Perscommuniqué - Europees governancekader inzake overheidsfinanciën: toelichting en evaluatie

Artikel gepubliceerd in het Economisch tijdschrift van September 2015

Het begrotingsbeleid van de landen van het eurogebied is tot dusver, in tegenstelling tot het monetair beleid, een nationale bevoegdheid. Het wordt evenwel in belangrijke mate bepaald door een Europees governancekader dat erop gericht is de begrotingsdiscipline te bevorderen en ongewenste begrotingsresultaten te vermijden. Dat kader, waaraan bindende begrotingsregels zijn gekoppeld, is een van de hoekstenen van de muntunie en voor de goede werking ervan is het van cruciaal belang dat de lidstaten de regels naleven.

De basis van dat Europees begrotingskader werd gelegd met het Verdrag van Maastricht en met het Stabiliteits- en groeipact, dat de vereisten van het Verdrag inzake begrotingstoezicht implementeert. Het bestaat uit een preventief gedeelte, dat erop gericht is het ontstaan van onhoudbare budgettaire situaties te vermijden, en een corrigerend gedeelte, dat betrekking heeft op de herstelmaatregelen voor de lidstaten die kampen met zware problemen in het vlak van hun overheidsfinanciën. Diverse aanpassingen aan dat begrotingskader hebben het intelligenter, maar terzelfder tijd ook complexer gemaakt.

Echter, sinds de start van de Europese muntunie worden de belangrijkste regels van het Stabiliteits- en groeipact vaak niet nageleefd. Die vaststelling is onmiskenbaar het gevolg van het in sommige landen vrij zwak draagvlak voor de strikte naleving van de regels, maar ze vloeit voor een deel ook voort uit de zeer complexe regels van het begrotingskader en uit het laks toezicht op de toepassing ervan. Daarbij spelen vooral de hoge mate van flexibiliteit en de talrijke uitzonderingsclausules een belangrijke rol. De versterking van de regels van het Stabiliteits- en groeipact tijdens de periode 2011-2013 blijkt in de meeste landen van het eurogebied evenwel te hebben bijgedragen aan een verbetering van de overheidsfinanciën, die tijdens de financiële crisis en de eruit voortvloeiende economische recessie waren ontspoord. Toch moeten tal van lidstaten, waaronder België, nog extra inspanningen leveren om aan de begrotingsregels te voldoen. Zo hebben de meeste landen hun doelstelling op middellange termijn nog niet bereikt: voor de meeste landen komt die doelstelling neer op een structureel begrotingsevenwicht of een beperkt structureel tekort. Voorts ligt de schuldgraad in heel wat landen nog te hoog en is, vanwege de vergrijzingskosten, de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn niet gevrijwaard.

In het licht hiervan moeten de huidige regels van het Stabiliteits- en groeipact op korte en middellange termijn correct worden toegepast. Dat is vooral de verantwoordelijkheid van de lidstaten, maar ook de EC moet zorgen voor, enerzijds, meer duidelijkheid en transparantie en, anderzijds, dient ze de regels beter af te dwingen en uniformer toe te passen. Dit kan de lidstaten er toe aansporen de regels strikt na te leven en zou het Europees begrotingskader doeltreffender maken. De flexibiliteit binnen de bestaande regels van het Stabiliteits- en groeipact optimaal trachten te benutten ter bevordering van een groeivriendelijk begrotingsbeleid kan alleen maar worden toegejuicht. Een overmatige cumulatie van grote flexibiliteit en uitzonderingsclausules dreigt echter het regelgebaseerd governancekader te ondermijnen, wat absoluut moet worden vermeden.

Op lange termijn is het wenselijk dat het begrotingsbeleid in hogere mate wordt gecentraliseerd, maar dat vereist meer macro-economische en sociale convergentie en fundamentele stappen richting politieke unie.  Het eind juni 2015 gepubliceerde rapport van de vijf presidenten bevat een aantal interessante voorstellen en vormt hoe dan ook een gedegen uitgangspunt voor de hervorming van het begrotingskader.