Perscommuniqué - Economische projecties voor België – Najaar 2010

Artikel gepubliceerd in het Economisch Tijdschrift van december 2010

Parallel met de publicatie, in het Maandbericht van de ECB, van nieuwe projecties van het Eurosysteem voor het eurogebied, worden in dit artikel de voor de Belgische economie voor 2010 en 2011 verwachte resultaten voorgesteld. Sedert de publicatie van de vorige prognoses in juni 2010, heeft het medio 2009 begonnen herstel van de wereldeconomie zich voortgezet, zij het niet overal met dezelfde intensiteit. De opkomende economieën waren de stuwende kracht die de internationale handel deed opveren. In de geavanceerde economieën verloopt de versteviging wellicht meer geleidelijk, zoals doorgaans het geval is na economische recessies die gepaard gaan met een financiële crisis. De afgelopen maanden heeft zich trouwens een vertraging afgetekend vanwege de moeilijke overgang naar een zichzelf in de hand werkend herstel, terwijl de op het hoogtepunt van de crisis ingestelde begrotingsstimuli plaats maken voor een algemene consolidatiebeweging van de overheidsfinanciën.

Binnen het eurogebied zijn zware divergenties aan het licht gekomen tussen de resultaten van de economieën die profijt hebben weten te trekken van de versteviging van de buitenlandse vraag, waaronder Duitsland en België, en die van de landen die voor ingrijpende structurele aanpassingen staan. Afhankelijk van het geval, komt het erop aan ernstige onevenwichtigheden inzake overheidsfinanciën te corrigeren, de banksector te saneren of het concurrentievermogen van de economie te herstellen.

Tegen die achtergrond maken de projecties gewag van een voortzetting van het herstel, zij het tijdelijk minder krachtig dan aan het begin van 2010. Ze zijn opgesteld op basis van hypothesen die midden november 2010 zijn geformuleerd. Ze gaan ervan uit dat het buitenlandse handelsverkeer zich in 2010 en 2011 zal blijven herstellen. De aardolieprijzen zouden op de termijnmarkten oplopen van een gemiddelde van $61,9 per vat in 2009 tot $79,5 in 2010 en $88,6 in 2011. Ook de rentetarieven worden verondersteld het verloop te volgen dat door de markt wordt verwacht. Als jaargemiddelde zou de rente op de driemaands interbancaire deposito's in euro in 2010 0,8% belopen en in 2011 1,4%; de rente op obligaties van de Belgische Staat zou in 2010 3,4% bedragen en in 2011 3,8%. De wisselkoersen, van hun kant, worden constant gehouden op $1,39. In die context zal de groei van het bbp in het eurogebied, na een vertraging met 4,1% in 2009, in 2010 wellicht tussen 1,6 en 1,8% schommelen en in 2011 tussen 0,7 en 2,1%. De inflatie, die in 2009 0,3% had bedragen, zou in 2010 tussen 1,5 en 1,7% uitkomen en in 2011 tussen 1,3 en 2,3%.

Ook in België is het in het tweede kwartaal van 2009 schuchter ingezette herstel van de bedrijvigheid sedertdien onafgebroken verstevigd, tot op heden zelfs ietwat krachtiger dan eerder verwacht. Over het geheel genomen, zou het bbp, na een daling met 2,7% in 2009, in 2010 en 2011 met resp. 2,1% en 1,8% groeien; dat zijn stijgingstempo's die lichtjes uitstijgen boven die van het eurogebied.

Gelet op de scherpe daling van het bbp met 4,2% aan het begin van 2009, op het hoogtepunt van de recessie, vormde het weerstandsvermogen van de arbeidsmarkt een verrassing in gunstige zin. De afname van de werkgelegenheid bleef niet enkel beperkt, maar was ook van korte duur: al met al liep de werkgelegenheid tussen eind 2008 en eind 2009 met 38.400 eenheden terug. Volgens de gegevens van het INR werden deze verliezen reeds zo goed als gecompenseerd door de banencreatie tijdens de eerste twee kwartalen van 2010, terwijl algemeen werd verwacht dat de neerwaartse aanpassing van de arbeidsmarkt dit jaar zou aanhouden. Volgens de nieuwe projecties zou de werkgelegenheidscreatie ruim 56.000 eenheden bedragen in 2010 en 15.000 extra eenheden in 2011. Deze veerkracht van de werkgelegenheid kan worden verklaard door het beroep op flexibiliteitssystemen tijdens de periode van economische vertraging en door een vermindering van de productiviteit per uur. Tegen die achtergrond is de werkloosheidsgraad gestegen van 7% in 2008 tot 7,9% in 2009 en 8,5% in 2010. In 2011 zou hij 8,6% belopen.

