Perscommuniqué - Economische projecties voor België – Najaar 2011

Artikel gepubliceerd in het Economisch Tijdschrift van december 2011

Gelijktijdig met de publicatie van nieuwe projecties van het Eurosysteem voor de eurozone door de ECB, stelt dit artikel de verwachte resultaten voor de Belgische economie in 2011 en 2012 voor. Die projecties werden opgesteld in een context die de voorbije maanden sterk is versomberd. Enerzijds zijn de internationale bedrijvigheid en handel sterker dan verwacht vertraagd op wereldniveau. Anderzijds weegt de dramatische versterking van de overheidsschuldcrisis in het eurogebied zwaar op de financiële instellingen, die omvangrijke portefeuilles overheidseffecten aanhouden. Meer in het algemeen is het vertrouwen van de bedrijfsleiders en consumenten fors verslechterd.

In deze context maken de projecties voor de eurozone gewag van een ingrijpende neerwaartse herziening van de gemiddelde bbp-groei in 2012. Zo wordt voor eind 2011 en begin 2012 meer bepaald uitgegaan van een periode van economische stagnatie, of zelfs van lichte recessie; vervolgens zou de situatie zich matig blijven herstellen. Alle belangrijke vraagcomponenten zouden bijdragen aan de zwakke bedrijvigheid, inclusief de overheidsuitgaven voor consumptie en investeringen in de landen die maatregelen inzake begrotingsconsolidatie ten uitvoer leggen. In deze context zou de bbp-groei in de eurozone die in 2010 1,8 % bedroeg, tussen 1,5 en 1,7 % in 2011 en tussen 0,4 en 1,0 % in 2012 uitkomen. De inflatie die in 2010 1,6 % bedroeg, zou tussen 2,6 en 2,8 % in 2011 en tussen 1,5 % en 2,5 % in 2012 uitkomen.Zowel voor de eurozone als voor België werden deze projecties opgesteld op basis van hypothesen die midden november 2011 werden vastgesteld. Zij verwachten een groeivertraging van het internationale handelsverkeer in 2011 en 2012. De olieprijzen zouden van een gemiddelde van 79,6 dollar in 2010 evolueren naar 111,5 dollar in 2011 en 109,4 dollar in 2012. Verwacht wordt dat de rentetarieven eveneens de door de markt voorziene evolutie zullen volgen. Als jaargemiddelde zou de rente op de driemaands interbancaire deposito’s 1,4 % in 2011 en 1,2 % in 2012 bedragen en die op obligaties van de Belgische staat zou in 2011 en 2012 respectievelijk 4,3 % en 5,1 % belopen. De wisselkoersen worden constant gehouden, namelijk op een niveau van 1,36 dollar voor één euro. De projecties voor België zijn afgesloten op 25 november 2011. Men heeft dus geen rekening kunnen houden met de maatregelen voor de begroting 2012 die, in het kader van de onderhandelingen voor de regeringsvorming, later werden aangekondigd. Teneinde geen achterhaalde resultaten voor te stellen, reiken de ramingen voor rekening van de overheid in dit artikel derhalve niet verder dan 2011.

In België maakten de verslechtering van de externe omgeving, de toename van de financiële spanningen en, tegelijkertijd, van de onzekerheid, in de zomer van 2011 abrupt een einde aan de herstelbeweging die sinds midden 2009 werd waargenomen. Volgens de flashramingen van het INR ging het bbp in het derde kwartaal stagneren, en gelet op - onder meer - de ongunstige oriëntatie van de conjunctuurindicatoren, mag worden verwacht dat de groei eind dit jaar en begin 2012 in de buurt van nul zal blijven. Verwacht wordt dat de bedrijvigheid vervolgens zal aantrekken dankzij, met name, de buitenlandse vraag; het herstel zou evenwel gematigd zijn omdat het zou worden afgeremd door nog steeds onzekere vooruitzichten als gevolg van de noodzakelijke sanering van de overheidsfinanciën en de versteviging van de financiële instellingen. De bbp-groei zou 2 % in 2011 en 0,5 % in 2012 belopen. Dit betekent een neerwaartse bijstelling met respectievelijk 0,6 en 1,8 procentpunt ten opzichte van de in juni gepubliceerde projecties. De werkgelegenheid, die op het hoogtepunt van de recessie van 2008-2009 blijk had gegeven van een onverwachte weerbaarheid, herstelt sinds begin 2010. Gemiddeld op jaarbasis steeg het arbeidsvolume met 0,8 % in 2010 en met 1,5 % in 2011; en zou in 2012 met nog slechts 0,4 % toenemen. De grootste nettocreatie van banen was geconcentreerd tussen begin 2010 en het tweede kwartaal van 2011, nl. zowat 63 000 bijkomende banen in 2010, in de eerste helft van 2011 kwamen daar nog eens 38 000 banen bij. Nadien zou de toename van de werkgelegenheid flink vertragen, maar zou ze licht positief blijven. Tussen medio 2011 en eind 2012 zou de binnenlandse werkgelegenheid met ongeveer 23 000 eenheden toenemen. Een en ander zou het gevolg zijn van een verdere toename van het aantal werkenden in het kader van de dienstencheques en in de sector van de gezondheidszorg en de andere niet-marktdiensten. Houdt men rekening met het effect van de vertraging van de nettobanencreatie, in combinatie met de regelmatige stijging van het aantal personen dat zich op de arbeidsmarkt aandient, dan zou de dalende tendens die de afgelopen maanden in de werkloosheid is opgetekend - van 8,5 % in het voorjaar van 2010 tot 6,6 % in oktober 2011 – in 2012 omslaan. Gemiddeld beschouwd, zou de geharmoniseerde werkloosheidsgraad in 2012 7 % belopen.

