernemerschap of het omgaan met risico's zijn van groot belang. In het artikel worden vijf grote determinantengroepen onderscheiden. Teneinde de verschillende aspecten ervan weer te geven, werden voor iedere groep verschillende indicatoren gebundeld. De 'principal component'-analyse maakt het mogelijk om voor de vijf determinantengroepen een synthetische indicator te berekenen, die alle lidstaten van de EU15 positioneert.

Uit de analyse blijkt dat België binnen de EU15 relatief goed scoort inzake marktomstandigheden en gemiddeld wat het regelgevend kader betreft, de toegang tot financiering en de ondernemerscompetenties. Inzake ondernemerscultuur, daarentegen, boekte ons land tussen 2009 en 2015 de slechtste resultaten van de EU15.

Voor elk van de determinantengroepen is een verbetering mogelijk. De diverse overheden hebben de afgelopen jaren voor verscheidene aspecten een aantal maatregelen genomen, zoals de invoering van een ‘tax shelter’ voor start-ups en de verlichting van een aantal administratieve lasten. Dat er wordt naar gestreefd diverse determinanten van ondernemerschap te verbeteren, is positief. Daarbij moeten echter twee bemerkingen worden gemaakt. Om te beginnen, moeten de maatregelen, voor een dergelijk breed scala van determinerende factoren, onderling complementair zijn en moet worden gezorgd voor een goede coördinatie van de door de diverse overheidsniveaus ondernomen acties.

Bovendien moeten de juiste prioriteiten worden gelegd. Aangezien de zeer gebrekkige ondernemerscultuur in ons land de grote hinderpaal blijkt te zijn voor het ondernemerschap, is het van essentieel belang dat een positieve perceptie van ‘ondernemen’ wordt bevorderd, waarbij de angst voor en de stigmatisering van mislukking worden verminderd, creativiteit en het nemen van risico’s worden aangemoedigd en het opstarten van een activiteit als een zeer interessante en nuttige professionele keuze wordt beschouwd. Dat is echter zonder twijfel de determinant waar de overheid het minst vat op heeft; het is bovendien een werk van lange adem. Het stimuleren van de ondernemingszin vereist dan ook een niet-aflatende aanpak via diverse kanalen, onder meer via de media en via de scholen. Een dergelijke cultuuromslag kan in hoge mate bijdragen aan het vrijwaren en het verhogen van de toekomstige welvaart in ons land.