Perscommuniqué - Het verband tussen economische groei en werkgelegenheid

Het verband tussen economische groei en werkgelegenheid is uitermate relevant in de recente economische context van grote recessie waarin België zich van sommige van zijn partners onderscheidt dankzij een zekere weerbaarheid op de arbeidsmarkt. In dit artikel wordt nagegaan hoe dat verband in de tijd is geëvolueerd, met andere woorden het Okun-verband in zijn dimensie bedrijvigheid – werkgelegenheid, gedurende verschillende periodes van recessie. Er wordt tevens ingegaan op de fundamentele tendensen in het verloop van het bbp, het arbeidsvolume en de productiviteit.

Om te beginnen wordt stilgestaan bij de boekhoudkundige samenstelling van het bbp (extensieve marge werkgelegenheid – en intensieve marge – gemiddelde uren en productiviteit). Vervolgens worden de langetermijntendensen toegelicht die ten grondslag liggen aan elk element van die samenstelling, waardoor nader kan worden ingegaan op de arbeidsintensiteit van de groei en, vervolgens, op het verloop in de verschillende bedrijfstakken en op de bijdrage van deze laatste aan de opvallende ontwikkelingen.

Voorts wordt meer in het bijzonder gekwantificeerd van het verband groei-werkgelegenheid gedurende de conjunctuurcyclus en doorheen de verschillende opeenvolgende cycli. Daarbij worden enkel nog de cyclische componenten van de variabelen in kwestie beschouwd. In dit stadium wil men meten hoe gevoelig de cyclische component van de werkgelegenheid is voor de output gap in België en deze gevoeligheid vergelijken met die in andere ontwikkelde economieën. Er wordt tevens nagegaan of die gevoeligheid stabiel is in de tijd. De analyse wordt uitgebreid, eerst van de werkgelegenheid naar het totale arbeidsvolume en, vervolgens, van de totale Belgische economie naar haar sectorspecifieke componenten.

In België is de productiviteit de afgelopen drie decennia trendmatig vertraagd. Zodra de gegevens voor die trend gezuiverd worden, blijkt het verband tussen de werkgelegenheid in personen en de economische bedrijvigheid gedurende de hele conjunctuurcyclus al met al stabiel te zijn en wordt het doorgaans niet door de recessies beïnvloed. Met name in België wordt ervan uitgegaan dat, in afwijking van hun respectief trendmatig verloop, de werkgelegenheid met 0,5 % toeneemt wanneer het bbp met 1 % stijgt, een cijfer dat overeenstemt met het Europees gemiddelde.

De trendmatige daling van de productiviteit gaat gepaard met een tertiarisering van de economie, dat wil zeggen met een verschuiving van de werknemers van de verwerkende nijverheid naar de marktdiensten en de niet-marktdiensten, terwijl de sectorspecifieke aandelen van de toegevoegde waarde relatief stabiel blijven. Indien die tendens zich voortzet, zou ze het verband werkgelegenheid-economische bedrijvigheid gedurende de conjunctuurcyclus a priori niet wijzigen aangezien de voor de verwerkende nijverheid geraamde elasticiteit werkgelegenheid-toegevoegde waarde het gemiddelde blijkt te zijn van diezelfde elasticiteit zoals ze wordt berekend voor de markt- en de niet-marktdiensten.

Ofschoon het verband werkgelegenheid-bbp gedurende de hele conjunctuurcyclus stabiel blijkt te zijn, onderscheidt de recente financiële crisis zich van de vorige crisissen door een algemene tendens om de werkgelegenheid in eerste instantie te beschermen, en zulks in de twaalf economieën die in dit artikel worden beschouwd. Een en ander is evenwel van korte duur gebleken en de situatie is al gauw genormaliseerd. Het feit dat de werkgelegenheid slechts moeizaam weer op gang komt, is hoofdzakelijk te wijten aan de zwakte van het economisch herstel. Tot slot blijkt heel duidelijk dat de ondernemingen op de schommelingen van de economie reageren door in de eerste plaats de gewerkte uren aan te passen. In alle Belgische conjunctuurgevoelige sectoren ligt de elasticiteit van die uren ten opzichte van de economische bedrijvigheid trouwens ongeveer 50 % hoger dan die van de in personen uitgedrukte werkgelegenheid.