Terwijl het herstel van het bbp zich tot het tweede kwartaal van 2011 progressief uitbreidde naar alle vraagcomponenten, hebben opnieuw oplopende financiële spanningen en de algemene verslechtering van het conjunctuurklimaat en van de vooruitzichten dit beeld echter bruusk doen versomberen. Na de gunstige invloed tot aan het eerste kwartaal van 2011 van het herwonnen elan van de buitenlandse vraag, zou de groei van de uitvoermarkten terugvallen van 10,1 % in 2010 naar 5,8 % in 2011 en 3,7 % in 2012. In totaal zou het verloop van de Belgische uitvoer naar volume vergelijkbaar zijn, aangezien de verwachte groei zou afnemen van 9,9% tot 5,5% in 2011. In 2012 zou hij slechts 1,7 % belopen. De huishoudelijke consumptie had zich na de crisis vrij snel hersteld door de snelle daling van de spaarquote, naarmate de huishoudens opnieuw optimistischer werden over de economische vooruitzichten. Dit effect was in 2011 niet meer aanwezig, terwijl de inflatie hun koopkracht ondermijnde. Bovendien wogen het algemene klimaat van onzekerheid maar ook de aanhoudende discussies over de begrotingsvooruitzichten in België op hun consumptieuitgaven. In totaal zou de groei van de consumptie afnemen van 2,3 % in 2010 naar 1 % in 2011 en 0,2 % in 2012. De spaarquote zou toenemen van 16,2 % in 2011 naar 17 % in 2012. De investeringen van de huishoudens in woningen zouden in 2011 en 2012 opnieuw teruglopen met ongeveer 1,5 % per jaar. Het volume van de bedrijfsinvesteringen, dat in 2009 en 2010 een gecumuleerde daling met circa 11 % had laten optekenen, zou in 2011 dan weer met 7,8 % toenemen, tegen de achtergrond van het aanzienlijk herstel van de bezettingsgraad van het productievermogen van de ondernemingen en het herstel van hun rentabiliteit aan het begin van het jaar. Tegelijk met de verzwakking van de vraag wordt voor 2012 een aanzienlijke vertraging van de bedrijfsinvesteringen verwacht, aangezien die met amper 1,7 % zouden toenemen.Sedert eind 2010 komt de inflatie van de consumptieprijzen in België aanzienlijk boven 3 % uit. Volgens de huidige projecties zou de inflatie tot de eerste maanden van 2012 boven die 3 % blijven, vooraleer tegen het einde van het jaar geleidelijk opnieuw terug te lopen tot ongeveer 2 %. De inflatie zou in 2011 gemiddeld 3,5 % bedragen en in 2012 gemiddeld 2,4 %. Zowel het hoge inflatieniveau in 2011, als de daling in 2012 zijn grotendeels het gevolg van het prijsverloop van de energiedragers. De onderliggende inflatie zou zich op een niveau van iets meer dan 1,7 % handhaven. Nadat de loonkosten per eenheid product in de private sector in 2010 stabiel gebleven waren, zouden zij in 2011 en 2012 sterk stijgen, met respectievelijk 2,2 en 2,9 %, als resultaat van de combinatie van de geringe productiviteitsgroei en een snellere toename van de uurloonkosten. Die toename zou aanzienlijk hoger zijn dan die waarvan algemeen wordt uitgegaan voor de voornaamste handelspartners, wat weegt op het concurrentievermogen van de Belgische ondernemingen. De uurloonkosten zouden stijgen van 0,9 % in 2010 tot 2,5 % in 2011 en 3,3 % in 2012. Deze markante versnelling heeft grotendeels te maken met de automatische loonindexering. Behalve met de indexering, houdt de hypothese voor het verloop van de uurloonkosten in de private sector in 2011 en 2012 hoofdzakelijk rekening met de maximale, 0,3 % belopende stijging van de conventionele lonen waarin het door de regering opgelegde ontwerp van centraal akkoord voor het tweede jaar voorziet.

De in dit artikel voorgestelde projecties met betrekking tot de overheidsfinanciën zijn beperkt tot 2011. Het op 26 november 2011 in het kader van de federale regeringsvorming bereikte begrotingsakkoord, kwam immers tot stand na de afsluitingsdatum van de projecties. Volgens de meest recente informatie zullen de overheidsfinanciën het jaar 2011 naar verwachting afsluiten met een tekort van 4,2 % bbp, wat 0,1 procentpunt bbp méér is dan een jaar eerder. Naast de gevolgen van de sterke conjunctuurvertraging op de inkomsten, wordt het resultaat ten belope van 0,2% bbp beïnvloed door de maatregelen die werden genomen naar aanleiding van de moeilijkheden bij de Gemeentelijke Holding, een belangrijke aandeelhouder van Dexia, waarvan de beurskoers is gekelderd. . De schuldgraad van de overheid wordt opgedreven door de leningen die de Belgische overheid heeft aangegaan ter financiering van de aankoop van Dexia Bank België en de leningen aan Griekenland, Ierland en Portugal. Hij zou van 96,2 % van het bbp in 2010 evolueren naar 97,7 % in 2011.