Perscommuniqué - Directe investeringen en aantrekkelijkheid van België

Artikel gepubliceerd in het Economisch Tijdschrift van juni 2007

Gelet op de uitbreiding van de internationale handel, vormen de buitenlandse directe investeringen (BDI) zowel een van de meest zichtbare uitingen van de mondialisering van de economie als een ontwikkelingsfactor voor heel wat landen. In het bijzonder voor de opkomende landen zijn ze een katalysator van de economische groei. In de industrielanden vormen ze een middel om het productieapparaat aan te passen teneinde in te spelen op de uitdagingen van de internationale concurrentie en op de kansen die het ontstaan van nieuwe afzetmarkten biedt.

Wegens de kleine omvang en de grote openheid van de Belgische economie, spelen de BDI er een belangrijke rol. Eind 2005 werd nagenoeg de helft van het in alle Belgische vennootschappen samen geïnvesteerde eigen vermogen rechtstreeks of onrechtstreeks aangehouden door buitenlandse aandeelhouders. Op dat ogenblik hadden alleen de dochterondernemingen van buitenlandse ondernemingen, dat wil zeggen de vennootschappen waarvan het kapitaal voor meer dan 50 pct. direct in handen is van een buitenlands bedrijf, in België 357.600 personen in dienst, dat is 15,2 pct. van de totale werkgelegenheid in de ingezeten ondernemingen, terwijl de dochterondernemingen van Belgische ondernemingen in het buitenland 343.864 personen in dienst hadden.

Dit artikel beoogt de buitenlandse directe investeringen van België en de in België verrichte BDI te analyseren en te plaatsen in de tijd maar ook ten opzichte van de andere ontwikkelde landen en meer bepaald ten opzichte van de buurlanden. Bovendien is het de bedoeling de voornaamste determinanten vast te stellen van de recente ontwikkelingen en van de relatieve positie van België in 2005, het laatste jaar waarvoor gegevens omtrent de uitstaande bedragen aan BDI beschikbaar zijn.

Gedurende de jaren negentig zijn de BDI-stromen in de wereld sterk gestegen als gevolg van het opheffen van de hinderpalen voor de buitenlandse handel en het kapitaalverkeer, de liberalisering en de privatisering van de tot dan toe beschermde sectoren. Dat proces werd bovendien in de hand gewerkt door de groei van de informatie- en communicatietechnologie. Die diverse factoren hebben bijgedragen aan de oprichting van nieuwe dochterondernemingen, met name in de opkomende economieën, alsmede aan grensoverschrijdende fusies en overnames, die ten grondslag lagen aan het merendeel van de BDI-stromen in de ontwikkelde landen. Het BDI-volume is in het begin van de jaren 2000 fors gedaald in een context van economische neergang, schuldafbouw van de ondernemingen en het uiteenspatten van de zeepbel op de financiële markten. Vanaf 2004 vertonen de wereldwijde BDI een opleving, onder meer als gevolg van de in de opkomende landen verrichte investeringen.

Hoewel de directe-investeringsrelaties van België beïnvloed worden door dezelfde determinanten als die welke ten grondslag liggen aan de wereldwijde ontwikkeling van de BDI, verschillen ze van die van de andere economieën door de omvang van hun volume. De verhouding tussen de stromen en de uitstaande bedragen inzake BDI en het bbp is er inderdaad veel groter dan in de meeste andere ontwikkelde landen, zowel wat betreft de instroom als wat betreft de uitstroom van BDI. De omvang van zijn directe-investeringsrelaties met het buitenland weerspiegelt zowel de rol van België als financiële draaischijf, die met name verloopt via de coördinatiecentra, als zijn positie van kleine open economie in de Europese Unie waarvan de eenmaking eerder gestart is en verder gegaan is dan in andere vrijhandelszones. Ongerekend de coördinatiecentra, beliepen de uitstaande bedragen van de BDI-instromen van België in 2005 65 pct. bbp en die van de uitstromen 53  pct. bbp, tegen respectievelijk 33,9 en 40,2 pct. voor de EU als geheel.

De voorbije tien jaar zijn de BDI van België voortdurend en sneller gestegen dan de binnenlandse economische activiteit. Hoewel de BDI-uitstromen, net als in andere ontwikkelde landen, vooral gericht zijn op de ontwikkelingslanden, in een streven zowel naar nieuwe afzetmarkten als naar een vermindering van kosten, in het bijzonder voor arbeidsintensieve activiteiten, blijven de BDI in de ontwikkelde landen het omvangrijkst. In 2005 was 88,9 pct. van het uitstaande bedrag aan buitenlandse directe investeringen geconcentreerd in de ontwikkelde landen, met inbegrip van de nieuwe EU-lidstaten. Die kapitaaloverdrachten, deels tot stand gebracht via fusies en overnames, werden voornamelijk verricht door Belgische ondernemingen uit de dienstensector en beoogden vooral het aanboren van markten.

Tijdens dezelfde periode lijkt de BDI-instroom iets minder snel gestegen te zijn. In termen van uitstaande bedragen, zijn de BDI in het begin van de jaren 2000 zelfs stabiel gebleven. De recente dynamiek van de BDI in België was minstens even gunstig als in de andere Europese landen als geheel en met name in de buurlanden. Het aantal in België opgezette greenfield-projecten, die effectief leiden tot het opzetten of het uitbreiden van activiteiten, vertoonde trouwens een opwaartse tendens, in een tempo dat vergelijkbaar was met dat van de in het geheel van de EU ontwikkelde projecten. Wat de aantrekkingskracht voor buitenlandse investeringen betreft, zijn de voornaamste troefkaarten van België, in termen van activiteiten, de chemische nijverheid, met inbegrip van de biowetenschappen, alsook vervoer en communicatie, in het bijzonder logistiek en distributie.

Over het algemeen lijkt de voornaamste reden om BDI in België te verrichten het inspelen op de Europese markt te zijn of althans op de meest ontwikkelde kern ervan waarvan het deel uitmaakt. Bij de keuze van de lokalisatie van een project, treedt België in concurrentie met de landen van de EU en in het bijzonder met zijn buurlanden waarvan de economische eigenschappen, met name de levensstandaard, vergelijkbaar zijn. Ten opzichte van de EU-landen, en met name de nieuwe EU-lidstaten waarvan de economische ontwikkeling minder ver gevorderd is, vertoont België een handicap in termen van uurloonkosten maar tegelijkertijd een hoog productiviteitspeil en diverse voordelen inzake omgevingscriteria en operationele criteria. België scoort hoog wat betreft de kwaliteit van de infrastructuur, zowel inzake vervoer, logistiek als telecommunicatie, factoren die voor het merendeel van de bedrijfsleiders als zeer belangrijk gelden. Een ander comparatief voordeel van België is zijn centrale positie in het hart van de meest ontwikkelde regio van de Europese Unie. Die twee types van voordelen verklaren met name zijn gunstige positie inzake logistiek en distributie.