Perscommuniqué - Heeft de crisis het DNA van de Belgische economie gewijzigd?

Als gevolg van de ontwikkeling van de informatie- en communicatietechnologieën en de integratie van nieuwe economieën in de wereldhandel zijn de productieprocessen momenteel gefragmenteerd. In plaats van zelfvoorzienend te werken, door alle opeenvolgende productiefasen zelf te beheren, doen de bedrijven in ruime mate een beroep op outsourcing, waarbij ze halffabricaten of intermediaire diensten bij andere ondernemingen betrekken. Doorgaans specialiseren bepaalde bedrijven zich in dienstverlening – bijvoorbeeld boekhouding, vervoer, marketing, enz. – voor rekening van derde ondernemingen, andere specialiseren zich in de vervaardiging van halffabricaten of onderdelen. Het is niet noodzakelijk hun bedoeling voor de verbruiker een gereed product tot stand te brengen, maar ze zijn een schakel in de productieketen. Het productieapparaat van een economie bestaat tegenwoordig dus uit een echt netwerk van onderling verweven ondernemingen. Dat netwerk stopt niet aan de landsgrenzen. De bedrijven gaan tal van aan- en verkooprelaties met in het buitenland gevestigde partners aan, vooral in een kleine open economie zoals de Belgische.

Die fragmentatie van de productie kan worden gekenmerkt door verschillende voor de bedrijven relevante indicatoren. Een daarvan, het concept van de totale lengte van de productieketen waar een onderneming deel van uitmaakt, laat zien hoeveel ondernemingen achtereenvolgens bij de vervaardiging van een eindproduct betrokken zijn. Bovendien neemt elk bedrijf in een productieketen een bepaalde positie in. Aan de hand van dit tweede concept wordt nagegaan of een onderneming eerder gespecialiseerd is in de beginfasen van de productie of, integendeel, in het eindsegment waarin het gereed product wordt afgeleverd. Hoewel in de economische analyse tot dusver zeer weinig rekening wordt gehouden met die aspecten, begint de academische wereld er langzamerhand aandacht aan te besteden dankzij, onder meer, de recente publicatie van macro-economische gegevens die een verband leggen tussen de productiecijfers van verschillende, in diverse landen gevestigde bedrijfstakken. Op basis van die studies en door toepassing van de principes van de input-ouputanalyse op een originele databank met micro-economische gegevens, wordt in dit artikel een nieuwe benadering toegelicht van de werking van de Belgische economie; daaruit wordt een eerste reeks bevindingen afgeleid in het licht van, onder meer, de recente crisis.

Concreet blijkt uit de analyse dat de Belgische ondernemingen doorgaans deel uitmaken van relatief lange productieketens. De Belgische economie is bovendien gespecialiseerd in segmenten die zich in een relatief vroeg stadium van het productieproces bevinden. De binnen de landsgrenzen geproduceerde goederen en diensten zijn dus gemiddeld vrij ver verwijderd van de eindverbruiker. In dat opzicht spelen twee effecten een rol: (i) het aandeel van de bedrijfstakken die veeleer in de eerste stadia van de productie actief zijn, zoals de chemische nijverheid, de ijzer- en staalnijverheid of bepaalde diensten aan ondernemingen, is in België betrekkelijk groot en (ii) vergeleken met bedrijven uit andere Europese landen die tot dezelfde bedrijfstakken behoren, zijn de Belgische ondernemingen doorgaans gespecialiseerd in de beginfasen van de productie, zodat de geproduceerde goederen of diensten nog bewerkingen moeten ondergaan vooraleer ze aan de eindverbruiker worden aangeboden.

Wat de economische resultaten betreft, blijkt uit de econometrische analyse in dit artikel dat het verschijnsel van de fragmentatie van de productieprocessen tijdens de periode 2002-2011 voor de Belgische ondernemingen al met al gunstig was. De ondernemingen die erin slaagden zich in de langste productieketens te integreren, groeiden immers het sterkst. Het waren evenwel de ondernemingen die zich aan het einde van de keten bevonden, met andere woorden dicht bij de eindverbruiker, die er het meest baat bij hadden. De fragmentatie en de nabijheid van de consumenten blijken dus bepalend te zijn voor de economische resultaten.

De economische crisis zorgde echter voor een onderbreking van het fragmentatieproces, waardoor het productienetwerk in België inkromp. De transacties van de nieuwe bedrijven waren niet in staat het verdwijnen van ondernemingen of het wegvallen van in het verleden aangeknoopte economische betrekkingen volledig te compenseren. In het Belgische netwerk waren het vooral de kleine, weinig productieve en in de beginfasen van de productie gespecialiseerde bedrijven die het meest verzwakten.

Uiteindelijk blijven zowel de nieuwe als de reeds lang geboekte productiviteitswinsten van de ondernemingen een doorslaggevend criterium voor hun voortbestaan en hun ontwikkeling. De specialisatie in een welbepaald segment van de productie door gebruik te maken van outsourcing of van spin-offs voor productiefasen die de bedrijven minder goed beheersen, is een van de strategieën om die doelstelling te bereiken. Een toenadering tot de eindverbruiker, onder meer door rechtstreeks op hem afgestemde producten of diensten uit te werken of door een echte klantgerichte benadering, is een andere strategie. Om de producten voor de consumenten aantrekkelijk te maken, blijft het daarbij van essentieel belang de werknemers op te leiden en te streven naar innovatie op het gebied van design, communicatie en marketing.