Perscommuniqué - Het internationaal dienstenverkeer

Artikel gepubliceerd in het Economisch Tijdschrift van december 2011

Ondanks de overheersend aandeel van de diensten in de bedrijvigheid en de werkgelegenheid, nemen ze in de internationale handel slechts een bescheiden plaats in. Algemeen beschouwd werd in het kader van het concurrentiebeleid dus minder sterk gefocust op het dienstenverkeer dan op het goederenverkeer en in de economische studies kregen de diensten ook minder aandacht. Het feit dat statistici zich moeilijk een beeld kunnen vormen van het dienstenverkeer, alsook de heterogeniteit van dit laatste en de verschillen tussen de deelnemers aan de dienstenmarkt maakten de economische analyse van het dienstenverkeer er bovendien niet eenvoudiger op.

Naast een onderwaardering als gevolg van de statistische problemen die inherent zijn aan de meting van het internationaal dienstenverkeer, dragen verschillende factoren bij tot de relatief zwakke positie daarvan. Zo vormen de eis dat de dienstverlener en de verbruiker zich in elkaars buurt bevinden, zowel in ruimte als in tijd, het bestaan van alternatieve kanalen voor de uitvoer van diensten, waaronder de verkoop via dochterondernemingen in het buitenland, alsook een strengere regelgeving dan op de goederenmarkt even zovele hinderpalen en beperkingen voor het grensoverschrijdend dienstenverkeer.

Hoewel de brutobedragen van het internationaal dienstenverkeer gering zijn, is het dienstensaldo – dat gelijk is aan het verschil tussen de uitvoer en de invoer van diensten – in België de afgelopen vijftien jaar nochtans toegenomen van 0,1 % bbp in 1995 tot 2,4 % in 2010. De netto-uitvoer van diensten is geleidelijk de belangrijkste stuwende kracht geworden achter het lopend saldo, dat 3,1 % bbp bedroeg in 2010, en compenseerde aldus voor een deel de verslechtering van het goederensaldo. Op macro-economisch vlak hielp die uitvoer derhalve de externe positie van de economie handhaven, door deze extra middelen te verschaffen die haar in staat stelden de binnenlandse vraag op een evenwichtige wijze te financieren.

De centrale positie van België in de Europese economische structuur is een van de belangrijkste factoren die hebben bijgedragen tot de goede resultaten van het dienstenverkeer van België. Die ligging in het hart van Europa bevorderde een geografische intermediatierol, die tot uiting kwam in een aanbod van diensten die aangepast zijn aan de internationalisering van de handel. De transportdiensten en de logistieke diensten konden aldus worden uitgebreid, vooral dankzij het belang van de haven van Antwerpen in de maritieme stromen.

Belgiës rol als snijpunt blijft echter niet beperkt tot de diensten die verband houden met de goederenhandel. In combinatie met de centrale ligging van België is de kwaliteit van het menselijk kapitaal immers een andere bepalende factor van de bloei van de Belgische uitvoer van diensten. Dat menselijk kapitaal heeft ons land aantrekkelijker gemaakt voor grote instellingen, zowel openbare als private. Als vestigingsplaats van de Europese instellingen en verscheidene multinationale ondernemingen heeft België vaste voet aan de grond gekregen in een tijdens de afgelopen twee decennia gemondialiseerde economie.

Die goede algemene resultaten van België inzake dienstenverkeer gelden echter niet voor alle dienstencategorieën. Sommige ervan, zoals de bouwnijverheid of de burgerlijke bouwkunde, worden doorgaans op een andere wijze aan buitenlandse consumenten aangeboden dan via grensoverschrijdend verkeer. Door middel van buitenlandse directe investeringen kunnen die bedrijfstakken immers de voor hun handelsverkeer benodigde nabijheidsvereiste omzeilen. De in dit artikel uitgevoerde analyse heeft de mogelijke kracht ervan dan ook niet kunnen bevestigen.

Ook andere dienstencategorieën groeiden minder sterk. Vooral de diensten in verband met informatie- en communicatietechnologieën namen geen bijzonder hoge vlucht. Bovendien is het aandeel van de diensten die creativiteit vergen, zoals R&D of octrooien, vooralsnog bescheiden. Al die diensten samen vormen nochtans een katalysator van de groei die aan de hele economie ten goede zou kunnen komen, en het daarvoor benodigde menselijk kapitaal is in België beschikbaar.

Hoewel, ten slotte, de expansie van de diensten die samenhangen met de centrale positie van België in Europa, een stevige waarborg is voor de toekomst, moet de meer bescheiden ontwikkeling van bepaalde groeistimulerende diensten een aandachtspunt blijven. Het beleid moet de laatstgenoemde diensten derhalve trachten te versterken door de ontwikkeling te bevorderen van de ondernemingen die in deze domeinen actief zijn, terwijl het de bloei van de eerstgenoemde diensten blijft ondersteunen.