Het herstel werd ingezet in de loop van 2009 doordat een einde kwam aan de voorraadafbouw en doordat de uitvoer opveerde als gevolg van de forse versteviging van de internationale handel, wat zich voor 2010 vertaalt in een significante bijdrage van de voorraadwijziging en van de netto-uitvoer aan de bbp-groei. Ook de binnenlandse vraag, ongerekend voorraadwijziging, zou aan dynamiek winnen, onder impuls van de particuliere consumptie. Na een daling van de consumptie begin 2009, in de context van grote onzekerheid over de werkgelegenheidsvooruitzichten en aanzienlijke verliezen op het financiële vermogen van de consumenten, hebben het herstel van de beurskoersen in de loop van 2009 en het weerstandsvermogen van de arbeidsmarkt deze laatsten immers ertoe aangezet hun bestedingen opnieuw op te voeren. Al met al zou de particuliere consumptie, na een inkrimping met 0,2% in reële termen in 2009, toenemen met 1,4% in 2010. Deze toename zou uitsluitend voortvloeien uit de verlaging van de spaarquote met 1,5 procentpunt, zodat deze opnieuw het niveau van 2008 zou bereiken. Het beschikbare inkomen van de huishoudens, van zijn kant, zou in 2010 afnemen met 0,5% in reële termen, onder meer als gevolg van het gematigde verloop van de lonen en van de rente-inkomens, alsook van de beslissing van de Vlaamse regering om de tijdens het voorgaande jaar toegekende belastingverlagingen te beperken. In 2011 zou de particuliere consumptie met 1,4% groeien, in overeenstemming met de stijging van het beschikbare inkomen. In dat jaar zouden ook de investeringen in woningen en de bedrijfsinvesteringen opnieuw toenemen.

In het verlengde van de beweging die werd ingezet in het midden van het voorgaande jaar, toen ze tijdelijk negatief was geworden, is de inflatie - gemeten aan de hand van de HICP – in 2010 snel gestegen en bereikte ze 3,1% in oktober. Ze zou evenwel licht zakken in de loop van het volgende jaar. Zo zou de inflatie op gemiddelde jaarbasis toenemen van 0% in 2009 tot 2,3% dit jaar, waarna ze zou teruglopen tot 2,1% in 2011. Deze ontwikkelingen worden in ruime mate bepaald door het prijsverloop van de energiedragers. De inflatie ongerekend energie, van haar kant, zou, na een vertraging tot medio 2010, geleidelijk blijven toenemen tegen de achtergrond van de conjunctuurversteviging.

Door de daling van de arbeidsproductiviteit, ten gevolge van de zwakke conjunctuur, in combinatie met de nog altijd krachtige stijging van de uurloonkosten, zijn de loonkosten per eenheid product in de private sector in 2009 met 4,7% toegenomen. In 2010 zouden ze met 0,2% teruglopen en in 2011 met 2% omhooggaan. De groei van de uurloonkosten zou dan weer afnemen van 3,9% in 2009 tot 0,5% in 2010. Overeenkomstig de bepalingen van het centraal akkoord van december 2008 voor de periode 2009-2010, wordt in deze voorspelling rekening gehouden met de indexering en met de mogelijkheid om, in het kader van de onderhandelingen in de paritaire comités, niet-recurrente premies toe te kennen van €125 in 2009 en van €250 in 2010. In 2011 zou de stijging van de uurloonkosten 2,4% belopen, wat - volgens de technische hypothese waarop deze projecties berusten – overeenstemt met het verwachte indexeringseffect.

Op basis van de meest recente informatie wordt verwacht dat de overheidsfinanciën het jaar 2010 zullen afsluiten met een tekort van 4,8% bbp, een verbetering met 1,2 procentpunt bbp ten opzichte van 2009. Aangezien er geen begroting is voor het federale niveau en de sociale zekerheid, zijn de vooruitzichten voor 2011 zeer onzeker. Bij ongewijzigd beleid in deze twee deelsectoren, en rekening houdend met de verdere verbetering van de economische situatie, zou het tekort uitkomen op 4,7%.

De stijging van de schuldgraad van de overheid zou in 2010 en in 2011 aanhouden, zij het in een veel gematigder tempo dan de twee voorgaande jaren. In 2010 zou de schuldgraad 97,6% bbp belopen. Deze laatste zou verder toenemen in 2011, tot 99,8% bbp.