Perscommuniqué - Het Belgische depositogarantiestelsel vanuit een Europees perspectief

Artikel gepubliceerd in het Economisch Tijdschrift van december 2010

Een depositogarantiestelsel beschermt tot op zekere hoogte de tegoeden van de deposanten op het ogenblik dat een financiële instelling de terugbetaling ervan niet kan nakomen. Sinds de financiële crisis gaat naar deze stelsels verhoogde aandacht uit. In dit artikel wordt dieper ingegaan op het nut en de voor- en nadelen van de garantiestelsels en hoe zij nationaal en internationaal in het licht van de crisis werden hervormd. Deze hervormingen zijn nog in volle beweging, getuige de recente wetgevende voorstellen van de Europese Commissie ter zake. In dit artikel wordt stilgestaan bij de implicaties en uitdagingen die deze hervormingen teweegbrengen, zowel voor de bescherming van de deposant als voor het handhaven van de financiële stabiliteit.

Depositogarantiestelsels hebben een tweevoudig doel: het beschermen van de tegoeden van de deposanten en het handhaven van de financiële stabiliteit. Door de deposito's te verzekeren draagt de depositogarantiebescherming bij tot het creëren van een vertrouwensklimaat, waardoor banken minder bloot staan aan zelfvervullende paniekreacties of bank runs.

Aan depositogarantiestelsels zijn enkele voor- en nadelen verbonden. Door de bescherming van de tegoeden wordt in crisistijden een groot deel van het financieel vermogen van de huishoudens veiliggesteld, wat belet dat er een negatieve spiraal ontstaat tussen de financiële sector en de reële economie. Voorts bieden depositogarantiestelsels enkele belangrijke voordelen in het kader van het vrijwaren van de financiële stabiliteit, voornamelijk in vergelijking met impliciete garanties die vaak een «blanco cheque» bieden aan alle schuldeisers van de financiële instellingen. Zo bieden depositogarantiestelsels nog prikkels tot een marktconform risicotoezicht vermits zij een aantal actoren (bv. institutionele beleggers en overheden) van bescherming uitsluiten. Daarnaast creëren ze een level playing field tussen grote en kleine banken. Depositogarantiestelsels houden evenwel een risico op moral hazard in. Indien de garanties hoog zijn kunnen deze immers een vrijgeleide betekenen voor risicozoekend gedrag van zowel de deposanten als de financiële instellingen, waardoor precies het omgekeerde wordt bereikt van wat wordt beoogd.

De stelsels moeten dan ook zodanig worden geconcipieerd dat deze nadelen zoveel mogelijk worden ondervangen en dat zij hun doelstellingen, namelijk consumentenbescherming en financiële stabiliteit, in de mate van het mogelijke simultaan kunnen bereiken.

Om het vertrouwen tijdens de recente financiële crisis te herstellen, werd de depositogarantie in België in het najaar van 2008 fors opgetrokken van €20.000 tot €100.000. Deze garantie geldt per deposant voor het totaal van zijn rekeningen per bank. Gedekt zijn alle depositotegoeden die luiden in een munt van de Europese Economische Ruimte alsook tegoeden op een beleggersrekening en door kredietinstellingen uitgegeven schuldbewijzen (bv. kasbons). Daarnaast werd ook een garantieregeling uitgewerkt voor bepaalde levensverzekeringen, eveneens tot een bedrag van €100.000. De garantie op financiële instrumenten en effecten in bewaring (bv. aandelen, obligaties, beleggingsfondsen) bleef behouden op €20.000.

De hogere dekking van het Belgische stelsel leidde tot een aanzienlijke verhoging van de bijdragen van de financiële instellingen, die weliswaar een belasting voor de financiële sector betekent, maar het stelsel geloofwaardiger maakt. Tot nu toe bedroegen de reserves van het Belgische garantiestelsel ongeveer 0,4% van het totale depositobedrag dat de huishoudens aanhouden. Er zij opgemerkt dat in een aantal EU-lidstaten geen reserves vooraf worden aangelegd waardoor deze voor een eventuele uitkering volledig aangewezen zijn op achteraf opgehaalde middelen.

In het licht van de crisis werden de depositogaranties in heel wat EU-lidstaten reeds in 2008 herzien. Een EU-Richtlijn die sedert 11 maart 2009 van kracht is, voorziet dat alle lidstaten hun garantieniveaus vóór juli 2009 dienen op te trekken tot minimaal €50.000 en tegen eind 2010 tot een vast bedrag van €100.000.

Door het verhoogde garantieniveau van €100.000 is de dekking voor de particulieren in België nagenoeg volledig. Begin 2010 hielden ze gemiddeld ongeveer €22.500 aan bankdeposito's aan. Hoewel de depositotegoeden ongelijk gespreid zijn, waarbij een klein percentage van de bevolking zeer grote bedragen aanhoudt, wijst dit gemiddelde toch op een hoge dekkingsgraad waarbij er mag worden van uitgegaan dat ongeveer 95% van de deposito's volledig gedekt zijn.

Een recent voorstel van de Europese Commissie tot nieuwe EU-Richtlijn, d.d. 12 juli 2010, is voornamelijk gericht op een harmonisatie van de stelsels op gebied van zowel de geboden garanties als de financiering ervan, teneinde tussen de lidstaten een level playing field te creëren ter bevordering van de financiële integratie binnen de EU. Een harmonisatie drong zich op, gelet op de significante verschillen tussen de nationale stelsels en de onduidelijkheid die dat teweegbracht voor de cliënteel van grensoverschrijdende instellingen. Zo bepaalt het voorstel dat de deposant vanaf 2013 ongeacht de door hem gekozen instelling in de EU, op het totaal van zijn deposito's per instelling een waarborg van €100.000 geniet, die in geval van een faillissement binnen de zeven dagen moet worden uitgekeerd. Voorts wenst de Commissie de stelsels ook efficiënter en geloofwaardiger te maken door hun administratieve regels te vereenvoudigen en ze te voorzien van een meer solide ex ante financiering, die tegen 2020 ongeveer 1,5% van het totaal van de deposito's zou moeten bedragen. Ten slotte wordt in het voorstel ook bijzondere aandacht besteed aan het beperken van risicozoekend gedrag dat een gevolg zou kunnen zijn van de geboden garanties, door de bijdragen van de financiële instellingen tot het garantiefonds deels afhankelijk te maken van hun risicoprofiel. Ondanks de invoering van een risicogebonden financiering zal er evenwel een belangrijke taak weggelegd blijven voor het prudentieel toezicht en de prudentiële regulering om de risico’s te beperken.

Dit voorstel moet echter nog door het Europees Parlement en de Raad worden goedgekeurd. De impact ervan wordt overigens bij voorkeur beoordeeld in het licht van het ruimer maatregelenpakket dat erop gericht is het financieel systeem weerbaarder te maken, onder meer de nieuwe structuur inzake prudentieel toezicht, het Basel III-voorstel voor strengere kapitaal- en liquiditeitsvereisten en eventuele nieuwe heffingen in de financiële sector.